ECLI:NL:GHDHA:2013:BY8268

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.096.394/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot HAVO-opleiding en de rechtmatigheid van de beslissing van Zadkine

In deze zaak gaat het om de vraag of de Stichting voor Educatie en Beroepsonderwijs Zadkine onrechtmatig heeft gehandeld door appellant niet toe te laten tot de HAVO-opleiding. Appellant, geboren in 1964, heeft zich in het schooljaar 2007/2008 ingeschreven voor vakken op VMBO 4-niveau en deze met goed gevolg afgerond. In het daaropvolgende schooljaar heeft hij zich ingeschreven voor HAVO 4-vakken, maar deze nauwelijks gevolgd en niet met goed gevolg afgerond. Voor het schooljaar 2009/2010 verzocht hij om toelating tot HAVO 5-vakken, maar Zadkine weigerde deze toelating op basis van zijn onvoldoende studieresultaten en inzet. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar zijn bezwaren werden door de examencommissie en de beroepscommissie ongegrond verklaard.

Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam, die eerder had geoordeeld dat Zadkine niet onrechtmatig had gehandeld. Het Gerechtshof Den Haag heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de opleiding niet alleen de behaalde resultaten en inzet van appellant in het afgelopen jaar heeft meegenomen, maar ook de mening van de betrokken docenten. Het hof oordeelde dat de motivering van Zadkine voor de weigering van toelating aan appellant deugdelijk was en dat er geen onrechtmatigheid was vastgesteld. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde appellant in de kosten van het hoger beroep.

De uitspraak benadrukt het belang van studieresultaten en inzet bij de beoordeling van toelating tot een hoger leerjaar in het onderwijs. Het hof concludeert dat de beslissing van Zadkine om appellant niet toe te laten tot de HAVO-opleiding rechtmatig was, gezien zijn eerdere prestaties en de inschatting van de docenten over zijn capaciteiten.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.096.394/01
Rolnummer rechtbank : 361174 / HA ZA 10-2542
arrest d.d. 15 januari 2013
inzake
[Appellant],
wonende te [Woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. J.J. Blok te Rotterdam,
tegen
Stichting voor Educatie en Beroepsonderwijs Zadkine,
gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Zadkine,
advocaat: mr. P. van der Mersch te Rotterdam.
Het geding
Bij exploot van 19 oktober 2011 is [appellant] in hoger beroep gekomen van een door de rechtbank Rotterdam, sector civiel recht, tussen partijen gewezen vonnis van 21 september 2011. Bij memorie van grieven (met producties) heeft [appellant] vier grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord heeft Zadkine de grieven bestreden.
Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. De door de rechtbank in het tussenvonnis van 11 februari 2011 vastgestelde feiten zijn door partijen niet bestreden, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.
2. Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.1 Het VAVO Rijnmond College, locatie Rubenssingel te Capelle aan den IJssel (verder: VAVO Rijnmond College) biedt Voorgezet Algemeen Volwassenen Onderwijs (VAVO) aan in Rotterdam en omgeving. Het VAVO Rijnmond College valt onder verantwoordelijkheid van Zadkine. Inschrijving voor het VAVO Rijnmond College geschiedt bij Zadkine.
2.2 [appellant], geboren in 1964, heeft zich in het schooljaar 2007/2008 ingeschreven voor het volgen van een aantal vakken (Duits, natuurkunde, scheikunde en wiskunde) op VMBO 4-niveau aan het VAVO Rijnmond College. Deze vakken heeft hij in juli 2008 met goed gevolg afgerond.
2.4 [appellant] heeft zich voor het schooljaar 2008/2009 bij het VAVO Rijnmond College ingeschreven voor het volgen van een aantal vakken (wiskunde, natuurkunde, scheikunde, Engels, Nederlands, Duits, maatschappijleer en filosofie) op HAVO 4-niveau. [appellant] is tot deze vakken toegelaten, maar heeft deze nauwelijks gevolgd en niet met goed gevolg afgerond.
2.5 Voor het schooljaar 2009/2010 heeft [appellant] verzocht om toelating tot het VAVO Rijnmond College voor het volgen van de vakken behorende bij het profiel Cultuur en Maatschappij (Engels, Duits, geschiedenis, aardrijkskunde en filosofie) op HAVO 5-niveau en voor de vakken wiskunde B, natuurkunde en scheikunde op HAVO 4-niveau.
