Rolnummer: 22-000086-13
Parketnummer: 09-763051-13
Datum uitspraak: 7 februari 2013
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
Meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van
2 januari 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 24 januari 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest en met beslissing over de vordering van de benadeelde partij zoals vermeld in het vonnis waarvan beroep.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
De appelmemorie d.d. 3 januari 2013 van de officier van justitie komt er in de kern op neer dat het Openbaar Ministerie van oordeel is dat gewelds- of andere delicten die zijn gepleegd tijdens en rond de jaarwisseling zwaarder bestraft dienen te worden dan delicten die zijn gepleegd op een willekeurige andere dag. Volgens het Openbaar Ministerie dient in ieder geval sprake te zijn van een strafverhoging van 100 procent, terwijl bij geweld tegen hulpverleners een verhoging van 200 procent zou moeten gelden.
Omdat het onderhavige feit is gepleegd tijdens de jaarwisseling en omdat het slachtoffer een politieambtenaar is, kan het Openbaar Ministerie zich niet verenigen met de in eerste aanleg opgelegde straf.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 januari 2013 te 's-Gravenhage opzettelijk mishandelend een ambtenaar te weten [slachtoffer], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in/tegen het gezicht en/of op/tegen het lichaam heeft gestompt/geslagen en/of geduwd, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof komt tot een (iets) andere bewezenverklaring dan de politierechter.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 januari 2013 te 's-Gravenhage opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [slachtoffer], gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening in/tegen het gezicht heeft geslagen, waardoor voornoemde ambtenaar pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. Hij is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht weken, met aftrek van voorarrest, waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich tussen 31 december 2013 te 12:00 uur en 1 januari 2014 te 12:00 uur niet in Den Haag begeeft dan wel zich uitsluitend in zijn eigen woning ophoudt. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij voor € 200,- met niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige verzochte en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof (bij arrest) de gevangenneming van de verdachte zal bevelen.
Het openbaar ministerie neemt in zaken als de onderhavige als uitgangspunt dat - zo begrijpt het hof - bij geweldsfeiten gepleegd tegen hulpverleners tijdens oud en nieuw, een verhoging van de op te leggen straf van 200 procent zou moeten gelden.
Het hof overweegt als volgt.
De Oud en Nieuwjaarsviering kenmerkt zich door een grote toeloop en samenscholing van mensen, een veelvuldig en soms excessief gebruik van alcoholische drank, een potentiële ontremmende sfeer en - bovenal - een grote hoeveelheid van (zwaar en/of illegaal) vuurwerk en vuurgerelateerde middelen. Met name de laatste bijkomende factor maakt dat in die jaarlijks terugkerende nacht het gevaar voor met name de gezondheid en veiligheid van personen hoge eisen stelt aan degenen die - al dan niet in samenwerking - verantwoordelijk zijn voor het bewaren van de openbare orde en veiligheid. In zoverre onderscheidt deze viering zich van andere festiviteiten of grote uitgaansgelegenheden.
Naar 's hofs oordeel rechtvaardigen strafbare feiten waarbij geweld wordt gepleegd tegen of waardoor een dreigende situatie ontstaat voor personen met een publieke taak, zoals (professionele) hulpverleners, in beginsel een hogere straf dan gebruikelijk. Immers, zij moeten er - in het belang van de openbare orde en de veiligheid - bij uitstek op kunnen rekenen dat zij bij de uitvoering van hun werkzaamheden gevrijwaard blijven van tegen hen gerichte vormen van geweld of dreiging daarmee.
Het hof is echter van oordeel dat het enkele gegeven dat een gewelds- of een ander delict wordt gepleegd tijdens de viering van Oud en Nieuw niet zonder meer reden geeft tot het opleggen van een zwaardere straf dan voor een vergelijkbaar, op enig ander moment gepleegd feit.
