ECLI:NL:GHDHA:2013:5344

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2013
Publicatiedatum
2 september 2014
Zaaknummer
200.118.830-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrecht; beoordeling van branden in meterkast en de vraag naar opzet of roekeloosheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen Reaal Schadeverzekeringen N.V. naar aanleiding van drie branden die zich in de meterkast van zijn woning hebben voorgedaan binnen een periode van één maand. De appellant, eigenaar van de woning, had een opstal- en woonhuisverzekering afgesloten bij Reaal, maar na de branden weigerde de verzekeraar dekking te bieden, stellende dat de branden opzettelijk door de appellant of zijn echtgenote waren veroorzaakt. De rechtbank had in eerste aanleg de vorderingen van de appellant afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep.

De appellant voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de branden waren veroorzaakt door brandstichting. Hij stelde dat er geen bewijs was voor opzet of roekeloosheid en dat de deskundigenrapporten die door Reaal waren ingeschakeld, niet overtuigend waren. De appellant had zelf ook deskundigen ingeschakeld die concludeerden dat een technische oorzaak van de branden niet kon worden uitgesloten.

Het hof oordeelde dat de bewijslast voor de uitsluitingsgrond van de verzekering bij Reaal lag. Het hof concludeerde dat Reaal niet had aangetoond dat de branden opzettelijk waren veroorzaakt. De frequentie van de branden op zich was onvoldoende om brandstichting te bewijzen. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en verklaarde voor recht dat Reaal gehouden was om de schade te vergoeden. Tevens werd Reaal veroordeeld tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding en de kosten van de deskundigen.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor verzekeraars om voldoende bewijs te leveren voor uitsluitingsgronden in verzekeringsovereenkomsten, vooral in gevallen waar de oorzaak van schade ter discussie staat.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.118.830/01
Zaaknummer rechtbank : 396724 / HA ZA 11-1832

arrest van 9 september 2014

inzake

[appellant],

wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. A.A.J. Soffers te Drunen, gemeente Heusden,
tegen

Reaal Schadeverzekeringen N.V.,

gevestigd te Zoetermeer,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Reaal,
advocaat: mr R.H. Baldewpersad Tewarie te Amsterdam.

Het geding

Bij exploot van 28 november 2012 is [appellant] in hoger beroep gekomen van een door de rechtbank 's-Gravenhage, sector civiel, tussen partijen gewezen vonnis van 5 september 2012. Bij memorie van grieven (met producties) heeft [appellant] twee grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord (met producties) heeft Reaal de grieven bestreden. [appellant] heeft een akte tevens overlegging producties (met producties) genomen en Reaal een antwoordakte.
Tenslotte heeft Reaal de stukken overgelegd en hebben partijen arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1.
De door de rechtbank in het bestreden vonnis vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal daar van uitgaan.
2.
Het gaat in deze zaak om het volgende:
2.1
[appellant] is eigenaar van de woning aan de[A-straat 1] te [plaats]. De woning is bezwaard met een hypotheek ten gunste van SNS Bank N.V..
2.2
[appellant] is met betrekking tot de woning een opstal- en woonhuis-verzekeringsovereenkomst (hierna: de verzekeringsovereenkomst) aangegaan met Reaal. Op de verzekeringsovereenkomst zijn de algemene voorwaarden WP 0601 /jan 2006 (hierna: de algemene voorwaarden) en de bijzondere voorwaarden woonpakket opstaldekking (hierna: de bijzondere voorwaarden) van toepassing. De verzekeringsovereenkomst is tot stand gekomen door tussenkomst van assurantietussenpersoon Kok Assurantiën B.V. (hierna: Kok Assurantiën).
2.3
In de algemene voorwaarden is onder meer het volgende opgenomen:

"Alg 2Begrippen

(…)
2.6. Gebeurtenis
Elk feit of elke opeenvolging van feiten met dezelfde oorzaak, waardoor schade ontstaat.
(…)
Alg 4 Einde van de dekkingen
De dekkingen eindigen:
4.1
door schriftelijke opzegging van de overeenkomst of de desbetreffende dekking:
(...)
- binnen één maand nadat een gebeurtenis die voor de verzekeraar tot een
uitkeringsverplichting kan leiden, door de verzekerde aan de verzekeraar is gemeld of nadat de verzekeraar een uitkering krachtens deze verzekering heeft gedaan dan wel heeft afgewezen. Opzegging is slechts mogelijk op gronden welke van dien aard zijn dat gebondenheid aan de overeenkomst niet meer van de opzeggende partij kan worden gevergd. De overeenkomst of de desbetreffende dekking eindigt op de in de opzeggingsbrief genoemde datum, zij het niet eerder dan twee maanden na de datum van dagtekening van de opzeggingsbrief
4.2
door schriftelijke opzegging van de overeenkomst of de desbetreffende dekking door de verzekeraar:
- indien de verzekerde naar aanleiding van een gemelde gebeurtenis heeft gehandeld met het opzet de verzekeraar te misleiden."
2.4 In de bijzondere voorwaarden is onder meer het volgende opgenomen:

