2. Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.1 Het ms. “Annina” (hierna: het schip) is een beunschip. Het placht nat zout zand met zeewater te laden in IJmuiden. Het schip is in 1955 gebouwd en behoort sinds maart 1999 in eigendom toe aan [de V.O.F.]. In 1986 is het door de vorige eigenaar met 15 meter verlengd, waarbij het voorste deel van de vlakbeplating werd vernieuwd. In 1996 is het achterste deel van de vlakbeplating vernieuwd.
2.2 [de V.O.F.] heeft het schip voor de periode van 1 april 2003 tot 1 april 2004 verzekerd bij Verzekeraars. Op de verzekeringsovereenkomst zijn van toepassing de Voorwaarden van de Nederlandse Beurs-Cascopolis voor de Binnenvaart 1991 met bijbehorende clausules, waaronder clausule B 23.
Artikel 16 van de Voorwaarden luidt, voor zover hier van belang:
“Elke vordering op de verzekeraar vervalt, indien zij niet bij deze onder overlegging van behoorlijke bescheiden is ingediend, binnen twee jaar na het onheil op grond waarvan zij wordt beweerd, (…); met dien verstande dat, indien de verzekerde telkens voor het einde van de lopende termijn bewijst dat hij in de onmogelijkheid heeft verkeerd zijn vordering binnen een termijn van twee jaar in te dienen, deze termijn met twee jaar zal worden verlengd.”
Clausule B 23 (“Clausule inzake particuliere schade”) luidt, voor zover hier van belang:
“In afwijking van hetgeen dienaangaande in de wet, polis of clausules terzake van particuliere schade is bepaald, wordt nader overeengekomen:
1. Reparatieverplichting
a. Voor elke vordering tot schadevergoeding van verzekerde maakt de verzekeraar het voorbehoud dat zijn vergoedingsplicht slechts vaststaat nadat en voor zover de reparatie onder zijn controle is uitgevoerd en hem het bewijs van de reparatiekosten is geleverd. b. (…)
2. (…)
3. Ongerepareerde schade
a. Wanneer herstel niet plaatsvindt omdat dit in redelijkheid niet kan worden gevergd, zal door partijen een regeling worden getroffen met betrekking tot de vergoedingsplicht van de verzekeraar.
b. (…)”
2.3 Op 16 oktober 2003 is bij de scheepswerf Brouwer te Zaandam schade aan het schip geconstateerd nadat het onderwaterschip met hoge druk was afgespoten.
2.4 Verschillende deskundigen hebben over de (oorzaak en de hoogte van de) schade gerapporteerd. Daarbij werd voor zover relevant het volgende geconcludeerd:
- door Techno Fysica B.V. op 28 november 2003, geraadpleegd door beide partijen:
“(…) Lekkage was opgetreden door sterk putvormige corrosie vanuit de binnenkant van het schip. De buitenwand vertoonde wel corrosie, maar deze was redelijk gelijkmatig van aard. Putvorming was hier niet of nauwelijks aanwezig. (…)
De oorzaak van de lekkage van de vlakplaten van de m.v. “Annina” is putcorrosie ten gevolge van vervuiling van het water boven de platen met een niet nadere geïdentificeerd corrodent. Ook moet de werking van micro organismen niet worden uitgesloten. De kwaliteit van de gebruikte staalplaten was in orde en geeft geen reden om aan te nemen dat een slechte materiaalkwaliteit van invloed is geweest op de waargenomen corrosievorm en snelheid.”
- door Van Laak & Snijders Expertise- en Taxatiebureau op 2 januari 2004, geraadpleegd door [de V.O.F.]:
“(…) In de vlakbeplating werden minuscule gaatjes ter grootte een speldenknop vastgesteld. Bij het ene gaatje lekte of druppelde water en bij het andere gaatje werd het staal alleen vochtig (zie foto’s). De dikte van het staal was rond de gaatjes nog ruim voldoende, hetgeen werd gecontroleerd door middel van een keurhamer. Dit werd later ook bevestigd door werfpersoneel, welke de lekkende gaatjes hebben dichtgelast. Aan de binnenzijde bevond zich een losgekomen zand-/roestlaag welke zich grotendeels los boven het vlak bevond. Het zou volgens opgave van de vorige eigenaar geconserveerd zijn geweest met lijnolie. (…)
Zoals uit het onderzoek naar voren komt, zijn de hierboven omschreven mankementen niet terug te voeren op normale corrosievorming. Deze conclusie wordt gerechtvaardigd door het feit, dat het corrosieproces in het staal van de beplating van 1996 hetzelfde beeld liet zien als de in 1986 vernieuwde vlakbeplating. Hierdoor kan men er gevoeglijk van uitgaan, dat er iets bijzonders met het water in de beun aan de hand moet zijn geweest. Het kwaliteit van het beunwater werd niet nader onderzocht, omdat dat water meerdere keren per jaar weggepompt wordt. (…)
Gezien het bovenstaande is ondergetekende dan ook van mening, dat de gaatjes in de vlakbeplating niet zijn terug te voeren op normale slijtage, maar is veroorzaakt door overmatig snelle corrosie.”
