PROMIS
Rolnummer: 22-002514-11
Parketnummers: 09-754027-09 en 09-650069-10
Datum uitspraak: 18 maart 2013
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 8 april 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Vietnam) op [geboortedatum] 1973,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vught - Nieuw Vosseveld 2 LAA te Vught.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 24 april 2012, 18 februari 2013 en 4 maart 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het op de dagvaarding met parketnummer 09-754027-09 onder 1 en het op de dagvaarding met parketnummer 09-650069-10 onder 1 tweede cumulatief/alternatief, 5 primair en 7 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het op de dagvaarding met parketnummer 09-754027-09 onder 2,
3 primair, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde, alsmede ter zake van het op de dagvaarding met parketnummer
09-650069-10 onder 1 eerste cumulatief/alternatief, 2 primair, 3 primair, 4, 5 subsidiair, 6 en 8 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 78 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts is in eerste aanleg een beslissing genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen en de in beslag genomen voorwerpen, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraken van het op de dagvaarding met parketnummer 09-754027-09 onder 1 en het op de dagvaarding met parketnummer 09-650069-10 onder 1 tweede cumulatief/alternatief en 7 ten laste gelegde.
Voorts is het hoger beroep, blijkens de op 24 april 2012 opgemaakte akte intrekking rechtsmiddel, niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissingen ten aanzien van de op de dagvaarding met parketnummer 09-754027-09 onder 3, 4, 7 en 8 en de op de dagvaarding met parketnummer 09-650069-10 onder 1 eerste cumulatief/alternatief, 3, 5 en 6 ten laste gelegde feiten. De beslissing van de rechtbank ten aanzien van die feiten is daarmee onherroepelijk geworden.
Het voorgaande brengt mee, dat het hof – nu in eerste aanleg ter zake van de op de dagvaarding met parketnummer 09-754027-09 onder 2, 3 primair, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde en het op de dagvaarding met parketnummer 09-650069-10 onder 1 eerste cumulatief/alternatief, 2 primair, 3 primair, 4, 5 subsidiair, 6 en 8 ten laste gelegde feiten één hoofdstraf is uitgesproken – op grond van artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering alsnog een straf zal bepalen voor de in eerste aanleg bewezen verklaarde en thans niet meer aan de orde zijnde feiten.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Aan de verdachte is - na aanpassing van de omschrijving van de tenlastelegging op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering en wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover nog aan de orde in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
Dagvaarding met parketnummer 09-754027-09:
hij in of omstreeks de periode van 15 maart 2010 tot en met 30 juni 2010 te Rotterdam en/of elders in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 135.000 euro, in elk geval van enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen die [slachtoffer 1] heeft meegedeeld dat die [slachtoffer 1] dat geldbedrag moest betalen en/of daarbij die [slachtoffer 1] in/tegen het gezicht, althans het lichaam heeft gestompt/geslagen en/of die [slachtoffer 1] meegedeeld dat alles afbetaald is als hij dood is, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 13 april 2010 te Zoetermeer en/of Schiedam en/of elders in Nederland ter voorbereiding van het met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweld en/of afpersing, opzettelijk een gestolen personenauto (te weten een blauwe VW Golf) voorzien van gestolen kentekenplaten (te weten kenteken [kenteken]) en/of een motor slijptol en/of een of meer bivakmut(sen) en/of een of meer pruik(en) kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van die/dat misdrijven/misdrijf, in de buurt van de locatie(s) waar die/dat misdrijven/misdrijf zou(den) moeten plaatsvinden voorhanden heeft/hebben gehad;
ZAAKDOSSIER 'S-GRAVENLANDSEWEG
hij op of omstreeks 07 juni 2010 te Schiedam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een bestelbus van het merk: Mercedes-Benz, type: Vito (kenteken: [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan The Red Bull B.V. en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die bestelbus en/of die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- inslaan van een van de ruiten van die bestelbus en/of (vervolgens)
- rukken en/of trekken aan de kleding en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] tengevolge waarvan hij uit die bestelbus getrokken werd en/of viel en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 2] op dreigende en/of intimiderende toon toevoegen van de woorden "telefoon afgeven en sleutels afgeven" en/of " je gaat maken dat je weg komt en als je een woord tegen de politie zegt weten wij je kinderen te vinden", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
Dagvaarding met parketnummer 09-650069-10:
ZAAKDOSSIER MARCO POLOLAAN
hij op of omstreeks de periode van 2 maart 2010 tot en met 20 maart 2010 te Gouda en/of te Zoetermeer, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto, te weten een zwarte Mercedes-Benz 300 E-24 U9 (kenteken: [KENTEKEN]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, te weten door het verbreken van een raam;
hij op één of meer tijdstippen in de periode van omstreeks 02 maart 2010 tot en met 20 maart 2010, te Gouda en/of Zoetermeer en/of Leidschendam en/of elders in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een zwarte Mercedes-Benz 300 E-24 U9 (kenteken [KENTEKEN]), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten die Mercedes, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
ZAAKDOSSIER ROTTERDAMSEWEG
hij op of omstreeks 8 mei 2010 te Delft tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een caravan, te weten een witte tourcaravan, van het merk Eriba Nova S 690 ter waarde van ongeveer 44.000 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan caravanbedrijf [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, te weten door het open slijpen van de slotplaat van het schuifhek van het bedrijventerrein en/of het verbreken van een koppelingsslot van de caravan;
hij in of omstreeks de periode van 12 januari 2009 tot en met 15 maart 2010 te Dordrecht en/of Zoetermeer en/of Delft en/of Schiedam en/of Goes en/of Rotterdam en/of Hoorn en/of 's-Gravenhage en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten hem, [verdachte], en/of [verdachte 2] en/of [verdachte 3] en/of een of meer andere perso(o)n(en), welke organisatie het oogmerk heeft het plegen van misdrijven, namelijk het (mede)plegen van diefstallen met geweld en/of afpersingen en/of diefstallen en/of heling.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Beoordeling van de ten laste gelegde feiten
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – overeenkomstig de door hem aan het hof overgelegde pleitnota – op het standpunt gesteld dat de thans nog aan de orde zijnde ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof zal hieronder de betwiste feiten bespreken en ingaan op de daarmee verband houdende gevoerde verweren.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij zich gedurende een periode samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan het pogen de heer [slachtoffer 1] af te persen, door:
- die [slachtoffer 1] mede te delen dat hij een geldbedrag moest betalen en/of
- die [slachtoffer 1] te slaan en/of
- die [slachtoffer 1] mede te delen dat hij dood is als alles is afbetaald.
[slachtoffer 1]heeft hieromtrent een groot aantal wisselende verklaringen afgelegd. Hij heeft ook aangegeven dat hij zijn verhaal meermalen heeft aangedikt en derhalve niet altijd naar waarheid heeft verklaard. Gelet hierop is niet eenduidig vast te stellen wat er nu werkelijk heeft plaatsgevonden. Het enige wat uit de verklaringen van [slachtoffer 1] met voldoende zekerheid valt te destilleren is het feit dat hij, in verband met een financiële kwestie, buitengewoon angstig is/was voor de heer [betrokkene].
Op basis van de op de terechtzitting in eerste aanleg afgelegde verklaring van [slachtoffer 1] – voor zover van de juistheid daarvan kan worden uitgegaan, gelet op het vorenstaande – kan het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend worden bewezen.