"Ops 5 uitsluitingen

Naast (...) is tevens uitgesloten schade:
(…)
5.3
die een verzekerde met opzet, al dan niet bewuste roekeloosheid of al dan niet bewuste merkelijke schuld heeft veroorzaakt, ongeacht of die schade is veroorzaakt aan zijn eigen belang(en) of (ook) die van (een) andere verzekerde(n).
Onder verzekerden worden in dit verband mede verstaan de echtgenoot, geregistreerde partner, kinderen en huisgenoten, wiens/wier belang is meeverzekerd.
(…)
Ops 7 Schaderegeling
(…)
7.5.5
In afwijking van het terzake in de wet bepaalde zal de verzekeraar met betrekking tot een verschuldigde schadevergoeding niet eerder tot betaling van wettelijke rente kunnen worden aangesproken dan vier weken na de dag waarop de verzekeraar alle noodzakelijke gegevens heeft ontvangen."
2.5 Op 1 juli 2010 is in de woning brand ontstaan in de meterkast. De meterkast is
gesitueerd in de gang op de begane grond, links achter de voordeur.
2.6 [appellant] heeft zich tot Reaal gewend en dekking van de schade geclaimd. Reaal
heeft de schade (ad totaal € 8.490,11) via Kok Assurantiën voldaan. Kok Assurantiën heeft bij brief van 12 juli 2010 het volgende aan [appellant] bericht:
"Wij hebben geconstateerd dat het schadeverloop op deze verzekering zich de afgelopen twee jaar zeer ongunstig heeft ontwikkeld. Dit schadeverloop wordt voornamelijk veroorzaakt door 3 brandschades als gevolg van kortsluiting.
Daarnaast is er tevens een fikse waterschade geweest als gevolg van het niet juist aangesloten zijn van een boiler-slang.
Als gevolmachtigd agent van Reaal zien wij ons genoodzaakt om maatregelen te nemen met betrekking tot de bovengenoemde opstalverzekering. Zowel de frequentie, als de oorzaak en hoogte van de schades noopt ons gebruik te maken van art. 4.1 lid 2 van de van toepassing zijnde voorwaarden (…).
De verzekering wordt derhalve opgezegd door verzekeraars en eindigt dientengevolge op 12 september 2010."
2.7 Na de brand van 1 juli 2010 is de gasmeter in de woning vervangen en is er, op 20 juli 2010, ook een nieuwe energiemeter en een nieuwe verdeelinrichting in de
meterkast van de woning geplaatst. Bovendien werd een deel van de voedingskabel
vervangen tot in de voortuin.
2.8 Op 22 juli 2010 is in de meterkast van de woning wederom een brand ontstaan, die
schade heeft veroorzaakt. Er is schade ontstaan aan de meterkast en aan een gedeelte van het plafond van de hal. Voorts was er roetschade. Ook toen is er een nieuwe energiemeter en nieuwe verdeelinrichting in de meterkast van de woning geplaatst. Die verdeelinrichting is op 5 en 6 augustus 2010 door installatiebureau Pals B.V. gemeggerd, dat wil zeggen doorgemeten en gecontroleerd op elektrotechnische fouten. Een daarbij vastgestelde onvolkomenheid is weggenomen. Tevens zijn de aansluitingen gecontroleerd en is de installatie, op 6 augustus 2010, onder spanning gezet.
2.9 Op 8 augustus 2010 is opnieuw brand ontstaan in de meterkast van de woning. Vanuit de meterkast heeft het vuur zich via het plafond en deels via de trap verplaatst naar de eerste verdieping. In de gehele woning werd schade als gevolg van rook en roet aangetroffen. De schade was dusdanig dat de woning onbewoonbaar is geworden. [appellant] en zijn echtgenote huren inmiddels elders woonruimte.
2.10 Nadat [appellant] Reaal om dekking van de schade als gevolg van de brand van 22 juli
2010 had verzocht, heeft Reaal, op 27 juli 2010, aan onderzoeksbureau I-TEK B.V. (hierna: I-TEK) opdracht gegeven onderzoek te doen naar de oorzaak van de branden van 1 en 22 juli 2010. Op 9 augustus 2010 is aan I-TEK de aanvullende opdracht gegeven onderzoek te doen naar de oorzaak van de brand van 8 augustus 2010, voor welke brand [appellant] eveneens dekking had verzocht.
2.11 De heer P.H. van der Heijden, volgens de verslaglegging "technisch onderzoeker,
deskundige A brandonderzoeken" heeft het onderzoek voor I-TEK uitgevoerd en op
28 september 2010 een rapportage uitgebracht.
2.12 Op 11 oktober 2010 schreef Reaal aan [appellant]:
"(…) Op 1 juli 2010, 22 juli 2010 en 2 augustus 2010 is er sprake geweest van brand in/aan de meterkast. Ook heeft er in 2008 een identieke brand plaatsgevonden.
Het door uw inboedelverzekeraar (A.S.R.-Verzekeringen ) ingeschakelde onderzoeksbureau I-TEK heeft eveneens namens onze maatschappij opdracht gekregen om de oorzaak van deze branden te onderzoeken.
Onderzoeksbureau I-TEK BV heeft inmiddels naar aanleiding van hun uitgebreid technisch en tactisch onderzoek aan beide maatschappijen afgerapporteerd.
Samengevat worden de volgende conclusies getrokken:
-
