ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ6552

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
22-001352-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Pogingen tot oplichting van bankmedewerkers met valse identiteit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Dordrecht. De verdachte, geboren in 1958, werd beschuldigd van twee pogingen tot oplichting van bankmedewerkers van de Rabobank. De eerste poging vond plaats op 29 juni 2011 in Numansdorp, waar de verdachte met een valse naam en hoedanigheid probeerde bankafschriften en geld te verkrijgen. De tweede poging deed zich voor op 14 juli 2011 in Strijen, waar hij eveneens met een valse identiteit een bankpas en geld probeerde te bemachtigen. Het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de ten laste gelegde feiten, ondanks dat de pogingen niet succesvol waren door de oplettendheid van de bankmedewerkers. De verdachte werd eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en bevond zich nog in de proeftijd van een eerdere veroordeling. Het hof legde een gevangenisstraf van vier maanden op, in plaats van de door de advocaat-generaal gevorderde acht maanden, en gelastte de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van twee weken. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op het vertrouwen in het bankverkeer.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-001352-12
Parketnummers: 11-870368-11 en 10-811140-10 (TUL)
Datum uitspraak: 28 maart 2013
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Dordrecht van 12 maart 2012 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1958,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 14 maart 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden en is een een beslissing gegeven ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 29 juni 2011 te Numansdorp ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een medewerker van de Rabobank te bewegen tot de afgifte van bankafschriften en/of bankbescheiden en/of enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, met vorenomschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid een medewerker van de Rabobank heeft getracht te bewegen/bewogen een adreswijziging door te voeren voor de zakelijke- en privérekening(en) op naam van
[benadeelde partij 1] en/of zich daar bij heeft gelegitimeerd met een (vals) Belgisch paspoort op naam van [benadeelde partij 1], althans zich heeft voorgedaan als [benadeelde partij 1], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. hij op of omstreeks 14 juli 2011 te Strijen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een medewerker van de Rabobank te bewegen tot de afgifte van een bankpas en/of een geldbedrag van 5000 euro, in elk geval van enig goed, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid een medewerker van de Rabobank heeft getracht te bewegen tot het afgeven van een bankpas en/of een geldbedrag, welk geld op rekening ten name van [benadeelde partij 2] stond en/of zich daar bij heeft gelegitimeerd met een (vals) rijbewijs op naam van [benadeelde partij 2], althans zich heeft voorgedaan als [benadeelde partij 2], wiens bankpas was verbrand, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman verzocht een gezichtsvergelijkend onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (verder: NFI) te laten verrichten. Indien het hof dit verzoek mocht afwijzen, heeft de raadsman vrijspraak bepleit ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, een en ander als nader vermeld in de door hem overgelegde pleitaantekeningen.
Het hof overweegt met betrekking tot het verzoek een gezichtsvergelijkend onderzoek door het NFI te laten verrichten het volgende.
Het verzoek tot het laten verrichten van een gezichtsvergelijkend onderzoek heeft de raadsman doen steunen op de enkele mededeling dat de verdachte ontkent de persoon op de beelden/foto's te zijn. Gelet op deze onderbouwing en de zich reeds in het dossier bevindende processen-verbaal met betrekking tot de herkenning van de verdachte, acht het hof het niet noodzakelijk dit onderzoek te gelasten.
Het hof overweegt voorts het volgende.
Het hof stelt voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met herkenningen van beeldmateriaal en de bewijskracht daarvan.
In de onderhavige zaak is de verdachte op verschillende momenten door meerdere personen van foto's herkend.
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van 21 september 2011 (nr. PL193D 2011057322-53, pagina 66) was op 2 augustus 2011 in het Online Recherche Informatie Bulletin een bericht opgenomen betreffende pogingen tot oplichting op 29 juni 2011 bij de Rabobank te Numansdorp en op 14 juli 2011 bij de Rabobank te Strijen, waarbij twee afdrukken van foto's en een signalementomschrijving van een niet geïdentificeerde verdachte waren gevoegd. Bij het bekijken van deze foto's heeft een verbalisant de man op de foto in combinatie met het verstrekte signalement als de verdachte herkend.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 4 oktober 2011 (nr. PL1830 2011670641-9, pagina 69 van het dossier) blijkt dat twee verbalisanten, die de verdachte op 3 oktober 2011 hebben verhoord, de verdachte hebben herkend op de foto's van het paspoort (gebruikt bij het onder 1 ten laste gelegde) en het rijbewijs (gebruikt bij het onder 2 ten laste gelegde).