Dat aan [slachtoffer 1] is medegedeeld dat ‘hij dood is als alles is betaald’, volgt niet uit die verklaring. Dat de verdachte [slachtoffer 1] samen met anderen heeft geslagen volgt evenmin uit die verklaring. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij door [betrokkene 2] in het gezicht is geslagen en dat de verdachte daarbij niet aanwezig was. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte anderszins bij het slaan betrokken is geweest. [slachtoffer 1] heeft ter terechtzitting in eerste aanleg wel verklaard dat de verdachte met nog iemand bij hem thuis is geweest en dat toen door hen tegen [slachtoffer 1] werd gezegd dat hij geld moest betalen. Naar het oordeel van het hof valt die mededeling – ook bezien in de context waarin die is gedaan – evenwel niet te bestempelen als een bedreiging met geweld.
Alles overwegende is het hof van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte de op de dagvaarding met parketnummer 09-754027-09 onder 2 ten laste gelegde poging tot afpersing heeft (mede)gepleegd, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Uit bakengegevens, observatiegegevens en opgenomen communicatie blijkt dat de verdachte en de medeverdachte [verdachte 2] zich in de ochtend van 13 april 2010 bevinden in een gestolen auto voorzien van gestolen kentekenplaten (zie zaakdossier Nachtegaallaan), waarmee zij door verschillende wijken in Zoetermeer rijden.
Om 08:41 uur wordt door de verdachte gesproken over brillen. Hij zegt tegen [verdachte 2] dat hij die nog niet moet opzetten. [verdachte 2] zegt: “Nee beetje goed zetten voor die haren”. De verdachte zegt daarna dat alles wat van hen is mee moet. Om 08:45 uur antwoordt [verdachte 2], daarnaar gevraagd door de verdachte, dat de ogen van de verdachte niet goed zichtbaar zijn.
Om 08:50 uur bevinden de verdachte en [verdachte 2] zich buiten de auto. De auto staat op dat moment geparkeerd op de Van Hagenstraat. Door het observatieteam wordt waargenomen dat de verdachte voorovergebogen staat bij de geopende kofferbak. [verdachte 2] staat naast de auto.
Enkele minuten later stappen de verdachte en [verdachte 2] weer in de auto. Om 08:56 uur zegt de verdachte: “Tas wat er ook gebeurt moet mee he, tas, pruik die moeten allemaal mee, dat zijn dingen daar kunnen ze ons op naaien, petje”. Om 09:10 uur zegt de verdachte tegen [verdachte 2] dat hij, wat er ook gebeurt, zijn mond moet houden en dat hij zich moet beroepen op zijn zwijgrecht. [verdachte 2] spreekt vervolgens over “140 ruggen”. Om 09:27 uur zegt de verdachte: “Appie Heijn, vullen hier om de hoek zo’n ding binnen he”. Om 09:38 uur zegt hij: “We zijn te vroeg voor deze ron.. Nee ken niet, verleden keer hebben we die om half tien al gezien”, “Ik pak die ding, we gaan gewoon opensnijden waar hij bij staat. Hij moet kanker naar de grond kijken en niet naar ons. Bam gelijk de hoek in met hem, bek dicht en naar de grond kijken en liggen” en “Kijk uit dat we die kankerpapieren niet doorsnijden”. [verdachte 2] zegt daarop: “Ja verpakking, of hij moet zo vol zitten”. Iets later zegt de verdachte: “Ik heb hem nog nooit zo vroeg hier gezien dan alleen hier een keer, toen ook een keer was alleen een andere wagen, andere ronde met ophalen gelijk” en “Ik zal wel effe lucht hebben tuurlijk, voor een maand of tien, effe lucht”. Om 09:55 uur zegt de verdachte: “Kankerzooi, komt ie vandaag weer niet joh”, “Het lijkt wel of ze het weten [naam]” en “Toen ging hij naar hier. Rond deze tijd kwamen we hem hier tegen, toen, zeker weten”. [verdachte 2] zegt daarop: “Waren die 2 mannetjes toen, weet je nog”.
Om 10:00 uur verlaat [verdachte 2] de auto om een broodje te halen. De auto staat op dat moment stil op de Teldersrode te Zoetermeer. Om 10:12 uur zit [verdachte 2] weer bij de verdachte in de auto en zegt hij: “Drie negen negen was hier net he! Bij Gall & Gall. Hij ging er hier uit maar die paal staat weer omhoog”.
De geldwagen van Group4Securicor voorzien van wagennummer 399 is in de ochtend van 13 april 2010 actief geweest in Zoetermeer. Blijkens het dagrapport van deze geldwagen is deze tussen 10:01 uur en 10:04 uur bij de Gall & Gall aan het Kentgensplein geweest. Het Kentgensplein ligt in de directe omgeving van de Teldersrode.
De verdachte zegt vervolgens dat hij niet weet hoe het allemaal kan en dat hij vermoedt dat ze alles door de war gooien en elke week gewoon een ander schemaatje hebben. Hij zegt voorts: “Het lijkt me zo, als ze ons in de peiling hebben. Dat we lok, dat wij er in, in de problemen komen. Dan hebben ze een heterdaadje”. Om 10:20 uur zegt de verdachte: “Elf uur, twaalf uur. Het is zo om. Nou moeten we snel vinden joh”. Om 10:36 uur zegt hij: “Het is zo weer twaalf uur. Wij hebben weer geen ene kanker. Hier ook niet. Jezus.” en om 10:53 uur zegt hij: “Tijd is voorbij. Ik heb precies de ronde gereden die hun ook rijden. Je vindt ze niet en je ziet ze niet”.
Om 11:19 uur zegt de verdachte: “Nou ja. Kijk, dit is hem toch?” en “Ja, dit is hem”. [verdachte 2] zegt: “Vier zesenvijftig” en “Ik denk dat het ophalen is. Hij zit binnen in die auto te eten”. De verdachte zegt dat hij niet aan het ophalen is want dat doet de 399 hier. De auto van de verdachten bevindt zich op dat moment op het Patrijzenveld te Zoetermeer.
De geldwagen van Group4Securicor voorzien van wagennummer 456 is in de ochtend van 13 april 2010 actief geweest in Zoetermeer. Blijkens het dagrapport van deze geldwagen is deze tussen 11:25 uur en 11:40 uur bij de Postbank aan het Meeuwenveld geweest. Geobserveerd is dat de wagen om 11:25 uur stond geparkeerd op de Anemoontuin. Het Meeuwenveld en de Anemoontuin liggen in de directe omgeving van het Patrijzenveld; de straten sluiten op elkaar aan.
Om 11:23 uur zegt de verdachte: “Ik denk dat ik beet heb nou. Als hij nou naar die ander.. onderweg pakken”. Wanneer de verdachte en [verdachte 2] om 11:24 uur iets verdachts aan een Audi zien en vermoeden dat zij in de gaten worden gehouden door de politie, besluiten zij naar huis te gaan. De verdachte zegt: “Het is afgelopen jongen. Ze hebben ons door”. Om 11:37 uur zegt de verdachte tegen [verdachte 2] dat hij de brillen in een tas moet stoppen. Om 11:46 uur zegt [verdachte 2]: “Alles even opruimen.. even nakijken”. Om 11:49 uur zegt de verdachte: “Ding ligt daar nog.. pistool ligt daar aan de zijkant.. kom maar hier”. Om 11:51 uur zegt hij: “Ik gooi die slijp hier eruit”.
Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen is er van strafbare voorbereiding sprake wanneer de dader opzettelijk voorwerpen of vervoermiddelen bestemd tot het begaan van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, verwerft of voorhanden heeft. Voor een veroordeling is noodzakelijk dat vaststaat op welk soort misdrijf de voorbereidingshandelingen waren gericht. Volgens vaste jurisprudentie dient beoordeeld te worden of de in de tenlastelegging opgenomen voorwerpen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen, dienstig kunnen zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik van de voorwerpen voor ogen had.
Op basis van de inhoud van bovenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, kan naar het oordeel van het hof worden vastgesteld dat de verdachte en [verdachte 2], toen zij zich op 13 april 2010 in Zoetermeer bevonden, voornemens waren een geldloper te overvallen. Naar het oordeel van het hof kan met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat met de door [verdachte 2] genoemde cijfers “drie negen negen” en “vier zesenvijftig” wordt gedoeld op een tweetal geldwagens, nu de geldwagens van Group4Securicor voorzien van deze nummers zich op de desbetreffende tijden en plaatsen in de nabijheid van de verdachten bevonden. Diefstal met geweld en afpersing betreffen misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld. De verdachte en [verdachte 2] bevonden zich op 13 april 2010 blijkens de waarnemingen van het observatieteam in een gestolen auto voorzien van gestolen kentekenplaten. Zij hadden in die auto blijkens de opgenomen communicatie een slijptol en een pruik voorhanden. Deze voorwerpen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm dienstig zijn voor het misdadige doel dat de verdachte en [verdachte 2] met het gebruik van de voorwerpen voor ogen hadden. Alles overwegende acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het op de dagvaarding met parketnummer 09-754027-09 onder 5 ten laste gelegde heeft begaan.
ZAAKDOSSIER ’S-GRAVELANDSEWEG
Op 7 juni 2010 deed [slachtoffer 2] aangifte van diefstal van een bestelbus, een witte Mercedes-Benz Vito. Op 15 juni 2010 verklaarde [slachtoffer 2] dat hij op maandag 7 juni 2010 tussen 08:00 uur en 12:30 uur in de Spaanse Polder (het hof begrijpt: te Rotterdam) was en dat hij daarna met de bestelbus via de ’s-Gravelandseweg (het hof begrijpt: te Schiedam) naar huis reed. Hij was voornemens om op de ’s-Gravelandseweg de oprit naar de snelweg A20 in de richting van Utrecht te nemen. Toen hij naar het verkeerslicht voor de oprit reed, reed er een grijze auto voor hem. Het stoplicht stond op rood. De bestuurder van de grijze auto trok niet op toen het verkeerslicht vervolgens op groen sprong. Op het moment dat [slachtoffer 2] wilde claxonneren werd de ruit aan de bestuurderszijde van zijn bestelbus ingeslagen. Vervolgens werd het portier van de bestelbus door een man geopend en werd [slachtoffer 2] door de man op een gewelddadige manier uit de bestelbus getrokken. [slachtoffer 2] werd door de man met diens handen achter het stuur vandaan getrokken. De man bracht één van zijn handen/armen achter de nek van [slachtoffer 2] en heeft hem zo van de bestuurdersplaats getrokken. De man riep: “Telefoon afgeven en sleutels afgeven” en “Je gaat maken dat je weg komt en als je een woord tegen de politie zegt weten wij je kinderen te vinden”. [slachtoffer 2] omschrijft de man als een flinke vent, een grote gozer, die tussen de 100 en 120 kilogram moet wegen. De man had lang zwart haar tot op de schouders, mogelijk een pruik, en droeg een donkere pet met zonneklep. Hij zag eruit alsof hij afkomstig was uit een Oostblokland en hij sprak goed Nederlands. Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 2] in grote lijnen het zelfde signalement opgegeven.
Op 14 juni 2010 heeft de getuige [getuige] tegenover de politie een verklaring afgelegd. Op maandag 7 juni 2010 tussen 12:45 uur en 13:00 uur liep hij met een aantal collega’s in Schiedam. Hij zag dat een aantal voertuigen bij/voor de oprit naar de snelweg A20 stonden. Het eerste voertuig betrof een zilverkleurige personenauto, het tweede voertuig betrof een wit busje. Achter het busje stond nog een derde voertuig, een kleinere auto. Op een gegeven moment hoorde [getuige] geluid en keek hij naar de plaats waar het geluid vandaan kwam. Hij zag dat het portier van het witte busje open ging en dat er iets, naar later bleek glas, vanuit het portier op de straat viel. [getuige] zag op dat moment twee mannen. Eén van hen stond op straat bij het geopende portier van het busje. De andere man zat op de bestuurdersstoel in het busje. De man die op straat stond trok aan de man in het busje. Hij trok de bestuurder uit het busje, klom vervolgens zelf in het voertuig en nam plaats op de bestuurdersstoel. De bestuurder van het eerste voertuig, de zilverkleurige personenauto, die stond voorgesorteerd om de snelweg op te gaan, reed niet de oprit op, maar veranderde van richting en reed vervolgens rechtdoor in de richting van het centrum van Schiedam. De bestuurder van het busje volgde de zilverkleurige personenauto. De man die de bestuurder uit het busje trok wordt door [getuige]omschreven als een vadsig uitziende man met een stevig postuur en een buikje. De man had een vadsig en rond gezicht met bolle wangen. Hij had vermoedelijk zwart haar. De man in het eerste voertuig betrof een man met dun krullend kort haar. De man had vermoedelijk een gekleurd uiterlijk. De man was niet zwart, maar getint. Het derde voertuig is achtergebleven en is later aangetroffen door de politie.
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 juni 2010 (zaakdossier ’s-Gravelandseweg, AH/10) betrof die achtergebleven auto een blauwe Seat Leon, voorzien van het kenteken [kenteken]. De ter plaatse gekomen verbalisanten zagen enkele meters voor de Seat Leon op de linkerzijde van de weg een hoop glas liggen.
Blijkens het dossier vindt voorafgaand aan het bovenomschreven incident het volgende plaats.
Uit opgenomen communicatie blijkt dat de verdachte zich op 14 mei 2010 met een ander (aangeduid als de NN-man) bevindt in de auto van het merk Volkswagen, voorzien van het kenteken 16-HBP-3. Om 13:07 uur zegt de NN-man tegen de verdachte dat hij een klusje voor tussendoor kent, maar dat hij daar zelf niet aan mee kan doen omdat ze hem dan herkennen, ook al pakt hij zichzelf in. Hij spreekt vervolgens over een wit Mercedes busje. Verder zegt hij: “In de gaten houden.. kan wel een maandag zijn.. maandag ’s ochtends of ’s middags.. komen we wel uit.. contact telefoon hebben, een pikauto moet je klaar hebben staan, gelijk inzetbaar zijn, dat is waar het op neerkomt”, “Als ik zeg ze zijn nu bezig is het afwachten hoe laat ze weggaan. Dan is het puur auto klaar hebben staan moment uitkiezen van uitstappen.. uit laten stappen en gewoon die tassen eruit pakken.. Mooi vito witte bus”, “Ik weet hoe ze wegrijden. Je hoeft niet in de buurt te staan, want je ken ze ergens anders opvangen” en “Staan waar je ze altijd ziet.. je zit op de Rijks.. alleen wordt je niet achtervolgd. Op dat moment klemrijden”. Om 13:12 uur zegt hij dat ze geen kans moeten krijgen om weg te rijden. De verdachte zegt: “Krijg de kans toch niet”, “Dinge heb ik allemaal klaar, heb ik staan” en “Dan moet ik met die andere jongen, die altijd met mij mee”. Om 13:18 uur vraagt de verdachte aan de NN-man of de handel met voertuig en al moet worden afgepakt. Vervolgens zegt de verdachte: “Als we zover zijn, gaan, moet je mij vertellen, hoe veilig voor hun hoe veilig voor ons”.
