ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ2612

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
200.100.783/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid vennoot onder firma voor nakoming kredietovereenkomst

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, ging het om een hoger beroep van Sama Bouwservice B.V. tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De zaak draaide om de vraag of Sama Bouwservice B.V. als vennoot van een vennootschap onder firma (vof) aansprakelijk kon worden gesteld voor de nakoming van een kredietovereenkomst. De rechtbank had eerder de vorderingen van Sama afgewezen, waarbij werd geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor het bestaan van een kredietovereenkomst tussen Sama en de vof. Sama stelde dat zij bedragen had overgemaakt naar de vof en dat deze betalingen een kredietovereenkomst vormden, maar de rechtbank oordeelde dat de betalingen niet als zodanig konden worden gekwalificeerd.

Het hof bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat Sama onvoldoende had aangetoond dat de betalingen aan de vof een andere grondslag hadden dan het voldoen aan de inbrengafspraak uit de oprichtingsakte. Het hof concludeerde dat de nevenvorderingen van Sama ook niet konden worden toegewezen, omdat er geen stellingen waren die, indien bewezen, tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. De kosten van het hoger beroep werden aan Sama opgelegd, en het hof verklaarde de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van vennoten binnen een vennootschap onder firma en de noodzaak om kredietovereenkomsten goed te documenteren en te onderbouwen. Het hof wees erop dat de vennoot niet zonder toestemming van de andere vennoten aan een kredietovereenkomst kon binden, wat in deze zaak een cruciale factor was in de beoordeling van de vordering.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.100.783/01
Rolnummer rechtbank : 386798 / HA ZA 11-385
arrest d.d. 29 januari 2013
inzake
Sama Bouwservice B.V.,
gevestigd te Heemskerk,
appellante,
hierna te noemen: Sama,
advocaat: mr. E. van Haasteren te Velsen-Noord,
tegen
[geïntimeerde]
wonende te 's-Gravenhage,
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. M. de Boorder te 's-Gravenhage.
Het geding
Bij exploot van 11 januari 2012 is Sama in hoger beroep gekomen van een door de rechtbank 's-Gravenhage, sector civiel recht, tussen partijen in conventie gewezen vonnis van 12 oktober 2011. Bij memorie van grieven heeft Sama drie grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden.
Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. De door de rechtbank in het bestreden vonnis vastgestelde feiten zijn door partijen niet bestreden, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.
2. Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.1 Sama is een aannemersbedrijf. Zij levert en plaatst kunststof kozijnen en gevelelementen. Zij richt zich op de provincie Noord-Holland.
2.2 Sama Holding B.V. (verder Sama Holding) is bestuurder en enig aandeelhouder van Sama. De broers [bestuurder 1] en [bestuurder 2] zijn bestuurder en grootaandeelhouder van Sama Holding.
Sama Holding is sinds 20 november 2006 tevens enig aandeelhouder en bestuurder van de vennootschap Gebroeders B.V. (verder: Gebroeders).
2.3 Eveneens op 20 november 2006 heeft Gebroeders samen met [geïntimeerde] de vennootschap onder firma Sama Bouwservice Zuid Holland v.o.f. (verder: Sama vof) opgericht. Zij zou haar activiteiten gaan richten op de provincie Zuid-Holland. In de oprichtingsakte is onder meer het volgende bepaald:
"doel
artikel 2
De vennootschap heeft ten doel het verkopen, leveren en plaatsen van kunststofkozijnen en gevelelementen en alles wat hiermee verband houdt in de ruimste zin van het woord.
(…)
bevoegdheden
artikel 5
1. Iedere vennoot is bevoegd voor en namens de vennootschap te handelen en te tekenen, de vennootschap aan derden en derden aan de vennootschap te verbinden. Voor de volgende (rechts) handelingen heeft de ene vennoot de medewerking of voorafgaande schriftelijke toestemming van de andere nodig:
(…)
c. het ter leen opnemen of ter leen verstrekken van gelden, daaronder niet begrepen het beschikken over verleende kredieten
(…)
f. het aannemen van werk in het kader van de normale uitoefening van het bedrijf van de vennootschap, waarvan de aanneemsom hoger is dan vijfentwintigduizend euro (€ 25.000,00)
g. het verrichten van andere handelingen dan bedoeld onder f, die een bedrag of waarde van vijfduizend euro (€ 5.000,00) te boven gaan;
(…)
ontbinding
artikel 11
De vennootschap wordt ontbonden:
1. door een schriftelijke beëindigingsovereenkomst tussen de vennoten;
(…)
inbreng
artikel 16
De vennoot 1 (Gebroeders, hof) brengt – naast vlijt en arbeid – in een nader te bepalen bedrag in contanten. De vennoot 2 ([geïntimeerde]) brengt vlijt en arbeid in. (…)"
In het handelsregister van de Kamer van Koophandel is melding gemaakt van de beperkte bevoegdheid van de vennoten afzonderlijk.