Van Laak & Snijders begroot de totale kosten van de uit te voeren reparatie op € 56.645,-;
- door Verschoor & Bras Expertise- en Ingenieursbureau op 8 april 2004, geraadpleegd door Verzekeraars:
“(…) De vlakbeplating ter plaatse van de droge dubbele bodem-zijtanks (bakboord en stuurboord) (…) aangetast door ernstige putcorrosie alsmede deze vlakbeplating bedekt met een ca 10 mm dikke vochtige laag zand en roest. (…)
Naar de mening van ondergetekende is de hogergenoemde vastgestelde schade het gevolg van putcorrosie, waarbij normale slijtage uitgesloten kan worden. Deze putcorrosie kon naar de mening van ondergetekende ontstaan ten gevolge van de ca. 10 mm dikke vochtige laag zand en roest, welke zich aan de binnenzijde van de vlakbeplating in de droge tanks bevond. Voorts werden in deze laag restanten van laselektroden vastgesteld, vermoedelijk nog afkomstig van de verlenging resp. de vernieuwing van de vlakbeplating. De aanwezigheid van zand duidt er op dat de beunwand met beide laadruimen gelekt moeten hebben in het verleden, waardoor zand en water in de onderliggende droge tanks kon geraken. Aangezien de “Annina” voornamelijk zeezand vervoert, dat geladen wordt in IJmuiden, is ondergetekende van mening dat dit zeezand en dientengevolge het water (inclusief micro-organisme) een zout karakter hebben en dus agressief corrosief zijn. Naar de mening van ondergetekende kon hierdoor een overmatige “snelle” agressieve corrosie in de vlakbeplating ter plaatse van de droge tanks optreden.
Tenslotte merkt ondergetekende nog op dat het binnendringen van zand en water in de droge tanks het gevolg moet zijn van meerdere evenementen, waarbij waarschijnlijk de beunwand lek is geraakt tijdens het lossen van het schip met grijpers. (…)”
Verschoor & Bras stelt - gelijk Van Laak & Snijders - het schadebedrag op € 56.645,-.
- door Bio Clear op 27 december 2004, geraadpleegd door [de V.O.F.]:
“Uit de visuele inspectie blijkt dat het vlak, de kim en de spanten in de ruimte tussen de beunen en de buitenwand zijn aangetast door corrosie. De mate waarin verschilt, de corrosie is met name aanwezig op het vlak. De lijnolie laag, die is aangebracht ter conservering van het metaal, is grotendeels verdwenen.
Plaatselijk zijn witte (zout)kristallen waargenomen. Volgens [naam vennoot] is dit zeezout, wat achterblijft wanneer (zee)water door een calamiteit vanuit de laadruimte de beunen instroomt. Dit water wordt zo snel mogelijk weggepompt om het schip stabiel te houden; hiervoor is het schip uitgerust met een wateralarm in de ruimte tussen de beunen en de buitenwand. (…)
De corrosie van het vlak en de spanten is versneld door de activiteit van micro-organismen (biocorrosie). Door de (tijdelijke) aanwezigheid van zeewater in de ruimte tussen de beunen en de buitenwand ontstaan gunstige condities voor sulfaatreducerende micro-organismen. Het zeewater bevat sulfaat en sulfaatreducerende micro-organismen, die de aanwezige lijnolie als elektronendonor (voeding) hebben gebruikt. Door biologische activiteit wordt sulfaat omgezet tot sulfide, wat reageert met opgelost ijzer. Het in oplossing gaan van ijzer (de corrosie) wordt hierdoor versneld. (…)”
- door Van Laak en Snijders in een addendum op hun expertiserapport van 13 april 2005:
“(…) Op grond van het feit dat de micro-organismen ook werden aangetroffen tussen de dubbelplaten van de kimbeplating, is zowel de firma Bioclear als ondergetekende van mening dat zowel het vlak als de kimbeplating dienen te worden vernieuwd. Voorts dient men eveneens de onderste 10 cm van de bodemwrangen te vernieuwen, aangezien ook deze delen zijn aangetast. (…)”
Van Laak & Snijders begroot de totale schade op € 116.500,-, exclusief de expertisekosten van Bio Clear en Van Laak & Snijders.
- door Verschoor & Bras op 6 september 2006
“(…) De zijbeunen van dit soort schepen worden beschouwd als droge tanks. Zo lang er geen problemen ontstaan, blijven deze droog en zou inspectie heel beperkt kunnen blijven. Anders wordt het wanneer er door grijpers schade aan de beunwand wordt toegebracht, hetgeen voor beunschepen absoluut geen bijzonderheid is. Schade aan de beunwand impliceert automatisch een lekkage van water en zand of slik vanuit de laadbeun naar de luchtkasten (droge tanks). (…) Deze droge tanks zijn dan geen droge tanks meer, maar vergelijkbaar met ballasttanks, waarin vaak veel slib in combinatie met zout water aanwezig is. (…)”
- door Verschoor & Bras op 17 december 2007
“(…) De vastgestelde putcorrosie is geen normale slijtage. Wij hebben daarbij wel opgemerkt dat deze is ontstaan als gevolg van de aanwezigheid van een laag zand en roest. Omdat dit niet aanwezig hoort te zijn in een droge tank, is er dus geen sprake van een normale slijtage. (…)
Omdat zich in een droge tank een laag zand op de bodem heeft verzameld is de corrosie ontstaan. Dit is weer wel normale slijtage, echter als gevolg van de abnormale omstandigheid dat er zich (zout) water en zand in de beun bevinden.”
2.5 Reparatie van het schip heeft tot op heden niet plaatsgevonden.