In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 februari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uithuisplaatsing van twee minderjarigen. De Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank 's-Gravenhage, waarin de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing was afgewezen. De moeder van de minderjarigen, die op een geheim adres woont, heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van Jeugdzorg. De zaak is behandeld op 9 januari 2013, waarbij de pleegouders niet verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarigen, die te maken hebben met ontwikkelingsachterstanden, in een pleeggezin verblijven en dat terugplaatsing naar de moeder op korte termijn schadelijk zou zijn voor hun ontwikkeling.
Het hof heeft overwogen dat de moeder niet in staat is om de minderjarigen op te voeden en dat de pleegouders een veilige en gestructureerde opvoedingssituatie bieden. De moeder heeft verzocht om een gefaseerde terugplaatsing en de benoeming van een bijzondere curator, maar het hof heeft geoordeeld dat dit niet in het belang van de minderjarigen is. De benoeming van een bijzondere curator zou onrust veroorzaken en er is geen concreet belangenconflict aangetoond. Het hof heeft uiteindelijk de bestreden beschikking vernietigd en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 7 december 2013, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is.