2.4 In de periode vanaf de oprichting van Sama vof tot 2008 heeft Sama bedragen overgeboekt naar de bankrekening van Sama vof.
2.5 Op 19 september 2008 hebben [bestuurder 1], namens Sama, aangeduid als kredietgever, enerzijds en [bestuurder 2], namens Gebroeders als vennoot van Sama vof, aangeduid als kredietnemer, anderzijds een "rekening-courantovereenkomst met kredietfaciliteiten" getekend. In die overeenkomst is onder meer vermeld:
"Overwegende:
- dat kredietgever bereid is geweest een kredietfaciliteit te verstrekken, welke kredietnemer heeft aanvaard;
- dat partijen de voorwaarden van deze kredietfaciliteit thans bij schriftelijke overeenkomst wensen te regelen.
verklaren het volgende te zijn overeengekomen:
Artikel 1: bedrag
Kredietgever verstrekt aan kredietnemer – die dit aanneemt – een kredietfaciliteit in rekening-courant tot een bedrag van maximaal € 225.000,= (…)
Artikel 7: beëindiging
De overeenkomst eindigt van rechtswege en het door kredietnemer verschuldigde is na opzegging of ingebrekestelling opeisbaar in de volgende gevallen:
(…)
b. indien kredietnemer wordt ontbonden (…)"
2.6 [geïntimeerde] heeft geweigerd de rekening-courantovereenkomst (mede) te ondertekenen.
2.7 Op 5 november 2008 tekenden Gebroeders en [geïntimeerde] een "Beëindigings¬overeenkomst Sama Bouwservice Zuid Holland v.o.f. (ontbindingsbesluit)" waarin was bepaald:
"a. de vennootschap onder firma wordt ontbonden per 6-11-2008 conform het bepaalde in artikel 11 lid 1 van de vennootschapsovereenkomst
b. geen van de vennoten zal de zaken van de vennootschap voortzetten
c. de zaken van de vennootschap zullen door de vennoten worden geliquideerd
d. de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de vennootschap zullen worden overgedragen aan en bewaard door Gebroeders B.V."
2.8 Bij brief van 23 december 2008 heeft Sama [geïntimeerde] gesommeerd binnen veertien dagen tot betaling van de schuld uit de rekening-courant ad. € 201.864,96 over te gaan.
2.9 In deze procedure vordert Sama – voor zover thans nog van belang en na wijziging van eis – betaling van de schuld uit rekening-courant van Sama met Sama vof ad € 190.427,04, vermeerderd met rente en kosten. Aan deze vordering legt Sama primair ten grondslag dat zij uit hoofde van een kredietovereenkomst met de inmiddels ontbonden Sama vof, op de voet van artikel 18 WvK, een vordering heeft op [geïntimeerde] en subsidiair, dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking dan wel onverschuldigde betaling. Sama heeft – zo stelt zij – ervan afgezien Sama vof en Gebroeders te dagvaarden, omdat Sama vof en Gebroeders geen verhaal bieden.
2.10 De rechtbank heeft bij het bestreden vonnis in conventie de vorderingen van Sama afgewezen, met veroordeling van Sama in de kosten. De rechtbank overwoog daartoe dat [geïntimeerde] het bestaan van een kredietovereenkomst heeft betwist en dat zij in de oprichtingsakte aanwijzingen zag voor de juistheid van de stelling van [geïntimeerde] dat niet Sama de financier was van Sama vof, maar dat er voor is gekozen Gebroeders te laten optreden als financier. Sama heeft, in het licht daarvan, aldus de rechtbank, onvoldoende onderbouwd dat wel sprake was van een kredietfaciliteit. Ook de subsidiaire grondslag werd door de rechtbank verworpen, en wel omdat deze zich niet verdroeg met de primair ingenomen stelling dat Sama vof een kredietovereenkomst was aangegaan.