de branden die op 1 juli 2010, 22 juli 2010 en 8 augustus 2010 in uw woning werden ontdekt zijn alle drie ontstaan in de meterkast die achter de voordeur is gesitueerd.
-
tijdens het uitgebreide onderzoek aan de resten van de verschillende elektrische verdeelinrichtingen werd vastgesteld dat er geen elektrische oorzaak voor het ontstaan van de branden kon worden aangetoond.
-
door de firma E.R.P. BV werd geconcludeerd dat een elektrische oorzaak van de branden moet worden uitgesloten.
-
tijdens een onderzoek van een genomen brandmonster werden geen resten van brandversnellende middelen aangetoond.
-
tijdens een onderzoek aan de hoofdschakelaar van de verdeelinrichting werden geen resten van een kaars of van een waxinelicht aangetroffen.
-
naar aanleiding van het vorenstaande werd vastgesteld dat uitsluitend het opzettelijk bijbrengen van vuur in de hoger gesitueerde delen van de verdeelinrichtingen, althans boven de energiemeter, de oorzaak voor het ontstaan van de branden van 22 juli en 8 augustus 2010 zijn geweest.
-
Tijdens het ontstaan/het ontdekken van deze branden was niemand in de woning aanwezig. Na het ontdekken van de branden waren u en uw echtgenote kort voor de brand uit de woning vertrokken. Uw woning werd door de buurman en de politie afgesloten aangetroffen.
-
Volgens uw verklaring hadden alleen u en uw echtgenote de beschikking over een huissleutel.
Gelet op bovenstaande is de conclusie gerechtvaardigd dat alleen u en/of uw echtgenote betrokken zijn geweest bij het ontstaan van deze branden. (…)
In dit kader verwijzen wij naar artikelen 4.2 van de voorwaarden (...) waarbij de
verzekeringsovereenkomst eindigt op de in de opzeggingsbrief genoemde datum indien verzekerde naar aanleiding van een gemelde gebeurtenis heeft gehandeld met het opzet de verzekeraar te misleiden. (…)
Wij beroepen ons eveneens op art. 952 NBW boek 7 waarbij er door verzekeraar geen schade vergoed wordt aan de verzekerde die de schade met opzet of door roekeloosheid heeft veroorzaakt.
Tevens delen wij u mee, dat wij bovenstaande gegevens, tezamen met uw volledige
personalia, zullen verwerken in het Centraal Informatiesysteem van in Nederland
werkzame verzekeringmaatschappijen, onder beheer van stichting CIS."
2.13 Reaal heeft de inhoud van de brief van 11 oktober 2010 tezamen met de volledige personalia van [appellant] en zijn echtgenote laten verwerken in het Centraal Informatiesysteem van de in Nederland werkzame verzekeringsmaatschappijen, dat onder beheer staat van Stichting CIS.
2.14 In opdracht van [appellant] heeft onderzoeksbureau Efectis Nederland B.V. (hierna:
Efectis), waar ook "TNO Centrum voor Brandveiligheid" deel van uitmaakt, onderzoek gedaan naar de oorzaak van de branden. Ing. P.B. Reijman "Team Leader Special Testing and Fire Investigations" (verder: Reijman) en ing. R.D. Scheepe hebben namens Efectis in april 2011 hierover een rapportage uitgebracht. Daarin wordt geconcludeerd dat niet is uit te sluiten dat de branden een technische oorzaak hebben en dat de conclusie van I-Tek dat sprake is van brandstichting volkomen misplaatst is, omdat de onderzoeker de situatie in de meterkast na de branden van 1 juli en 22 juli niet in "maagdelijke situatie" heeft onderzocht en de elektrische installatie van de meterkast na de brand van 22 juli zeer ernstig door brand was aangetast, waardoor van de componenten niet kan worden vastgesteld dat in die delen al dan niet een begin van brand is ontstaan.
2.15 Op 7 juni 2011 heeft [appellant] Reaal gedagvaard en – na wijziging van eis en zakelijk weergegeven – gevorderd:
( i) een verklaring voor recht dat Reaal op basis van de tussen partijen gesloten verzekeringsovereenkomst, althans uit hoofde van onrechtmatige daad, gehouden is om over te gaan tot vergoeding van alle schade ontstaan aan de woning van [appellant] ten gevolge van de branden op 22 juli 2010 en 8 augustus 2010, alsmede tot vergoeding van alle gevolgschade, nader op te maken bij staat, en vermeerderd met de wettelijke rente, waarbij dient te worden betaald aan [appellant], dan wel aan de SNS Bank;
(ii) de veroordeling van Reaal tot betaling van een bedrag van € 107.500,- als voorschot op de ontstane schade, vermeerderd met wettelijke rente, waarbij dient te worden betaald aan [appellant], dan wel aan de SNS Bank;
(iii) een bevel dat Reaal de personalia van [appellant] en de inhoud van de brief van 11 oktober 2010 dient te doen verwijderen uit het Centraal Informatiesysteem van in Nederland werkzame verzekeringsmaatschappijen onder beheer van Stichting CIS, binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
(iv) de veroordeling van Reaal in de proceskosten en de kosten van deskundigen.