2.6 Zadkine heeft geweigerd [appellant] toe te laten tot de opleiding zoals verzocht. Dit besluit werd door [de rector], rector van het VAVO Rijnmond College, bij e-mailbericht van 7 september 2009 als volgt toegelicht.
"Zoals afgesproken stuur ik u hierbij de beslissing van de teamcoordinator en de argumentatie voor de weigering u toe te laten tot havo 5. (...)
Besluit - Argumentatie Teamcoordinator locatie Rubenssingel,Capelle
'Hij heeft het afgelopen jaar veel te weinig studieresultaten (en presentie) getoond om hem over te laten gaan van havo 4 naar havo 5 volgens de overgangsregels van onze school of om hem een aantal vakken havo 4 opnieuw te laten doen of toe te laten tot vwo 6.
Bij 7 vakken havo uit zijn pakket heeft hij slechts 2x een cijfer voor een toets ipv 28 cijfers.
De docentenvergadering heeft besloten dat hij niet over kon en hij heeft hierover een brief ontvangen.
De afspraak met de decaan er na heeft hij afgezegd.
In het telefoongesprek met de decaan is hem destijds meegedeeld dat wij grote twijfels hebben over zijn wensen en dat hij iets anders moet gaan zoeken.'
(...) "
2.7 [appellant] heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit bij de examencommissie, die het bezwaar op 9 september 2009 ongegrond verklaarde met onder meer de volgende motivering:
"(...) De hieronder bijgevoegde overgangsregeling en uw resultaten in Havo 4 (behalve voor het vak maatschappijleer geen enkel eindcijfer) geven geen enkele aanleiding u toe te laten tot onze Havo 5 klassen.
Een toelating op basis van eerder behaalde MBO en HBO resultaten is in verband met het door u gewenste B-vakkenpakket onmogelijk. (...)"
2.8 Vervolgens heeft [appellant] bezwaar gemaakt bij de Beroepscommissie deelnemers Zadkine, welk bezwaar eveneens is afgewezen. De Beroepscommissie overwoog in haar uitspraak van 12 oktober 2009 daartoe onder meer:
"Conform de wet bepaalt het bevoegd gezag (de opleiding) wie er toegang krijgt tot een hoger leerjaar dan het eerste. Het bevoegd gezag doet dat op basis van een inschatting van de vraag of de deelnemer in het onderwijs in het leerjaar waarvoor toelating wordt gevraagd, naar verwachting met voldoende resultaat zal kunnen volgen.
De Commissie heeft getoetst of het bevoegd gezag in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen.
De opleiding heeft niet alleen de behaalde resultaten en inzet in het afgelopen jaar meegenomen in de overweging, maar heeft ook de docenten van dhr. [appellant] nadrukkelijk om hun mening gevraagd.
De Commissie heeft geconstateerd dat de opleiding in deze niet onzorgvuldig heeft gehandeld en dat derhalve dhr. [appellant] terecht de toegang tot de Havo-4 en Havo-5 klassen van het VAVO Rijnmond College is geweigerd.
(...)
Hij ([appellant], hof) geeft aan dat hij dit (de inschrijving voor het jaar 2008/2009, hof) zag als een oriëntatiejaar en dat hij vooraf heeft aangegeven geen toetsen zullen te maken dat jaar, vanwege zijn privé situatie. (...)
Volgens dhr. [appellant] was de oriëntatie met name gericht op het onderzoeken of het volgen van klassikaal onderwijs nog ging en hoe de omgang met leerlingen van deze leeftijd zou gaan. Dit alles in voorbereiding op het behalen van het examen van Havo-5 in het schooljaar 2009/2010.
De opleiding geeft aan deze uitleg ter zitting voor het eerst te horen.
Zij hebben hem toegelaten met het perspectief zijn Beta-vakken te behalen, teneinde zijn wens om geneeskunde te gaan studeren waar te kunnen maken. (...)
Gebaseerd op de door hem behaalde (en met name niet behaalde) resultaten, getoonde inzet en de inschatting van betrokken docenten, is in de docentenvergadering besloten hem niet te bevorderen van Havo-4 naar Havo-5. (...)