Voorts hebben de verbalisanten in het hiervoor genoemde proces-verbaal van 4 oktober 2011 als hun waarneming gerelateerd dat de man op de door de Rabobank verstrekte beelden qua postuur/signalement overeenkomt met de verdachte die zij hebben verhoord. Uit een door de Rabobank verstrekte geluidsopname van de man die op 7 juli 2011 met de Rabobank heeft gebeld, blijkt volgens de verbalisanten tot slot dat deze man een Haags accent heeft. Tijdens het verhoor van de verdachte op 3 oktober 2011 bleek de verdachte te spreken met een Haags accent en leek zijn manier van spreken op de beller naar de Rabobank.
Het hof ziet geen enkele reden om aan de juistheid van voormelde herkenningen en bevindingen betreffende het accent van de verdachte te twijfelen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft het hof de verdachte in persoon gezien en zelf waargenomen dat de verdachte qua postuur, alsmede zijn ronde schouders, zijn buikje en motoriek, met name de wijze waarop hij zijn rechterhand op tafel legt, en daarnaast de vorm van zijn oren en zijn brede neus een (zeer) grote gelijkenis vertoont met de manspersoon op de ter terechtzitting in hoger beroep getoonde camerabeelden ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Bovendien heeft het hof bij de verdachte wanneer hij spreekt een Haags accent waargenomen, welke stem en accent eveneens (zeer) grote gelijkenis vertonen met de stem en het accent van de manspersoon op de (ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit) ter terechtzitting in hoger beroep afgespeelde geluidsopname.
Het hof acht op grond van het vorenstaande bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de twee ten laste gelegde pogingen tot oplichting.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 juni 2011 te Numansdorp ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een of meer listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, een medewerker van de Rabobank te bewegen tot de afgifte van bankafschriften en bankbescheiden met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid een medewerker van de Rabobank heeft getracht te bewegen een adreswijziging door te voeren voor de zakelijke- en privérekeningen op naam van [benadeelde partij 1] en zich daar bij heeft gelegitimeerd met een vals Belgisch paspoort op naam van [benadeelde partij 1], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. hij op 14 juli 2011 te Strijen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een of meer listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, een medewerker van de Rabobank te bewegen tot de afgifte van een bankpas en een geldbedrag van 5000 euro met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid een medewerker van de Rabobank heeft getracht te bewegen tot het afgeven van een bankpas en een geldbedrag, welk geld op rekening ten name van [benadeelde partij 2] stond en zich daar bij heeft gelegitimeerd met een vals rijbewijs op naam van [benadeelde partij 2], wiens bankpas was verbrand, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op:
Poging tot oplichting, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft in korte tijd twee maal geprobeerd een bank op te lichten, zoals bewezen is verklaard. Dat hij in zijn opzet niet is geslaagd, is louter te danken aan de oplettendheid van de medewerkers van de bank. Met deze handelwijze heeft de verdachte het vertrouwen in het handelsverkeer en in het bijzonder van het bankverkeer geschonden.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 februari 2013, waaruit blijkt dat de verdachte nog recent onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk feit en meermalen voor andersoortige strafbare feiten. Bovendien liep de verdachte ten tijde van het begaan van de onderhavige feiten nog in de proeftijd van een deels voorwaardelijke veroordeling ter zake van een poging tot afpersing. Al deze eerdere veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Voorts heeft het hof acht geslagen op het vonnis van de rechtbank Middelburg van 24 oktober 2011 waarbij de verdachte tot negen maanden gevangenisstraf is veroordeeld ter zake van een poging tot oplichting, alsmede het vervalsen van een reisdocument gepleegd op 21 juli 2011. Nu de verdachte bij voornoemd vonnis ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld en hem in geval van gelijktijdige berechting met de hier bewezenverklaarde feiten voor deze laatste feiten zeer waarschijnlijk een lagere straf opgelegd zou zijn, zal het hof met toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht - anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd - een lagere straf aan de verdachte opleggen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat uit oogpunt van generale en speciale preventie en mede gezien de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep dat hij vreest voor het verlies van zijn huurwoning in geval van een detentie van acht maanden, een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden een passende en geboden reactie vormt. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat door de raadsman is gesteld noch stukken zijn overgelegd waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de verdachte ook bij een gevangenisstraf van die duur zijn woning zou kunnen kwijtraken.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 2 september 2010 onder parketnummer 10-811140-10 is de verdachte veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 57, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 2 september 2010, parketnummer 10-811140-10, te weten van: gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Dit arrest is gewezen door mr. A. Kuijer, mr. T.L. Tan en mr. M.I. Veldt-Foglia, in bijzijn van de griffier
mr. C.J.A. Sabatier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 maart 2013.