ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ6579

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
22-003756-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte voor woninginbraak met jeugddetentie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 februari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1993, was eerder veroordeeld voor een woninginbraak die plaatsvond tussen 1 mei en 3 mei 2009 in 's-Gravenhage. Tijdens deze inbraak zijn diverse goederen, waaronder een paar (sport)schoenen, een Syrisch paspoort, gouden sieraden, parfum en een videocamera, weggenomen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze inbraak en heeft hem veroordeeld tot een jeugddetentie van twee maanden. Deze straf is voorwaardelijk, wat betekent dat de verdachte deze straf niet hoeft uit te zitten, tenzij hij zich binnen een proeftijd van twee jaar opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit.

De zaak kwam in hoger beroep omdat de verdachte in eerste aanleg was veroordeeld tot een werkstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen jeugddetentie. De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de bewijsvoering van de eerdere veroordeling beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte inderdaad de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Het hof heeft daarbij ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn huidige opleiding en de mogelijkheid dat hij zijn leven een andere wending heeft gegeven.

Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om het vonnis te bevestigen verworpen en heeft het eerdere vonnis vernietigd. De verdachte is vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden. De beslissing van het hof is genomen na zorgvuldige overweging van de feiten en omstandigheden van de zaak, waarbij de impact van de inbraak op het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte zijn meegewogen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003756-12
Parketnummer: 09-930147-12
Datum uitspraak: 22 februari 2013
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 3 augustus 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1993,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 8 februari 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen jeugddetentie.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2009 tot en met 3 mei 2009 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen op/aan de [adres] heeft weggenomen een paar (sport)schoenen en/of een sok met 1000,- euro, althans enig geldbedrag en/of een (Syrisch) paspoort en/of een hoeveelheid (gouden) sieraden (drie, althans een of meer (gouden) hanger(s) en/of vier, althans een of meer (gouden) ketting(en) en/of acht, althans een of meer (gouden) ring(en)) en/of vier stuks parfum en/of een videocamera en/of een gereedschapskist, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te hebben gebracht door een raam en/of een kozijn van die woning te verbreken, althans te forceren en/of (vervolgens) in die woning naar binnen te gaan.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 mei 2009 tot en met 3 mei 2009 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning, gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een paar (sport)schoenen en een (Syrisch) paspoort en een hoeveelheid (gouden) sieraden (drie (gouden) hangers en vier (gouden) kettingen en/of acht (gouden) ringen) en vier stuks parfum en een videocamera en een gereedschapskist, toebehorende aan [benadeelde partij], zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door een raam van die woning te verbreken en (vervolgens) in die woning naar binnen te gaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Bewijsuitsluiting resultaten DNA-onderzoek
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep - overeenkomstig de door hem overgelegde en aan het proces-verbaal gehechte pleitnota - dat de resultaten van het DNA-onderzoek niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd, nu het DNA-profiel van de verdachte ten onrechte niet vernietigd is. Dit dient te leiden tot vrijspraak van het ten laste gelegde.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
