ECLI:NL:GHDHA:2013:BY8790

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-004591-11
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witkopzeearend en overtreding Flora- en faunawet door vennootschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 januari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vennootschap die zich schuldig had gemaakt aan het kopen en houden van een witkopzeearend, een beschermde inheemse vogel, zonder de vereiste vrijstelling op grond van de Flora- en faunawet. De vennootschap was eerder door de rechtbank Rotterdam op 20 september 2011 veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,-. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte vennootschap tussen 10 januari 2007 en 2 augustus 2007, in of omstreeks [plaats], samen met anderen, opzettelijk een beschermde diersoort heeft verworven en onder zich heeft gehad voor commercieel gewin. Het hof overwoog dat het certificaat dat de vennootschap had, niet geldig was voor commerciële handelingen en dat de verdachte niet kon aantonen dat zij rechtmatig handelde. Het beroep op ontslag van alle rechtsvervolging werd afgewezen. Het hof heeft de geldboete van € 1.000,- opgelegd, waarvan € 500,- voorwaardelijk, rekening houdend met de financiële positie van de vennootschap en de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. Tevens werd gelast dat de in beslag genomen vogel aan de verdachte werd teruggegeven, mits zij een geldig houderschapsdocument kon overleggen. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en het vonnis van de rechtbank vernietigd, waarbij het bewezen verklaarde feit als strafbaar werd aangemerkt.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004591-11
Parketnummer: 10-994546-09
Datum uitspraak: 18 januari 2013
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
economische kamer
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Rotterdam van
20 september 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
de vennootschap onder firma
[vennootschap onder firma],
gevestigd te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 4 januari 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van
€ 1.000,-. Voorts is beslist omtrent het beslag als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 januari 2007 tot en met 02 augustus 2007, te [plaats], tezamen en in vereniging met een of meer anderen, al dan niet opzettelijk, een dier, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, als bedoeld in artikel 1 juncto artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de Flora- en faunawet en opgenomen in bijlage 2 van de Bekendmaking lijsten beschermde inheemse diersoorten, te weten een witkopzeearend/Amerikaanse zeearend (Haliaeetus leucocephalus) (met ring nummer 2 CM UK 01 ZA),
heeft gekocht en/of heeft verworven en/of heeft geruild en/of heeft vervoerd en/of heeft gebruikt voor commercieel gewin en/of onder zich heeft gehad.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij,
in de periode van 10 januari 2007 tot en met 02 augustus 2007, te [plaats] opzettelijk, een dier, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, als bedoeld in artikel 1 juncto artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de Flora- en faunawet en opgenomen in bijlage 2 van de Bekendmaking lijsten beschermde inheemse diersoorten, te weten een witkopzeearend/Amerikaanse zeearend (Haliaeetus leucocephalus) (met ring nummer 2 CM UK 01 ZA),
heeft gekocht en heeft verworven en onder zich heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Door de verdediging is aangevoerd dat de verdachte ten aanzien van het kopen en/of verwerven van de vogel dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging op grond van artikel 10 van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet en ten aanzien het onder zich hebben eveneens dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, een en ander zoals nader verwoord in de overgelegde pleitnota.
Het hof overweegt het volgende.
Op het door de "Wildlife Licensing & Registration Service" op 31 oktober 2001 afgegeven document is onder 19 uitdrukkelijk vermeld dat het certificaat geldig is voor gebruik alleen door de op het document genoemde houder, zijnde een ander dan verdachte, en voorts dat de vogel niet verkocht, geruild, of anderszins verhandeld mag worden zonder voorafgaande toestemming. Bovendien wordt benadrukt door de doorhaling van de onderdelen (ii) "Sale" , (iii) "Keeping for sale", (iv) "Offering for sale" en (v) "Transporting for sale", dat het certificaat geen vrijstelling geeft voor andere handelingen betreffende verkoop dan het (uitdrukkelijk wel toegelaten) adverteren daarvoor. Het enkele feit dat het certificaat op grond van artikel 8.3 van Verordening EG nr. 338/97 is afgegeven (welk artikel ontheffing voor onder andere aankoop mogelijk maakt), betekent niet dat het certificaat voor alle rechtsopvolgers van de genoemde houder geldig blijft. De zinsnede "A new certificate is required bij any subsequent holder who wishes to use the specimen for commercial purposes" op het document benadrukt dat kopers met het aan een andere houder afgegeven certificaat juist niet vrijgesteld zijn van het verbod op het verrichten van commerciële handelingen.
Hetgeen op het certificaat staat, kan niet tot de conclusie leiden dat de verdachte vennootschap daarmee een ontheffing op grond van artikel 8, derde lid van Verordening EG 338/97 had.
Het beroep op ontslag van alle rechtsvervolging faalt.
Het bewezen verklaarde feit is derhalve strafbaar.
Voor het stellen van een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie EU, zoals door de vertegenwoordiger van de verdachte verzocht, acht het hof geen termen aanwezig.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 13, eerste lid, van de Flora- en faunawet, opzettelijk begaan door een rechtspersoon.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete € 1.000,- waarvan € 500,- voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte vennootschap heeft activiteiten verricht met betrekking tot een witkopzeearend, zijnde een beschermde inheemse vogel, zonder dat haar daartoe vrijstelling op grond van de Flora- en faunawet was verleend. Door aldus te handelen heeft de verdachte vennootschap regels overtreden die zijn gegeven ter bescherming van het milieu.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf is in het voordeel van de verdachte vennootschap in aanmerking genomen dat deze blijkens het op haar naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d.
3 januari 2013 niet eerder is veroordeeld.
Het hof stelt voorts vast dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden, nu tussen de aanvang van de redelijke termijn, te weten op 3 december 2007 (datum van aanhouding van [vertegenwoordiger van de verdachte vennootschap] als vertegenwoordiger van de verdachte vennootschap), en het eindvonnis bij de rechtbank op 20 september 2011, een periode ligt van circa 45 maanden. Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden, heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn.
Het hof overweegt voorts dat na het instellen van het hoger beroep op 28 september 2011 het dossier eerst op 25 juli 2012 bij het hof is binnengekomen. De inzendtermijn van acht maanden is daarmee bijna één maand overschreden. Gelet op dit een en ander zal het hof in plaats van de overwogen en passend geachte straf in de vorm van een boete van € 1000.- deze boete gedeeltelijk voorwaardelijk opleggen.
Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de financiële positie van de verdachte.
Beslag
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof zich niet in staat zal verklaren om een beslissing op het beslag te nemen.
Het hof acht het in het belang van de desbetreffende beschermde vogel om deze bij de verdachte onder te brengen. Het hof zal daarom de teruggave gelasten van die vogel aan de verdachte tegen overlegging door de verdachte van een geldig houderschapsdocument.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 51 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, de artikelen 1, 4 en 13 van de Flora- en faunawet en artikel 1 en bijlage 2 van de Bekendmaking lijsten beschermde inheemse diersoorten, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 1.000,00 (duizend euro);
bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot € 500,00 (vijfhonderd euro), niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 1 (één) jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 STK Vogel Haliaeetus leucocephalus,
Amr. zeearend, 2CMUK01ZA op vertoon door de verdachte van een geldig houderschapsdocument voor deze vogel.
Dit arrest is gewezen door mr. J. Borgesius,
mr. G. Dulek-Schermers en mr. M.A. van der Ham, in bijzijn van de griffier mr. L.E.M. Meekenkamp.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 18 januari 2013.
Mrs. Van der Ham en Meekenkamp zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.