Er zijn evenwel delicten die gepleegd worden tijdens de Oud en Nieuw die rechtstreeks in verband kunnen worden gebracht met het kenmerkende gevaarzettende karakter van de jaarwisseling. In dat geval kan een aanzienlijker (gevangenis)strafoplegging op zijn plaats zijn met dien verstande dat in alle gevallen de straf mede dient te worden bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan alsmede op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
In de onderhavige zaak overweegt het hof daarover het volgende.
De verdachte heeft omstreeks 04:20 uur op de nieuwjaarsmorgen bij een café in het centrum van Den Haag een agent in zijn gezicht geslagen, toen deze de verdachte - die zich met de taakuitoefening van de politie bemoeide - een duw gaf en hem vermaande door te lopen. Zodoende heeft de verdachte de politieman nodeloos pijn gedaan. De verdachte was eerder op die vroege morgen slachtoffer geworden van een mishandeling en de politie was in verband daarmee ter plaatse gegaan. Dat de politie vervolgens eerst een arrestatie ging verrichten in plaats van zich direct te concentreren op het jegens de verdachte begane feit, vond de verdachte niet te begrijpen en hij heeft vervolgens gehandeld zoals aangegeven.
Hoewel er ten tijde van het feit een flink aantal mensen op straat was, is de onderhavige zaak niet in direct verband te brengen met het kenmerkende gevaarzettende karakter van een Oud en Nieuw viering zoals hiervoor nader aangeduid. De door het openbaar ministerie in verband daarmee gevorderde strafverhoging en op te leggen bijzondere voorwaarde, zullen daarom niet in aanmerking worden genomen.
Het hof is van oordeel dat als reactie op een feit als het onderhavige (mishandeling zonder letsel) in beginsel een geldboete passend en geboden is. Daarbij heeft het hof mede acht geslagen op het binnen de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunt voor de straftoemeting voor mishandeling met pijn als gevolg, te weten een geldboete van EUR 500,--.
Het hof heeft de navolgende bijzondere omstandigheden in aanmerking genomen die in dit geval strafverhogend werken en die naar 's hofs oordeel in deze zaak een geldboete als strafmodaliteit uitsluiten.
- Het feit is begaan jegens een politieagent; de ernst daarvan is hiervoor reeds toegelicht.
- De verdachte is, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 januari 2013, al twee maal eerder onherroepelijk veroordeeld tot geldboetes voor strafbare feiten, waaronder openlijke geweldpleging en vernieling gepleegd in 2004.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de omstandigheid dat de verdachte de maatschappelijke gevolgen van zijn handelen ook reeds heeft ondervonden doordat hij na zijn veroordeling in eerste aanleg zijn baan als beveiliger is kwijtgeraakt.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Het hof ziet geen aanleiding een gedeelte van die straf voorwaardelijk op te leggen, zodat het hof niet toekomt aan het stellen van de door de advocaat-generaal gevorderde, bijzondere voorwaarde.
Een gevangenisstraf zoals gevorderd door de advocaat-generaal acht het hof - mede uit oogpunten van rechtseenheid en -gelijkheid - niet passend. De vordering tot gevangenneming zal dan ook worden afgewezen.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 200,-- voor de tot op heden geleden schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag, inclusief de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.
Nu de door de benadeelde partij gestelde immateriële schade door de verdachte niet is betwist, ligt de vordering tot het gevorderde bedrag van € 200,00 voor toewijzing gereed. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het voorgaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte aansprakelijk is voor de schade die door het verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen een bedrag van € 200,-- aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]. Ook dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van € 200,00 (tweehonderd euro) ter zake van de tot op heden geleden immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 200,00 (tweehonderd euro) als vergoeding voor de tot op heden geleden immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 (vier) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt ten aanzien van de betalingsverplichting dat het bedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf
1 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst af de vordering gevangenneming van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. A.E. Mos-Verstraten,
mr. F.A.M. Bakker en mr. A.W.M. Bijloos, in bijzijn van de griffier mr. W.R. van Hattum.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 februari 2013.