Op 18 mei 2010 bevindt de verdachte zich wederom met een ander (deze keer aangeduid als [betrokkene 3] (F)) in voornoemde auto. Blijkens de bakengegevens bevindt de auto zich die dag om 19:24 uur op de Boorn te Rotterdam. Dit is in de directe nabijheid van de woning van [slachtoffer 2]. Om 19:25 uur zegt de verdachte: “Direct om de hoek hier stond zijn bus, he.. net om de hoek, als die er nog staat is die net om de hoek.. zie je hem”. [betrokkene 3] zegt dat hij hem ziet.
Om 19:31 uur schat de verdachte dat het om een doos of tien, vijftien moet gaan, met vijf kilogram per doos. Om
19:41 uur zegt de verdachte dat hij er gewoon heen gaat. [betrokkene 3] vraagt of [betrokken 6] ook meegaat. De verdachte antwoordt bevestigend. [betrokkene 3] zegt vervolgens: “Twee auto’s. Eentje gaat hem achterna”. Verder zegt [betrokkene 3]: “Een petje heb ik niet he, moet je effe kijken of jij een petje heb?” en “Met een pruik... moet je nog handschoenen”. De verdachte zegt ja.
Een dag eerder bevindt de verdachte zich ook in de auto met een ander (deze keer aangeduid als [betrokkene 4] (F)). Zij spreken dan over vermommingen en tevens over pruiken.
Op 22 mei 2010 bevindt de verdachte zich wederom met een ander (wederom aangeduid als [betrokkene 4] (F)) in de auto. Om 14:06 uur zegt [betrokkene 4]: “Hier moet je hem pakken” en “Hier moet het gebeuren”. Blijkens de bakengegevens bevindt de auto zich omstreeks dat tijdstip op de ’s-Gravelandseweg te Schiedam.
Op 7 juni 2010 bevinden de verdachte en [verdachte 2] zich in de voornoemde Volkswagen Golf. Uit de opgenomen communicatie valt af te leiden dat zij om 11:20 uur achter hen politie zien rijden. Na 12:06 uur zijn de verdachte en [verdachte 2] niet meer hoorbaar in de auto.
Uit opgenomen communicatie blijkt dat [verdachte 2] vervolgens om 12:30 uur in de blauwe Seat Leon, voorzien van het kenteken [kenteken], stapt en de motor start. Uit de bakengegevens blijkt dat de auto zich op dat tijdstip verplaatst vanaf de Gerstakker te Schiedam naar de Van Heekstraat te Schiedam, waar deze om 12:36 uur tot en met 12:44 uur stil staat nabij de Ringersstraat. Vervolgens verplaatst de auto zich naar de Algerastraat. Daar staat de auto van 12:45 uur tot en met 12:47 uur stil nabij de Van Vlissingenstraat. Vervolgens verplaatst de auto zich naar de ’s-Gravelandseweg bij de oprit naar de snelweg A20 richting Gouda. Daar blijft de auto om 12:50 uur stil staan. Dit laatste blijkt ook uit de opgenomen communicatie. Om 12:50 uur is te horen dat de auto optrekt en wegrijdt, dat er vervolgens aan de handrem wordt getrokken, dat er een portier open en dicht gaat en dat er buiten de auto iets wordt geroepen. Buiten de auto wordt een andere auto gestart en gelijk daarop is buiten de auto nog een auto te horen. Deze laatste auto rijdt met piepende/gillende banden weg. Vervolgens is geen spraak meer hoorbaar.
Om 14:03 uur bevinden de verdachte en [verdachte 2] zich weer in de Volkswagen Golf. [verdachte 2] zegt dat hij denkt dat het een beetje tegenvalt. De verdachte zegt: “Eén ding weet ik wel hij heb ons nooit kennen volgen”. Iets later spreekt [verdachte 2] over vier dozen.
Aan [slachtoffer 2] zijn verschillende foto’s getoond.
Over de persoon op foto 39 ([verdachte 2]) heeft hij verklaard dat het niet onmogelijk is dat dat degene is die hem uit de bestelbus heeft getrokken. De persoon lijkt op de man die hem uit de bus heeft getrokken, ook al heeft de persoon op de foto geen lang haar en geen petje op. Als de persoon van de foto lang haar zou hebben, zou hij volgens [slachtoffer 2], net als de man die hem uit de bus heeft getrokken, eruit zien alsof hij afkomstig is uit een Oostblokland. Over de persoon op foto 35 ([verdachte 2]) heeft [slachtoffer 2] verklaard dat de gelaatstrekken, het gezicht en het postuur van die persoon lijken op de gelaatstrekken, het gezicht en het postuur van de man die hem uit de bus heeft getrokken.
Foto 35 betreft een op 19 mei 2010 gemaakte foto van [verdachte 2]. Te zien is dat [verdachte 2] een grote, forse man is en dat hij een buikje heeft.
Op de zich in het dossier bevindende foto’s van de verdachte is te zien dat de verdachte kort haar en een getinte huidskleur heeft.
Naar het oordeel van het hof kan op basis van het bovenstaande worden vastgesteld dat [verdachte 2] degene is die [slachtoffer 2] uit de bestelbus heeft getrokken. [verdachte 2] reed op 7 juni 2010 in de Seat Leon, is daar omstreeks 12:50 uur op de ’s-Gravelandseweg bij de oprit naar de snelweg A20 uit gestapt, heeft toen [slachtoffer 2] – onder begeleiding van bedreigende uitingen – uit de Mercedes Vito bestelbus getrokken en is er vervolgens met de bestelbus vandoor gegaan. Dat [verdachte 2] geen lang haar heeft doet hier naar het oordeel van het hof niet aan af. Gelet op het feit dat in meerdere opgenomen gesprekken tussen de verdachte en een ander wordt gesproken over een pruik, alsmede op het feit dat [slachtoffer 2] heeft verklaard dat het haar van de dader mogelijk een pruik was en dat de persoon op de foto’s 35 en 39 – [verdachte 2] – lijkt op de persoon die hem uit de bestelbus heeft getrokken, valt immers niet uit te sluiten dat [verdachte 2] ten tijde van de diefstal een pruik droeg.