3.1 In hoger beroep komt Sama op tegen bovengenoemd oordeel. Zij vordert – zakelijk weergegeven – de vernietiging van het bestreden vonnis in conventie, de toewijzing van haar inleidende vorderingen en de veroordeling van [geïntimeerde] tot terugbetaling met rente van al hetgeen Sama ter uitvoering van het bestreden vonnis heeft voldaan, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.
3.2 Met de eerste twee grieven komt Sama op tegen het oordeel van de rechtbank dat zij onvoldoende heeft onderbouwd dat zij een kredietovereenkomst met Sama vof is aangegaan. Sama stelt, dat zij bij de betalingen van de geldbedragen op de bankrekening van Sama vof steeds "R/C", oftewel rekening-courant, heeft vermeld. Zij meent dat Gebroeders heeft ingestemd met de overeenkomst van geldlening en dat [geïntimeerde] stilzwijgend zijn medewerking aan deze overeenkomst heeft verleend, door het ontvangen en gebruiken van deze betalingen onder meer voor salarisbetalingen, terwijl [geïntimeerde] ook wist dat over deze betalingen rente verschuldigd was. Met haar derde grief komt Sama op tegen de verwerping van haar subsidiaire stelling op de grond dat deze zich niet verdraagt met haar primaire stelling. Sama wijst daarbij op HR 23-5-1997, NJ 1997/532; LJN: ZC2379.
3.3 [geïntimeerde] heeft de stellingen van Sama op alle fronten bestreden: naar zijn mening is geen krediet-overeenkomst tussen Sama en Sama vof tot stand gekomen. [geïntimeerde] wijst er daarbij op dat Gebroeders – gelet op het bepaalde in artikel 5 van de oprichtingsakte en de vermelding hiervan in het handelsregister – Sama vof niet zonder zijn toestemming aan een dergelijke overeenkomst kon binden. Dergelijke toestemming heeft hij ook nimmer verleend. Daarnaast betwist [geïntimeerde] – zo begrijpt het hof zijn verweer – dat Sama aan Sama vof bedragen ter beschikking heeft gesteld, alsmede de hoogte van de door Sama gestelde bedragen. Dat Sama aan Sama vof bedragen ter beschikking heeft gesteld ligt niet in de rede, aldus [geïntimeerde], omdat het uitgangspunt steeds is geweest dat i) Gebroeders de door Sama vof benodigde financiën zou inbrengen en ii) Sama vof geen schulden zou aangaan. De zakelijke bankrekening van Sama vof kende daarom geen kredietfaciliteit. Sama was van dit uitgangspunt op de hoogte, aangezien de bestuurder van Sama dezelfde is als die van Gebroeders. [geïntimeerde] is er daarom altijd vanuit gegaan, en mocht er gelet op het vorenstaande ook vanuit gaan, dat voor zover door Sama aan Sama vof betalingen zijn gedaan, deze zijn gedaan namens Gebroeders, die immers – volgens afspraak – de vof van de nodige financiering zou voorzien. Aldus nog steeds [geïntimeerde].
3.4 Het hof overweegt als volgt.
Gelet op bovenstaand ook al in eerste aanleg gevoerde verweer van [geïntimeerde] heeft Sama onvoldoende gesteld voor het oordeel dat ([geïntimeerde] had moeten begrijpen dat) de betalingen van Sama aan Sama vof een andere grondslag hadden dan het namens Gebroeders voldoen aan de inbrengafspraak uit de akte van oprichting. Hierop stranden zowel de primaire als de subsidiair aangevoerde grond voor de hoofdvordering van Sama. De overige stellingen behoeven daarom geen bespreking. Dit betekent dat de nevenvorderingen evenmin kunnen worden toegewezen. Bij gebreke van stellingen die, indien bewezen, tot een ander oordeel zouden kunnen leiden, wordt aan bewijslevering niet toegekomen.
3.5 Dit betekent dat het bestreden vonnis in conventie zal worden bekrachtigd met veroordeling van Sama in de kosten van het hoger beroep. De kostenveroordeling zal – zoals door [geïntimeerde] gevorderd – uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het tussen partijen in conventie gewezen vonnis van de rechtbank 's Gravenhage van 12 oktober 2011;
- veroordeelt Sama in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 291,-- aan griffierecht en € 3.263,-- aan salaris advocaat;
- wijst af het anders of meer gevorderde;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A. Dupain, M.Y. Bonneur en M.J. van der Ven en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 januari 2013 in aanwezigheid van de griffier.