Dhr. [appellant] stelt dat 'overgaan' dit jaar ook helemaal niet zijn bedoeling was en dat de door hem in het verleden behaalde diploma's en certificaten zijn niveau voldoende bewijzen om hem toegang te geven tot het VAVO onderwijs in Havo-4 voor de vakken wiskunde B en Natuurkunde en Havo-5 voor de vakken Engels, Duits, Geschiedenis, Aardrijkskunde en Filosofie. De overige vakken wil hij dan in het schooljaar 2010/2011 oppakken. Hij verwijt daarbij de opleiding dat hij nooit is aangesproken op het gemis van toetsresultaten.
Hoewel de Commissie van mening is dat de opleiding de missende toetsresultaten eerder formeel had moeten bespreken met dhr. [appellant], constateert zij ook dat dhr. [appellant] reeds veel ervaring had met het volgen van onderwijs en het doen van toetsen, getuige de vele bij de stukken gevoegde diploma's en certificaten. Gezien zijn ervaring kon hij weten dat het volgen van een opleiding bestaat uit het volgen van lessen gevolgd door toetsmomenten. Hij had dan ook redelijkerwijs kunnen, althans behoren te weten dat een overgang van 4 naar 5 Havo niet zou plaatsvinden zonder het behalen van cijfers.
De opleiding geeft aan dat zij naast het bekijken van de resultaten en zijn inzet in het schooljaar 2008/2009 tevens de docenten van zijn exacte vakken nadrukkelijk hebben gevraagd of zij van mening zijn dat hij voldoende niveau heeft en of het dus zinvol is om hem wederom toe te laten tot Havo-4. Zij hebben aangegeven dat dat niet het geval is. (...)"
2.9 Tegen dit besluit heeft [appellant] tevergeefs beroep ingesteld bij de rechtbank Rotterdam, sector bestuursrecht: bij uitspraak van 23 februari 2010 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard.
2.10 Vervolgens heeft [appellant] zich tot de civiele rechter gewend en - zakelijk weergegeven - gevorderd om Zadkine op straffe van een dwangsom te veroordelen hem toe te laten tot het volgen van onderwijs zoals hiervoor onder 2.5 weergegeven, met veroordeling van Zadkine in de kosten van het geding.
2.11 Bij tussenvonnis van 11 mei 2011 heeft de rechtbank vastgesteld dat artikel 10 van het Inrichtingsbesluit Wet Voortgezet Onderwijs (hierna: het Inrichtingsbesluit), waarop Zadkine haar besluit baseerde, bij besluit van 1 juli 2010, houdende wijziging van enkele uitvoeringsbesluiten van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met verruiming van uitbestedings- en doorstroommogelijkheden voor leerlingen (Stb 2010, 283) met ingang van 1 juli 2010 is komen te vervallen, hetgeen volgens de nota van toelichting met zich brengt dat de bevoegdheid tot het toelaten van een vo-leerling tot een hoger leerjaar onverkort toekomt aan de school, eventueel in samenspraak met de ouders en de leerling zelf, en heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten.
2.12 Bij het thans bestreden eindvonnis heeft de rechtbank de vordering van [appellant] afgewezen, daartoe overwegend dat niet gebleken is dat het schrappen van artikel 10 van het Inrichtingsbesluit heeft geleid tot hogere motiveringseisen, zoals door [appellant] betoogd. Van het bevoegd gezag mag echter wel worden verwacht dat zij de weigering een leerling toe te laten voorziet van een deugdelijke motivering die begrijpelijk is en waarvan de feitelijke uitgangspunten niet onjuist zijn. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval aan die criteria is voldaan. De rechtbank oordeelde voorts, dat niet gebleken is dat met het besluit van 1 juli 2010 werd beoogd de mogelijkheden om leerlingen toelating te weigeren te beperken en dat evenmin is gebleken dat voor scholen een verplichting bestaat om leerlingen die over bepaalde kwalificaties of vooropleiding beschikken, toe te laten tot een hoger leerjaar. De rechtbank was daarom van oordeel dat niet is gebleken dat Zadkine jegens [appellant] onrechtmatig heeft gehandeld.