Op basis van het vorenstaande stelt het hof voorts vast dat de verdachte de diefstal met een ander heeft gepland c.q. besproken en dat hij tevens degene is die zich bevond in het eerste voertuig, de grijze personenauto, die ervoor heeft gezorgd dat [slachtoffer 2] niet verder kon rijden. Naar het oordeel van het hof kan de fysieke aanwezigheid van de verdachte bij het incident onder meer worden afgeleid uit de inhoud van de hierboven genoemde op 14, 17, 18 en 22 mei 2010 gevoerde gesprekken tussen de verdachte en een ander. De andere persoon kan er zelf niet bij aanwezig zijn en voorziet de verdachte daarom van advies. Op 14 mei 2010 zegt hij bijvoorbeeld tegen de verdachte: “Ik weet hoe ze wegrijden. Je hoeft niet in de buurt te staan”. Op 22 mei 2010, als zij op de ’s-Grave-landseweg rijden, zegt hij tegen de verdachte: “Hier moet je hem pakken”. De aanwezigheid van de verdachte bij het incident kan voorts worden afgeleid uit de vóór de diefstal door de verdachte gedane uitspraak “Dan moet ik met die andere jongen, die altijd met mij mee” en de in de middag ná de diefstal door de verdachte gedane uitspraak “Eén ding weet ik wel hij heb ons nooit kennen volgen”, alsmede uit het door [getuige]opgegeven signalement van de bestuurder van het eerste voertuig.
Het betoog van de raadsman dat laatstgenoemde uitspraak van de verdachte niet kan zien op het incident op de
‘s-Gravelandseweg wordt niet door het hof gevolgd.
Concluderend kan worden vastgesteld dat de verdachte ervoor heeft gezorgd dat [slachtoffer 2] niet weg kon rijden en dat [verdachte 2] daardoor de bestelbus heeft kunnen wegnemen. Het hof acht daarom wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte het op de dagvaarding met parketnummer 09-754027-09 onder 6 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Het feit dat de getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat de verdachte op 7 juni 2010 rond het middaguur bij hem een kop koffie kwam drinken in zijn fietsenzaak, staat niet in de weg aan een bewezenverklaring. Immers, die fietsenzaak bevindt zich blijkens de door de verdediging in eerste aanleg overgelegde factuur – evenals de ’s-Gravelandseweg – in Schiedam, de getuige noemt geen concreet tijdstip en het drinken van een kop koffie hoeft niet lang te duren. Het één sluit het ander daarom niet uit.
ZAAKDOSSIER MARCO POLOLAAN
Op 5 maart 2010 deed [slachtoffer 3] aangifte van diefstal van zijn auto, een zwarte Mercedes-Benz voorzien van het kenteken [KENTEKEN]. Volgens [slachtoffer 3] zou de diefstal moeten zijn gepleegd tussen 2 maart 2010 te 17:00 uur en 5 maart 2010 te 08:00 uur.
Uit bakengegevens blijkt dat de bij de verdachte in gebruik zijnde auto van het merk Volvo, voorzien van het kenteken [kenteken], zich op 19 maart 2010 bevindt in Zoetermeer. Uit de opgenomen communicatie blijkt dat de verdachte en medeverdachte [verdachte 2] zich die dag vanaf omstreeks 17:45 uur in die auto bevinden. Omstreeks 19:08 uur wordt door hen over een Mercedes gesproken. [verdachte 2] vraagt aan de verdachte waar die Mercedes moet staan. De verdachte bespreekt met [verdachte 2] dat hij die boerenweg moet nemen, dat hij bij de rotonde gelijk naar links moet gaan en dan weer links, dat hij dan een grote parkeerplaats ziet en dat hij dan helemaal naar de andere kant moet lopen, door een speeltuintje. Om 19:49 uur vraagt de verdachte aan [verdachte 2]: “Je weet hoe je daar moet rijden he?”. [verdachte 2] antwoordt: “Ja, Leidschendam toch?”. De verdachte zegt daarop: “Tussendoor lopen he?”, “Ik zou gelijk pats der in, kijk uit dat je zelf niet snijdt he”, “Dus tikken” en “Eerst krant pakken of zo dat je dat dingen binnen duwt en de raam naar beneden draaien, begrijp je”. [verdachte 2] geeft aan dat hij denkt dat hij het achterraampje wel redt met zijn arm. De verdachte zegt tegen [verdachte 2] dat hij niet zo moeilijk moet doen: “hup gewoon tikken, dan duw je alles naar binnen, naar beneden draaien, klaar”. Om 19:50 uur gaat er een portier open en dicht en de daaropvolgende minuten is alleen de verdachte hoorbaar in de auto. Om 19:55 uur gaat er weer een portier open. Het geluid van instappen is hoorbaar en het portier gaat weer dicht. [verdachte 2] zegt tegen de verdachte dat er daar mensen zitten te roken en dat hij niets heeft gedaan. Hij geeft aan dat hij niet heeft geslagen, omdat die mensen dat waarschijnlijk zouden horen. De verdachte zegt vervolgens: “Dan gaan we naar huis, morgen, is niet anders”. Om 20:24 uur nemen de verdachte en [verdachte 2] afscheid van elkaar en zegt [verdachte 2]: “Ik zie jou morgen”.
De volgende dag, 20 maart 2010, bevinden de verdachte en [verdachte 2] zich opnieuw in de bij de verdachte in gebruik zijnde Volvo. Om 17:40 uur vraagt de verdachte aan [verdachte 2]: “Je weet waar naar toe he?”. [verdachte 2] antwoordt bevestigend. De verdachte zegt: “zoveel mogelijk alles naar binnen duwen”. Uit bakengegevens blijkt dat de Volvo om 17:48 uur 23 seconden stil staat op de Sweelinckrode te Zoetermeer. Om 17:49 uur is te horen dat er een portier open en dicht gaat. Om 17:50 uur staat de Volvo een kleine minuut stil op de Muzieklaan/ Andriessenrode te Zoetermeer. In de daaropvolgende minuten is hoorbaar dat de auto rijdt en dat er geen gesprek wordt gevoerd in de auto. Om 18:00 uur staat de Volvo 14 seconden stil op de Oude Bleijk in Leidschendam. Opnieuw is te horen dat er een portier open en dicht gaat. Kennelijk stapt [verdachte 2] op dat moment weer in de auto. Hij zegt: “Ging moeilijk he”, “Grote raam ging niet.. heb ik een klein raam gepakt, me hele vinger kapot” en “Ja, maar hij moest zo staan.. en dat grote raam, past pats.. pats.. en geen kanker herrie daarzo, denk, pak dat kleine raampie”. [verdachte 2] geeft desgevraagd door de verdachte aan dat hij daar niet heeft gebloed. De verdachte vraagt of hij wel netjes staat. [verdachte 2] antwoordt: “Ja in een parkeervak, achteruit erin.. zo van de weg kan je niet eens zien dat het raam eruit ligt. Ik heb hem helemaal in de hoek neergezet”.
Een dag later, 21 maart 2010, is de auto van [slachtoffer 3] door de politie onafgesloten aangetroffen op een parkeerterrein aan de Venestraat te Leidschendam. Het raampje van het rechterachterportier van de auto was vernield.