In de onderhavige zaak is in het NFI-rapport met rapportagedatum 13 februari 2012 een match vastgesteld tussen een in een woning aangetroffen bloedspoor een dna-profiel van de verdachte dat zich in de DNA-databank voor strafzaken bevond. Dit profiel was op 1 februari 2012 opgenomen in de DNA-databank. Het referentiemonster waarin het profiel was aangetroffen was van de verdachte afgenomen naar aanleiding van de veroordeling in de zaak met parketnummer 09/610090-10 wegens -kort gezegd- diefstal in vereniging met geweld, valsheid in geschrift en verduistering tot een werkstraf van 120 uren en 1 week jeugddetentie voorwaardelijk. Op 2 april 2011 is de verdachte buiten heterdaad aangehouden ten behoeve van een DNA-afname bij verdachte; hetgeen op dat moment rechtmatig is geschied. In hoger beroep is verdachte door het gerechtshof 's-Gravenhage vrijgesproken van diefstal in vereniging met geweld en valsheid in geschrift. Het gerechtshof heeft de ten laste gelegde verduistering bewezen verklaard en toepassing gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (rolnummer 22-004953-10). Dit arrest is onherroepelijk geworden op 28 december 2011. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 14, vierde lid, onder e Besluit DNA-onderzoek in strafzaken juncto artikel 1 onder c van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden is eerder genoemd DNA-profiel van de verdachte op 6 februari 2012 dan ook ten onrechte in de DNA-databank opgenomen. In zoverre is er dus sprake van een vormverzuim.
Gelet op hetgeen de Hoge Raad heeft overwogen in zijn arrest van 29 januari 2013 (LJN BY2814) is het hof van oordeel dat dit verzuim niet tot de gevolgtrekking kan leiden dat daardoor in de aanhangige strafprocedure een belangrijk strafvorderlijk voorschrift of rechtsbeginsel in zodanig aanzienlijke mate zou zijn geschonden dat het onderzoeksmateriaal waarop het betoog van de raadsman betrekking heeft, van het bewijs zou moeten worden uitgesloten. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Ten overvloede merkt het hof op dat de verdachte door dit hof op 1 februari 2013 veroordeeld is tot een werkstraf van 50 uren. Het betreft een veroordeling ter zake van een feit waardoor de officier van justitie ingevolge artikel 2, eerste lid van de wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, gehouden is te bevelen dat van de verdachte celmateriaal zou worden afgenomen ten behoeve van het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel. Het opnieuw afnemen van een referentiemonster zou evenwel slechts leiden tot een identiek profiel als het profiel dat zich reeds in de DNA-databank bevindt en zou dus ook leiden tot dezelfde match.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep - op gronden als vermeld in de door hem overgelegde en aan het proces-verbaal gehechte pleitnota - bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat uit niets blijkt dat de in de woning aangetroffen bloedsporen dadersporen betreffen; niet kan worden uitgesloten dat de verdachte eerder in de woning is geweest of dat een ander het bloedspoor heeft achtergelaten.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het proces-verbaal van forensisch technisch onderzoek van 16 juni 2009 volgt dat aan de binnenkant van een vaas uit de kast in de woonkamer en aan de binnenkant van een deurpost van de woonkamer naar de gang een bloedspoor is aangetroffen. De aangetroffen sporen bleken matchende DNA-profielen te hebben, zodat maar één DNA-profiel in de DNA-bank voor strafzaken is opgenomen. De verdachte heeft steeds verklaard nooit in de woning van aangever te zijn geweest. Gelet op de plaats waar de bloedsporen zijn aangetroffen, alsmede op de omstandigheid dat de stelling van de verdediging op geen enkele wijze steun vindt in het dossier en ook verder niet aannemelijk is geworden, is het hof van oordeel dat de aangetroffen bloedsporen dadersporen betreffen. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak, bij welke inbraak de woonkamer volledig overhoop is gehaald, alle slaapkamers zijn doorzocht en veel goederen zijn weggenomen. Door aldus te handelen heeft de verdachte een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het slachtoffer. Dergelijke feiten brengen doorgaans financiële schade, ergernis en overlast met zich mee.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 januari 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Uit een rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 28 juni 2012, opgesteld door A.E. Danhoff, raadsonderzoeker, volgt dat het niet is gelukt om in contact te komen met de verdachte of zijn ouders ten behoeve van het verkrijgen van informatie omtrent de persoon van de verdachte.
In het voordeel van de verdachte weegt het hof mee dat het een oud feit betreft, dat de verdachte thans een opleiding volgt en dat hij zijn leven een andere wending lijkt te hebben gegeven.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. J.A.C. Bartels,
mr. G. Knobbout en mr. A.W.M. Bijloos, in bijzijn van de griffier mr. N.N.D. Bos.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 februari 2013.
mr. A.W.M. Bijloos is buiten staat dit arrest te ondertekenen.