ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ2261
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- E.J. van Sandick
- H. Warnink
- D. den Hertog
- Rechtspraak.nl
Kennelijk onredelijk ontslag en schadevergoeding in arbeidsgeschil tussen werknemer en de Republiek Brazilië
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de Republiek Brazilië, waarin hij stelt dat zijn ontslag kennelijk onredelijk is. [appellant] was sinds 1 april 1981 in dienst bij de Republiek Brazilië en werd per 1 maart 2009 ontslagen na een incident op de werkvloer op 11 september 2008. Dit incident betrof een woordenwisseling met vrouwelijke collega’s, waarbij [appellant] zich agressief en intimiderend zou hebben gedragen. De kantonrechter had eerder de vorderingen van [appellant] afgewezen, maar het hof moest nu beoordelen of het ontslag als kennelijk onredelijk kon worden aangemerkt.
Het hof overweegt dat het ontslag weliswaar voortkwam uit een ernstig incident, maar dat de lange duur van het dienstverband (bijna 28 jaar) en het feit dat er in die tijd geen disciplinaire maatregelen waren genomen, zwaar wegen in de beoordeling. Het hof concludeert dat de Republiek Brazilië, hoewel het gedrag van [appellant] op 11 september 2008 niet te rechtvaardigen was, geen grond had om hem te ontslaan zonder enige financiële compensatie. Het hof oordeelt dat het ontslag kennelijk onredelijk is en dat [appellant] recht heeft op schadevergoeding.
Bij het vaststellen van de hoogte van de schadevergoeding houdt het hof rekening met de omstandigheden van het geval, waaronder de leeftijd van [appellant] ten tijde van het ontslag, zijn beperkte kansen op de arbeidsmarkt en het feit dat hij geen financiële compensatie heeft ontvangen. Uiteindelijk wordt de schadevergoeding vastgesteld op 50% van het berekende inkomensverlies, wat neerkomt op een bedrag van € 6.917,- bruto. Het hof vernietigt de eerdere vonnissen en wijst de vorderingen van [appellant] gedeeltelijk toe, waarbij de proceskosten worden gecompenseerd.