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de op de dagvaarding met parketnummer
09-650069-10 onder 2 primair ten laste gelegde diefstal. Het hof leidt uit de bewijsmiddelen af dat de verdachte op 19 maart 2010 samen met [verdachte 2] naar Zoetermeer is gereden met de bedoeling om de auto van [slachtoffer 3] weg te nemen. Nadat de verdachte [verdachte 2] heeft uitgelegd hoe hij moet rijden, is [verdachte 2] uitgestapt om de auto weg te nemen. Dat is uiteindelijk echter niet gebeurd, omdat er mensen in de buurt van de auto van [slachtoffer 3] stonden te roken. [verdachte 2] is toen weer bij de verdachte in de auto gestapt en zij zijn naar huis gegaan. Zij spraken toen opnieuw af voor de volgende dag. De volgende dag bevonden zij zich wederom in Zoetermeer. Gelet op de inhoud van de opgenomen gesprekken en het feit dat de auto van [slachtoffer 3] de volgende dag met een vernield achterraampje is aangetroffen op een parkeerterrein aan de Venestraat in Leidschendam, gaat het hof ervan uit dat [verdachte 2] de Volvo omstreeks 17:49 uur in Zoetermeer heeft verlaten, dat hij toen de auto van [slachtoffer 3] heeft weggenomen door middel van het verbreken van het achterraampje, dat hij met de auto van [slachtoffer 3] de route naar Leidschendam heeft afgelegd zoals de dag ervoor door de verdachte beschreven, dat hij de auto van [slachtoffer 3] heeft geparkeerd op het parkeerterrein aan de Venestraat aldaar en dat hij vervolgens via het groengebied naar de Oude Bleijk is gelopen, alwaar hij weer bij de verdachte in de auto is gestapt, die blijkens de bakengegevens in de tijd waarin [verdachte 2] niet bij hem in de auto zat eveneens van Zoetermeer naar Leidschendam is gereden. Door aldus te handelen hebben de verdachte en [verdachte 2] de auto aan de beheersmacht van [slachtoffer 3] onttrokken. Dat de auto blijkens de aangifte reeds op een eerdere datum vanuit Gouda is weggenomen staat er niet aan in de weg dat diezelfde auto op 20 maart 2010 vanuit Zoetermeer nogmaals is weggenomen.
ZAAKDOSSIER ROTTERDAMSEWEG
Op 10 mei 2010 deed N.A.J. [slachtoffer 4] namens caravanbedrijf [slachtoffer 4] aangifte van diefstal van een tourcaravan van het merk Eriba Nova. [slachtoffer 4] heeft bij de aangifte een voertuigkaart van de caravan overhandigd. Op de kaart staat een foto van de caravan, waarop is te zien dat het een caravan met een dubbele as betreft. Volgens [slachtoffer 4] zou de diefstal moeten zijn gepleegd tussen 8 mei 2010 te 18:00 uur en 10 mei 2010 te 06:30 uur. De caravan stond geparkeerd op het afgesloten bedrijfsterrein van caravanbedrijf [slachtoffer 4], gelegen aan de Rotterdamseweg te Delft. In de ochtend van 10 mei 2010 werd geconstateerd dat het toegangshek tot het terrein was verbroken en dat er een plantenbak was verschoven. De caravan stond niet meer op de plek waar deze was achtergelaten. De stekker waaraan de caravan verbonden was lag los. Op de caravan zat een diefstalbeveiliging, een koppelingsslot. Tijdens het sporenonderzoek op het voornoemde bedrijfsterrein bleek dat de slotplaat van het schuifhek open was geslepen.
Uit bakengegevens blijkt dat de gestolen Seat Leon, voorzien van het kenteken [kenteken], zich op 8 mei 2010
om 21:17 uur bevindt op de Loderstraat/Melanchtonweg te Rotterdam. Vanaf daar rijdt de auto naar de Rotterdamse-weg te Delft. Om 21:35 uur staat de auto stil op de Rotterdamseweg, nabij de Balthasar van der Polweg, te Delft. Om 21:50 uur rijdt de auto weer terug naar de Melanchtonweg te Rotterdam.
Uit de schriftelijke uitwerking van de op 8 mei 2010 in voornoemde Seat opgenomen communicatie blijkt dat de verdachte zich vanaf omstreeks 21:25 uur met een ander (aanvankelijk aangeduid als de NN1-man, later als [betrokkene 5]) in de auto bevindt. De stem van de verdachte wordt herkend door verbalisant IJsenbout. Om 21:29 uur zegt de verdachte: “Hoe we nou gekomen zijn.. zo moeten je ook terug rijden”. [betrokkene 5] zegt: “Als dadelijk alles is gelukt, heb ik dan wel wat centjes dan”. De verdachte zegt: “Doe nou maar eerst je werk”. [betrokkene 5] spreekt vervolgens over een camping en een caravan. Om 21:33 uur is een richtingaanwijzer hoorbaar en zegt [betrokkene 5] dat hij even gaat neerzetten. Om 21:35 uur zegt de verdachte: “stap bij hem snel in”. Vervolgens is tweemaal te horen dat er een deur open en dicht gaat. Er is een motor van een andere auto hoorbaar. Om 21:50 uur gaan er wederom deuren open en dicht. Er zijn dan hijgende mensen hoorbaar. De verdachte zegt: “Zo die slijp bij je.. die die slijptol”. [betrokkene 5] antwoordt: “Ja achter, zo ding kon ik niet laten staan, gereedschap hè”. Om 21:51 uur zegt de verdachte: “Ging soepel hè”. [betrokkene 5] zegt dan: “Ja hè, je ziet ook hè Luke, ik ben, ik ga gewoon d’r voor”. De verdachte zegt dan: “Als ik tegen jou iets zegt.. dan heb ik alles geregeld he.. alles staat klaar je ziet het”. Om 21:52 uur zegt [betrokkene 5]: “Zo die poten zijn lang, ik bleef mij de tyfus draaien” en “Ik heb hem helemaal klaar gezet, enigste wat ik nu even moest helpen, effe met die plantenbak effe wegtrekken”. Om 21:54 uur zegt [betrokkene 5]: “He d’r legt iets onder te, te spetteren, kijk hiero, stroom, zie je het, vonken”. De verdachte zegt: “Misschien draadje, nee draadje, het draadje van die aanhanger”. [betrokkene 5] zegt daarop: “O ja, o ja wat je d’r op moet hangen voor die beveiliging”. [betrokkene 5] zegt: “Wat een ding he, he, prachtig”. De verdachte zegt: “Is die groot of niet”. Om 21:55 uur vraagt de verdachte aan [betrokkene 5] of hij het hek goed heeft dichtgedaan. [betrokkene 5] antwoordt bevestigend. De verdachte zegt: “Is die niet teruggeschoven”. [betrokkene 5] zegt: “Ja, gewoon netjes er tussen in”. Kort daarna zegt [betrokkene 5]: “Hij kan daar toch bijna die bocht niet pakken”. Om 21:58 uur zegt hij: “Dat ding kost toch wat” en “Effe de gordijntjes rechtdoen.. de gordijntje hangen een beetje scheef.. prachtding man”. De verdachte vraagt of niemand hen op die weg volgt. [betrokkene 5] zegt nee. Om 22:00 uur zegt hij: “Wieltjes mooi opgedraaid he” en “Helemaal he, je ken ze ook halverwege, maar dan krijg je problemen, echt helemaal plat, met die kutdrempels”. Om 22:02 uur vraagt de verdachte nogmaals aan [betrokkene 5] of hij het hek goed heeft dichtgedaan. [betrokkene 5] zegt dat hij het zeker weet. Om 22:04 uur wordt de auto gestopt. De deuren gaan open en dicht. Op de achtergrond is een andere auto met draaiende motor hoorbaar. De verdachte zegt: “Wat is hij nou allemaal aan het doen”. [betrokkene 5] zegt dat hij het niet weet en dat dat ding er nooit tussen past omdat hij veel te groot is. [betrokkene 5] zegt vervolgens: “Ja, ja, kom maar, ja kom maar, kom maar, kom maar, kom maar, kom maar, ja, ja kom maar, kom maar, hartstikke goed” en “Mooi ja, houd hem maar recht ja”. Ondertussen is een rijdende auto hoorbaar. [betrokkene 5] zegt vervolgens weer: “Ja kom maar, draaien, draaien ja, helemaal om, kom maar, kom maar, Luuk wat doe je nou”.
