Rolnummer: 22-001661-12
Parketnummer: 09-753727-10
Datum uitspraak: 22 januari 2013
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 16 maart 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedatum] 1977,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 8 januari 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 oktober 2010 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 8026, althans een groot aantal hennepplanten/-stekken en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij in of omstreeks de periode van 31 augustus 2010 tot en met 24 oktober 2010 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 8026, althans een groot aantal hennepplanten/-stekken en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij in of omstreeks de periode van 31 augustus 2010 tot en met 25 oktober 2010 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (telkens) heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Op grond van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep kan worden vastgesteld dat in dat pand een omvangrijke hennepkwekerij aanwezig was.
Voorts staat vast dat verdachte het pand aan de [adres] te Leiden heeft gehuurd vanaf eind augustus 2010. Met ingang van 1 oktober 2010 heeft verdachte het pand onderverhuurd aan [onderhuurder]. Verdachte betwist dat hij sedert eind augustus 2010 nog in het pand aanwezig is geweest. Weliswaar zijn er duidelijke aanwijzingen dat verdachte op 25 oktober 2010 in het pand aanwezig is geweest, maar dit alleen is onvoldoende om aan te kunnen nemen dat verdachte in de periode tot en met 25 oktober 2010 in enige vorm opzettelijk en daadwerkelijk betrokken is bij de eerder ingerichte hennepplantage.
Daarnaast is een van verdachte afkomstige afdruk van een vinger aangetroffen op de kap van een assimilatielamp. Verdachte betwist dat deze afdruk op de lamp is gekomen toen de hennepplantage was aangelegd, dan wel op een later moment, en betoogt dat hij deze lamp heeft aangeraakt toen er nog geen aanwijzingen voor de aanleg van een hennepplantage waren. Deze verklaring van verdachte roept vragen op, maar deze vingerafdruk alleen, dan wel bezien in onderling verband en samenhang met de gebeurtenissen op 25 oktober 2010, is onvoldoende om aan te kunnen nemen dat verdachte in enige vorm opzettelijk en daadwerkelijk betrokken is bij de hennepplantage.
Het hof acht -anders dan de advocaat-generaal- derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van het hof biedt het dossier evenmin voldoende aanknopingspunten om buiten redelijke twijfel te kunnen vaststellen dat de verdachte als (mede-)dader op enigerlei wijze bij de diefstal van stroom betrokken is geweest.
De verdachte dient derhalve ook van dat onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door
mr. N. Schaar, mr. T.W.H.E. Schmitz en mr. M.F.L.M. van der Grinten,
in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 januari 2013.
mr. M.F.L.M. van der Grinten is buiten staat dit arrest te ondertekenen.