ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ6796

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
22-004880-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis wegens onjuiste betekening van de dagvaarding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte. De zaak betreft de geldigheid van de inleidende dagvaarding die op 12 september 2012 aan de verdachte zou zijn betekend. De raadsvrouw van de verdachte heeft aangevoerd dat de betekening niet op de juiste wijze heeft plaatsgevonden, omdat de dagvaarding niet aan de verdachte in persoon is uitgereikt, maar aan een ander. Dit werd ondersteund door het feit dat de handtekening op de akte van uitreiking niet overeenkwam met die van de verdachte op een ander document in het dossier. Het hof heeft vastgesteld dat de akte van uitreiking onjuist was ingevuld, wat leidde tot de conclusie dat de betekening van de dagvaarding niet voldeed aan de eisen van artikel 588 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft daarom het vonnis waarvan beroep vernietigd en de dagvaarding in eerste aanleg nietig verklaard. De zaak is terugverwezen naar de rechtbank Den Haag om opnieuw recht te doen met inachtneming van dit arrest. Deze beslissing benadrukt het belang van een correcte betekening van juridische documenten, vooral in strafzaken waar de rechten van de verdachte op het spel staan.

Uitspraak

Aantekening mondeling arrest
Gerechtshof Den Haag
Rolnummer: 22-004880-12
Parketnummer: 09-090157-12
TEGENSPRAAK
Uitspraak van de enkelvoudige strafkamer van 12 maart 2013 in de zaak tegen de verdachte:
naam: [ ],
voornamen: [ ],
geboren op [ ] te [ ],
wonende te [ ].
Geldigheid inleidende dagvaarding
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw namens de verdachte het verweer gevoerd dat de betekening van de inleidende dagvaarding om te verschijnen ter terechtzitting van de kantonrechter te Den Haag van 12 september 2012 niet op juiste wijze heeft plaats gevonden omdat die dagvaarding niet aan de verdachte in persoon is uitgereikt maar aan een ander, terwijl op die akte is ingevuld dat de dagvaarding in persoon is uitgereikt. De raadsvrouw heeft daarbij opgemerkt dat de handtekening die op de akte van uitreiking is geplaatst niet van de verdachte is.
Het hof stelt vast dat op akte van uitreiking is ingevuld dat de dagvaarding aan de verdachte in persoon is uitgereikt en dat een handtekening is geplaatst die niet lijkt op de handtekening van de verdachte op een ander schriftelijk stuk in het dossier, namelijk het zogenaamde "Antwoordformulier CJIB". Er is bovendien ondertekend met de naam "[ ]". Nu de verdachte zich op het standpunt stelt dat niet hij maar een ander de dagvaarding in ontvangst heeft genomen, is de akte van uitreiking kennelijk onjuist ingevuld.
Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat de betekening van de inleidende dagvaarding niet heeft plaatsgevonden overeenkomstig de voorschriften van
artikel 588 van het Wetboek van Strafvordering. Gelet op het belang van een juiste betekening is het hof van
oordeel dat de inleidende dagvaarding - mede in aanmerking genomen dat de verdachte niet ter
terechtzitting in eerste aanleg is verschenen - nietig dient te worden verklaard.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart de dagvaarding in eerste aanleg nietig.
Wijst de zaak terug naar de rechtbank Den Haag ter zake van het ten laste gelegde, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
Dit arrest is gewezen door mr. A.L.J. van Strien, in bijzijn van griffier mr. K. Kiela.