Om 22:08 uur zegt iemand op de achtergrond: “Ho maar, ho maar, ho”. Vervolgens zijn geluiden van een metalen deur of rolluik hoorbaar.
Op de beelden afkomstig van het camerasysteem aan de Rotterdamseweg is te zien dat er op 8 mei 2010 omstreeks 21:27 uur een Seat Leon vanuit Schiedam in de richting van Delft rijdt. De Seat Leon wordt gevolgd door een Volkswagen Transporter. Omstreeks 21:51 uur rijdt een soortgelijke Volkswagen Transporter, met daaraan een caravan met een dubbele as gekoppeld, vanuit Delft in de richting van Schiedam. Direct erachter rijdt een soortgelijke Seat Leon, in dezelfde richting. De caravan die aan de Volkswagen Transporter is gekoppeld komt volgens de verbalisant die de beelden heeft uitgekeken overeen met de door de aangever omschreven weggenomen caravan van het merk Eriba Nova.
Op basis van het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het op de dagvaarding met parketnummer 09-650069-10 onder 4 ten laste gelegde heeft begaan. Uit de bewijsmiddelen kan weliswaar niet met voldoende zekerheid worden afgeleid dat de verdachte fysiek aanwezig is geweest bij de diefstal van de caravan, maar in ieder geval blijkt wel dat hij zich ten tijde van de diefstal in de directe nabijheid van de plaats delict heeft bevonden, dat hij daar samen met [betrokkene 5], (één van) de feitelijke uitvoerder(s) van de diefstal naar toe is gereden en vervolgens ook weer weg is gereden (de auto waarin de verdachte zich bevond reed op de terugweg achter de Volkswagen Transporter met daaraan de caravan gekoppeld), dat hij wetenschap heeft gehad van de diefstal en dat hij ten behoeve van de diefstal instructies heeft gegeven aan [betrokkene 5]. Nadien is de verdachte voorts aanwezig geweest bij het inparkeren van de weggenomen caravan. Onder deze omstandigheden concludeert het hof dat tussen de verdachte en de medeverdachten sprake was van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking ter zake van de diefstal dat sprake is van medeplegen.
Uitgaande van vaste jurisprudentie is van een criminele organisatie onder meer sprake wanneer die organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft, de deelnemers aan de organisatie van dat oogmerk op de hoogte zijn en sprake is van een duurzaam en gestructureerd samenwer-kingsverband van twee of meer personen. Van deelname aan een criminele organisatie is sprake indien men behoort tot de organisatie en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning geeft aan gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
De verdachte heeft in de periode van eind februari 2010 tot en met begin juni 2010 samen met de medeverdachte [verdachte 2] verschillende soorten strafbare feiten gepleegd.
De vraag is of het samenwerkingsverband tussen de verdachte en [verdachte 2] in het kader waarvan die feiten zijn gepleegd kan worden gekwalificeerd als een criminele organisatie. Naar het oordeel van het hof moet die vraag ontkennend worden beantwoord. Weliswaar blijkt uit het dossier dat de verdachte en [verdachte 2] zwagers zijn, dat er een vertrouwensband tussen hen bestaat, dat zij goed op elkaar zijn ingespeeld en dat zij samen strafbare feiten hebben gepleegd, maar naar het oordeel van het hof kan op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting – mede gelet op de relatief korte periode waarin die feiten zijn gepleegd – niet worden vastgesteld dat er gedurende de ten laste gelegde periode sprake was van een zodanig duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband dat kan worden gesproken van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof zal de verdachte daarom vrijspreken van het op de dagvaarding met parketnummer 09-650069-10 onder 8 ten laste gelegde.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het op de dagvaarding met parketnummer
09-754027-09 onder 5 en 6 en het op de dagvaarding met parketnummer 09-650069-10 onder 2 primair en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Dagvaarding met parketnummer 09-754027-09:
hij op 13 april 2010 te Zoetermeer ter voorbereiding van het met een ander te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweld of afpersing, opzettelijk een gestolen personenauto (te weten een blauwe VW Golf) voorzien van gestolen kentekenplaten (te weten kenteken [kenteken]) en een slijptol en een of meer pruiken kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, in de buurt van de locatie(s) waar dat misdrijf zou moeten plaatsvinden voorhanden heeft gehad;
ZAAKDOSSIER 'S-GRAVENLANDSEWEG
hij op 07 juni 2010 te Schiedam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een bestelbus van het merk: Mercedes-Benz, type: Vito (kenteken: [kenteken]), toebehorende aan The Red Bull B.V. en/of [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die bestelbus en die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- inslaan van een van de ruiten van die bestelbus en (vervolgens)
- trekken aan het lichaam van die [slachtoffer 2] ten gevolge waarvan hij uit die bestelbus getrokken werd en
- die [slachtoffer 2] op dreigende toon toevoegen van de woorden "telefoon afgeven en sleutels afgeven" en " je gaat maken dat je weg komt en als je een woord tegen de politie zegt weten wij je kinderen te vinden";
Dagvaarding met parketnummer 09-650069-10:
ZAAKDOSSIER MARCO POLOLAAN
hij op 20 maart 2010 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto, te weten een zwarte Mercedes-Benz 300 E-24 U9 (kenteken: [KENTEKEN]), toebehorende aan [slachtoffer 3], waarbij zijn mededader het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, te weten door het verbreken van een raam;
ZAAKDOSSIER ROTTERDAMSEWEG
hij op 8 mei 2010 te Delft tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een caravan, te weten een witte tourcaravan, van het merk Eriba Nova S 690 toebehorende aan caravanbedrijf [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders, waarbij zijn mededader(s) het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking te weten door het open slijpen van de slotplaat van het schuifhek van het bedrijventerrein en het verbreken van een koppelingsslot van de caravan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het op de dagvaarding met parketnummer 09-754027-09 onder 5 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van voorbereiding van diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
medeplegen van voorbereiding van afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het op de dagvaarding met parketnummer 09-754027-09 onder 6 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak met parketnummer 09-650069-10 onder 2 primair en 4 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafbepaling ex artikel 423 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering
Het hof zal op de voet van artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering een straf bepalen voor de door de rechtbank bewezen verklaarde feiten die niet aan het oordeel van het hof zijn onderworpen. Dit betreffen de feiten zoals ten laste gelegd op de dagvaarding met parketnummer 09-754027-09 onder 3 primair, 4, 7, 8 en
op de dagvaarding met parketnummer 09-650069-10 onder 1 eerste cumulatief/alternatief, 3 primair, 5 subsidiair en 6. Bij het bepalen van de straf heeft het hof gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, op de omstandigheden waaronder die bewezen verklaarde feiten zijn begaan en op de persoon van de verdachte, een en ander zoals door de rechtbank is overwogen. Alles overwegende is het hof van oordeel dat de straf op de voet van artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van strafvordering moet worden bepaald op een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, met aftrek van voorarrest.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het op de dagvaarding met parketnummer 09-754027-10 onder 2, 3 primair, 4, 5, 6, 7 en 8, alsmede ter zake van het op de dagvaarding met parketnummer 09-650069-10 onder 1 eerste cumulatief/alternatief, 2 primair, 3 primair, 4, 5 subsidiair, 6 en 8 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 78 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal van een caravan. Daarnaast heeft hij samen met een ander of anderen twee autodiefstallen gepleegd. Eén van de autodiefstallen is gepleegd door middel van verbreking. De andere diefstal werd voorafgegaan door geweld en/of bedreiging met geweld tegen het voertuig en de bestuurder daarvan. Door aldus te handelen heeft de verdachte een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van anderen. Bij de diefstal met geweld is tevens inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Diefstallen van caravans en auto’s brengen schade en overlast met zich mee. Tevens veroorzaken dergelijke feiten, zeker in het geval van de diefstal met geweld, gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer, alsmede bij personen die er getuige van zijn of er kennis van nemen.