2.16 Naar aanleiding van de bevindingen van Efectis heeft Reaal een tweede rapportage
laten uitbrengen over de oorzaak van de branden. Omdat de heer P.H. van der Heijden op 13 januari 2011 is overleden, is die rapportage, in opdracht van I-TEK, uitgevoerd door H. Biesboer, verbonden aan Biesboer Expertise B.V. (hierna: Biesboer), volgens de
verslaglegging forensisch expert met meer dan 30 jaar ervaring als brandonderzoeker en gediplomeerd gerechtelijk deskundige. In zijn rapport van 4 juli 2011 komt hij tot de conclusie:
"Resumerend wordt dan ook gesteld, dat in een periode van38dagen in de betreffende meterkastdriemaalbrand ontstaat, waarbij steeds geen verklaarbare technische oorzaak is aangetroffen, evenmin door de onderzoeker van Efectis. Bij de eerste brand een dergelijke oorzaak niet kan worden uitgesloten, bij de tweede brand echter wel en bij de derde is deze onwaarschijnlijk te achten. Nu andere oorzaken in een verdeelinrichting kunnen worden uitgesloten (methode van Grassberger) is het waarschijnlijk te achten, dat deze drie branden een gevolg zijn van het opzettelijke bijbrengen of achterlaten van vuur.
Rapporteur hecht er waarde aan in zijn algemeenheid te stellen, dat een onderzoek ter plaatse en direct na de brand, voor wat betreft waarheidsvinding is te verkiezen boven een dossieronderzoek, In de onderhavige zaak heeft hij slechts een dossieronderzoek in kunnen stellen en voorts onderzoek gedaan aan enkele losliggende componenten. Met betrekking tot zijn conclusie dient daar rekening mee te worden gehouden."
2.17 Op 4 oktober 2011 heeft Efectis in reactie op de rapportage van Biesboer een
aanvullend rapport uitgebracht over de branden, waarin zij haar standpunt handhaaft dat niet is uit te sluiten dat deze branden een technische oorzaak hebben. In het rapport wordt opgemerkt:
"Het beeld dat bij ondergetekende na lezing van deze rapportage opdoemt is niet veel anders dan het beeld na lezing van de rapportage van I-Tek. Beide onderzoekers zijn gefocust op het feit dat er sprake is van drie (in hun ogen onafhankelijke) branden. Een dergelijk scenario zet de meeste onderzoekers op het spoor van opzet. Echter een goede onderzoeker blijft openstaan voor alternatieve oorzaken voor de branden. Bij onderstaande branden is er sprake van slechts beperkt onderzoek doordat belangrijke delen van de installatie voortijdig werden vernietigd. Van de wel aanwezige delen van de installatie wordt slechts oppervlakkige visuele beoordelingen uitgevoerd. Naar de mening van ondergetekende is in tegenstelling door wat de onderzoekers beweren een technische oorzaak van de branden niet uit te sluiten en kan daarmee niet gesteld worden dat het al of niet moedwillig bijbrengen van vuur de oorzaak van de brand is."
2.18 Op 2 december 2011 heeft Biesboer op verzoek van Reaal een aanvullend expertiserapport uitgebracht. In dat kader heeft Biesboer enkele onderzoeksvragen gesteld aan Dekra (voorheen KEMA), die deze vragen in een rapport van 29 november 2011 heeft beantwoord.
2.19 Op 24 januari 2012 heeft Biesboer in reactie op het tweede rapport van Efectis een
nadere rapportage uitgebracht over de branden. Daarin heeft Biesboer zijn eerdere standpunt omtrent de oorzaken van deze branden gehandhaafd. Hij stelt met betrekking tot de conclusie van Efectis:
"Ook indien de meeste branden in Nederland op deze wijze (kennelijk bedoeld Efectis hiermee dat deze een gevolg zijn van sluiting/overgangsweerstand) ontstaan wil dat natuurlijk nog niet zeggen dat ook deze branden een dergelijke oorzaak hadden. Temeer daar binnen een tijdsbestek van 38 dagen in de meterkast van deze verzekerdedriemaal brand ontstaat. (…)"
2.20 Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vorderingen van [appellant] afgewezen.
3.1 In hoger beroep vordert [appellant] vernietiging van het bestreden vonnis en opnieuw rechtdoende toewijzing van zijn vorderingen als hierboven onder 2.15 weergegeven, zij het dat hij thans bij wijze van voorschot een bedrag van € 190.000,-- vordert, alsmede de veroordeling van Reaal tot terugbetaling van al hetgeen hij ter uitvoering van het bestreden vonnis aan haar heeft voldaan, vermeerderd met rente.
3.2 Met zijn grieven komt [appellant] op tegen het oordeel van de rechtbank dat is komen vast te staan dat de branden van 22 juli en 8 augustus 2010 zijn veroorzaakt door brandstichting en de daaraan verbonden afwijzing van zijn vorderingen. Volgens [appellant] gaat de rechtbank ten onrechte voorbij aan de door hem in eerste aanleg overgelegde rapportages waaruit blijkt dat een technische oorzaak van de brand niet is uit te sluiten en dat er geen enkel spoor is van brandstichting. De rechtbank gaat aldus mee in de tunnelvisie die de door Reaal ingeschakelde deskundigen hebben gehad, door uit het enkele feit dat er in korte tijd meer branden zijn geweest, de conclusie te trekken dat de branden dan wel geen technische oorzaak zullen hebben gehad.