3.1 In hoger beroep vordert [appellant] vernietiging van het bestreden eindvonnis en opnieuw rechtdoende alsnog toewijzing van zijn vorderingen.
3.2 Met zijn eerste grief komt [appellant] op tegen het oordeel van de rechtbank dat het besluit van Zadkine is voorzien van een deugdelijke motivering, die begrijpelijk is en waarvan de feitelijke uitgangspunten niet onjuist zijn. Volgens [appellant] heeft Zadkine bij de beantwoording van de vraag of het onderwijs met succes gevolgd zal kunnen worden niet alle relevante feiten en omstandigheden, waaronder zijn overige kwalificaties/ vooropleiding, betrokken.
3.3 De grief faalt. [appellant] stelt weliswaar dat hij diverse docenten over zijn oogmerk om het schooljaar 2008/2009 als "wenjaar" te gebruiken en dat diverse docenten geen problemen zagen om hem toe te laten tot Havo-5, maar [appellant] stelt niet dat Zadkine heeft toegezegd om hem ook zonder het geregeld deelnemen aan het onderwijs en zonder voldoende studieresultaten in dat schooljaar het volgende schooljaar tot Havo-5 onderwijs toe te laten. Zonder zodanige toezegging mocht [appellant] daarop niet vertrouwen. Dat Zadkine haar weigering heeft gebaseerd op onjuiste feiten is door [appellant] voor het overige niet gesteld en ook overigens niet gebleken. De motivering van Zadkine is ook alleszins begrijpelijk. De enkele omstandigheid dat bij andere weging van de diverse relevante omstandigheden, een ander oordeel mogelijk zou zijn geweest, maakt dit niet anders.
3.4 De tweede grief is gericht tegen het oordeel dat het besluit van 1 juli 2010 scholen niet beperkt in hun mogelijkheden leerlingen te weigeren en dat er evenmin een verplichting zou bestaan voor scholen om inschrijving toe te staan als uit de kwalificaties blijkt dat het onderwijs op het gewenste niveau met succes zal kunnen worden gevolgd. In zijn toelichting stelt [appellant] dat weliswaar in zijn algemeenheid geen verplichting tot toelating bij voldoende kwalificaties gedestilleerd kan worden uit het besluit van 1 juli 2010, maar dat indien het al dan niet te verwachten succes van het doorlopen van een bepaald leerjaar de enige maatstaf blijkt te zijn - zoals in casu -, die kwalificaties van doorslaggevend belang worden, omdat deze een zeer belangrijke aanwijzing vormen voor de beoordeling van het niveau van de leerling en de verwachtingen die men mag hebben bij het volgen van onderwijs op een bepaald niveau.
3.5 Ook deze grief slaagt niet. Daargelaten dat uit de kwalificaties van [appellant] niet zonder meer volgt dat verwacht mag worden dat hij het studiejaar met succes zal doorlopen ([appellant] beschikt immers op het gebied van de exacte vakken niet over een relevante vooropleiding), kan niet worden volgehouden dat kwalificaties de enige maatstaf vormen voor de kans op succes. Werkhouding is immers een zeker zo belangrijke indicatie. [appellant] heeft in dat verband nog wel gesteld, dat hij op grond van het "wenjaar" meende afwezig te kunnen zijn, maar dat argument gaat niet op. Uit een zeer veelvuldige afwezigheid kan geen serieuze poging om te wennen worden afgeleid.
3.6 De derde grief van [appellant], die is gericht tegen de conclusie van de rechtbank dat Zadkine niet onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld, volgt het lot van de vorige grieven. Hetzelfde geldt voor de vierde grief, die is gericht tegen het dictum van het bestreden vonnis. Dit betekent dat het hoger beroep faalt en het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.
3.7 Bij gebreke van stellingen die, indien bewezen, tot een ander oordeel zouden kunnen leiden, wordt aan bewijslevering niet toegekomen.
3.8 Bij deze uitkomst past dat [appellant] wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De proceskostenveroordeling zal, zoals door Zadkine gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 21 september 2011;
- veroordeelt Van Akelijnen in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Zadkine tot op heden begroot op € 649,-- aan griffierecht en € 894,-- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A. Dupain, A.V. van den Berg en M.J. van der Ven en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 januari 2013 in aanwezigheid van de griffier.