De verdachte heeft zich voorts samen met een ander schuldig gemaakt aan de voorbereiding van een overval op een geldloper. Omdat de verdachten op een gegeven moment bemerkten dat zij door de politie werden geobserveerd, heeft de overval uiteindelijk niet plaatsgevonden.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 februari 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding caravanbedrijf [slachtoffer 4] Delft B.V.
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 4] zich namens caravanbedrijf [slachtoffer 4] Delft B.V. als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte op de dagvaarding met parketnummer 09-650069-10 onder 4 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 19.020,00.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering, zodat de vordering in hoger beroep opnieuw aan de orde is.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 10.988,50, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en niet-ontvankelijkverklaring ten aanzien van het overige gevorderde.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Evenals de rechtbank zal het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover die betrekking heeft op de aangevoerde schadeposten ‘huurderving elektrosloep’, ‘afschrijving verzekeringsmaatschappij sloep’ en ‘afschrijving verzekeringsmaatschappij trailer’. Deze schadeposten zijn het gevolg van een niet aan de verdachte ten laste gelegd feit, zodat geen sprake is van schade toegebracht door een bewezen verklaard feit.
Voor zover de vordering betrekking heeft op de schadeposten ‘reparatie hekwerk’ en ‘afschrijving verzekeringsmaatschappij caravan’ is deze voldoende onderbouwd. Het betreft rechtstreekse schade als gevolg van het op de dagvaarding met parketnummer 09-650069-10 onder 4 bewezen verklaarde. Voor wat betreft de post ‘reparatie hekwerk’ zal het hof het bedrag toewijzen exclusief BTW, nu de benadeelde partij ondernemer is en BTW in vooraftrek kan brengen. Het hof zal de vordering daarom toewijzen tot een bedrag van € 10.988,50.
Het bovenstaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer caravanbedrijf [slachtoffer 4] Delft B.V.
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 10.988,50 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer caravanbedrijf [slachtoffer 4] Delft B.V.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
[benadeelde partij] heeft zich eveneens als benadeelde partij in het onderhavige strafproces gevoegd en een vordering tot schadevergoeding ingediend. Die vordering houdt verband met feit 3 op de dagvaarding met parketnummer 09-754027-09. Nu het hoger beroep tegen de beslissing in eerste aanleg over dit feit is ingetrokken en het openbaar ministerie geen hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank heeft ingesteld is de vordering van deze benadeelde partij thans niet meer aan de orde. Dit betekent dat de beslissing van de rechtbank omtrent deze vordering in stand blijft.
Het hof zal de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zoals deze zijn vermeld onder 1 en 5 op de in kopie aan dit arrest gehechte beslaglijst, te weten een een GPS kastje (Signal Jammer) en een slotentrekker, onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu deze bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte begane misdrijven werden aangetroffen en deze aan de verdachte toebehorende voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, dan wel tot het belemmeren van de opsporing daarvan, terwijl deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleer-de bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal het hof de teruggave aan de verdachte gelasten van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zoals deze zijn vermeld onder
3 en 6 tot en met 10 op de in kopie aan dit arrest gehechte beslaglijst, te weten vier bescheiden (processen-verbaal), vier vijlen, een rolmaat, twee schroeven, een gereedschaphulpstuk en drie sleutels.
De op de beslaglijst onder 2, 4 en 11 genummerde voorwerpen houden verband met feit 7 respectievelijk feit 8 op de dagvaarding met parketnummer 09-754027-09. Nu het hoger beroep tegen de beslissing in eerste aanleg over deze feiten is ingetrokken en het openbaar ministerie geen hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank heeft ingesteld zijn deze in beslag genomen voorwerpen thans niet meer aan de orde. Dit betekent dat de beslissing van de rechtbank omtrent deze voorwerpen in stand blijft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36d, 36f, 46, 47, 57, 63, 310, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Voor wat betreft de op de dagvaarding met parketnummer 09-754027-09 onder 3 primair, 4, 7 en
8 en de op de dagvaarding met parketnummer 09-650069-10 onder 1 eerste cumulatief/alternatief, 3 primair, 5 subsidiair en 6 door de rechtbank bewezen verklaarde feiten:
Bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf op een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaren.
Voor wat betreft het op de dagvaarding met parketnummer 09-754027-09 onder 2, 5, 6 en het op
de dagvaarding met parketnummer 09-650069-10 onder 2, 4 en 8 ten laste gelegde:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het op de dagvaarding met parketnummer 09-754027-09 onder 2 en het op de dagvaarding met parketnummer 09-650069-10 onder 8 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het op de dagvaarding met parketnummer
09-754027-09 onder 5 en 6 en het op de dagvaarding met parketnummer 09-650069-10 onder 2 primair en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het op de dagvaarding met parketnummer 09-754027-09 onder 5 en 6 en het op de dagvaarding met parketnummer 09-650069-10 onder 2 primair en 4 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de bepaalde en opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij caravanbedrijf [slachtoffer 4] Delft B.V.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij caravanbedrijf [slachtoffer 4] Delft BV ter zake van het op de dagvaarding met parketnummer 09-650069-10 onder 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 10.988,50 (tienduizend negenhonderdachtentachtig euro en vijftig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd caravanbedrijf [slachtoffer 4] Delft B.V., een bedrag te betalen van € 10.988,50 (tienduizend negenhonderdachtentachtig euro en vijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 89 (negenentachtig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover zijn mededader(s) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader(s) van de verdachte voormeld bedrag heeft/hebben betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld onder 1, en 5 op de in kopie aan dit arrest gehechte beslaglijst, te weten:
een GPS kastje (Signal Jammer) en een slotentrekker.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld onder 3 en 6 tot en met 10 op de in kopie aan dit arrest gehechte beslaglijst, te weten:
vier bescheiden (processen-verbaal), vier vijlen, een rolmaat, twee schroeven, een gereedschaphulpstuk en drie sleutels.
Dit arrest is gewezen door mr. A.E. Mos-Verstraten,
mr. M.J. de Haan-Boerdijk en mr. M.C.R. Derkx, in bijzijn van de griffier mr. N. van der Velden.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 18 maart 2013.