3.3 In opdracht van [appellant] zijn twee nieuwe onderzoeken gedaan door P.H.W.J.M. Coppes (verder: Coppes), een deskundige die – aldus [appellant] – landelijk wordt gezien als de grote autoriteit op het gebied van branden in relatie tot elektro techniek Coppes heeft op in mei 2013 rapporten uitgebracht. De rapporten van mei 2013 zijn door Coppes bij rapporten van augustus 2013 aangepast, omdat gebleken is dat bij door I-TEK ter beschikking gestelde materialen een verwisseling heeft plaatsgevonden. In het aangepaste rapport concludeert Coppes dat de oorzaak van de eerste brand niet meer is vast te stellen, dat de tweede brand is ontstaan doordat een klem van een aardlekschakelaar niet is aangedraaid en dat de derde brand met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is geïnitieerd door het (verontreinigde) bluswater van de tweede brand. Coppes sluit brandstichting uit als mogelijke oorzaak van de branden.
3.4 Biesboer heeft in een rapport van december 2013 op laatstgenoemde rapporten gereageerd en gesteld dat deze hem niet nopen afstand te nemen van zijn eerder getrokken conclusie dat de drie branden waarschijnlijk het gevolg zijn van brandstichting.
3.5 Het hof overweegt als volgt.
Zoals door de rechtbank terecht is overwogen rust de bewijslast ten aanzien van de stelling dat sprake is van een uitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 5.3 van de bijzondere voorwaarden en artikel 7:952 BW op Reaal die zich immers op uitsluiting beroept.
3.6 Reaal stelt dat de branden door [appellant] en/of zijn echtgenote zijn gesticht, zodat zij ingevolge genoemde uitsluitingsbepaling en artikel 7:952 BW niet gehouden is de schade ten gevolge van de tweede en derde brand te dekken. Reaal heeft ter onderbouwing van haar stelling verwezen naar de rapportages van I-TEK en Biesboer. Uit deze rapportages blijkt echter niet wat de oorzaak is geweest van de branden. Slechts omdat bij visuele inspectie van de diverse onderdelen van de meterkast geen "elektrische oorzaak" van de branden kon worden aangetoond, wees I-TEK brandstichting als oorzaak van de branden aan. Dit ondanks het feit dat tijdens het onderzoek van een genomen brandmonster (ook) geen resten van brandversnellende middelen konden worden aangetoond en evenmin resten van een kaars of waxinelicht of andere sporen van brandstichting zijn aangetroffen. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet goed in te zien waarom brandstichting daarmee niet op dezelfde gronden als een elektrotechnische oorzaak, geëlimineerd was als hypothetische brandoorzaak. Het enkele feit dat opmerkelijk is dat zich binnen een tijdbestek van anderhalve maand drie branden hebben voorgedaan in de meterkast, sluit een elektrotechnische oorzaak voor de branden immers niet uit. Het maakt hoogstens brandstichting een aannemelijke(r) oorzaak, maar bewijst niet dat daadwerkelijk van brandstichting sprake is geweest. Dat Biesboer de bevindingen van I-TEK heeft bevestigd doet hieraan niet af, te meer omdat i) Bierboer zelf heeft aangegeven dat zijn onderzoek voor wat betreft de waarheidsvinding niet ideaal is geweest, omdat geen sprake is geweest van onderzoek ter plaatse en direct na de brand, maar slechts van dossieronderzoek en ii) hij een elektrotechnische oorzaak voor de eerste en derde brand niet uitsloot.
3.7 Dat geen sporen van brandversnellende middelen zijn aangetroffen is te meer relevant, gelet op de – onweersproken – stelling van Coppes dat het belangrijkste materiaal in de meterkast Acrylonitrile Butadiene Styrene (verder: ABS) is, een materiaal dat niet brandt, althans zal doven als er geen andere bron aanwezig is die de brand in stand houdt. Deze stelling is in lijn met de verklaring van deskundige Reijman, die ter comparitie van partijen bij de rechtbank op 22 mei 2012 heeft verklaard dat open vuur zonder hulpmiddelen in een meterkast niet tot brand leidt, omdat veel materiaal in de meterkast brandvertragend en moeilijk in brand te steken is, hetgeen door deskundige Biesboer is bevestigd. Biesboer heeft verklaard dat brand wel mogelijk is, maar dat daarvoor een vlam met een behoorlijke energie in de meterkast moet worden gebracht, bijvoorbeeld een brander. Een aansteker (of kaars) is daarvoor niet voldoende. Dat [appellant] een brander heeft gebruikt om de branden aan te steken acht het hof niet aannemelijk en is overigens door Reaal niet (gemotiveerd en onderbouwd) gesteld. Daarbij merkt het hof op dat volgens de eigen stellingen van Reaal [appellant] en zijn echtgenote niet in de woning aanwezig waren op het moment van het ontstaan / ontdekken van de branden. Bij gebreke van sporen van (bijvoorbeeld) brandversnellende hulpmiddelen kan daarom – ondanks de ongebruikelijke frequentie van de branden – niet van brandstichting worden uitgegaan. Hetgeen Reaal daarvoor heeft gesteld en de door haar overgelegde rapporten zijn daarvoor naar het oordeel van het hof onvoldoende sterk en overtuigend. In dit verband merkt het hof nog op dat van enig motief voor brandstichting door [appellant] niet is gebleken, terwijl de meterkast blijkens hetgeen hiervoor is overwogen evenmin een voor de hand liggende plaats is om brand te stichten gelet op de slechte brandbaarheid van de aanwezige materialen. Deze omstandigheden maken brandstichting als oorzaak van de branden niet aannemelijk.
3.8 Het vorenstaande brengt het hof tot het oordeel dat Reaal niet is geslaagd in het bewijs dat sprake is geweest van brandstichting. Eventuele onvolkomenheden in de (aanvullende) rapporten van Coppens, waardoor de door hem genoemde (elektrotechnische) brandoorzaken, evenmin bewezen kunnen worden geacht, doen hieraan niet af. Het is immers niet aan [appellant] om te bewijzen wat de oorzaak is geweest van de branden, (en dus ook niet om te bewijzen dat deze niet te wijten zijn aan door hem zelf verrichte ondeskundige aanpassingen aan de elektrische installatie), maar – zoals reeds overwogen – het is aan Reaal om te bewijzen dat sprake is van een uitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 5.3 van de bijzondere voorwaarden en artikel 7:952 BW.
3.9 Dit betekent dat het hoger beroep slaagt en het bestreden vonnis niet in stand kan blijven. De gevraagde verklaring voor recht dat Reaal uit hoofde van de tussen partijen gesloten verzekeringsovereenkomst gehouden is om over te gaan tot vergoeding van alle op basis van de verzekeringsovereenkomst gedekte schade ten gevolge van de branden op 22 juli 2010 en 8 augustus 2010, ligt voor toewijzing gereed.
3.10 Voor het oordeel dat Reaal (ook) uit hoofde van onrechtmatige daad gehouden is aan hem schade (nader op te maken bij staat) te vergoeden heeft [appellant] te weinig gesteld. De omstandigheid dat Reaal tot op de dag van vandaag de schade van de tweede en derde brand niet aan [appellant] heeft vergoed, is wel aan te merken als een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verzekeringsovereenkomst. Daar de tekortkoming bestaat uit vertraging in de voldoening van een geldsom, bestaat de schadevergoeding ingevolge het bepaalde in artikel 6:119 BW uit de wettelijke rente van die som over de tijd dat Reaal met de voldoening daarvan in verzuim is geweest. De wettelijke rente zal – gelet op hetgeen Reaal daarover heeft gesteld in haar CvA onder 3.13 – worden toegekend vanaf 29 september 2010.
3.11 De door [appellant] gevorderde deskundigenkosten komen op grond van het bepaalde in artikel 6:96, tweede lid onder b BW voor vergoeding in aanmerking, nu deze naar het oordeel van het hof redelijk zijn. Reaal heeft weliswaar gesteld dat de kosten die [appellant] heeft moeten maken voor de rapportages van augustus 2013 niet voor vergoeding in aanmerking komen, maar het hof volgt Reaal hierin niet. Volgens Reaal kan I-TEK niet verantwoordelijk zijn voor de verwisseling van de materialen, omdat een verwisseling bij Biesboer, Dekra en Efectis niet is voorgekomen. Dit een en ander sluit echter een fout aan de zijde van I-TEK, niet uit. Integendeel, Reaal heeft immers niet (althans onvoldoende gemotiveerd) weersproken dat de veilig gestelde materialen van de branden door I-TEK zijn opgeslagen en dat Coppens de door hem aanvankelijk onderzochte materialen (waaronder ook materialen die betrekking hadden op een andere brand) van I-TEK heeft ontvangen, hetgeen duidt op een fout aan de zijde van I-TEK. Daar I-TEK door Reaal was ingeschakeld om de brand te onderzoeken, dient een fout bij de opslag en uitgifte van de veilig gestelde materialen voor risico van Reaal te komen. Gelet op het vorenstaande zal het hof aan [appellant] een bedrag toekennen van € 31.608,23, ter zake van de onderzoeken door deskundige Coppes en een bedrag van € 1.785,00 ter zake van het onderzoek door Efectis.
3.12 Met betrekking tot de vordering tot verwijdering van gegevens uit het Centraal Informatiesysteem, heeft [appellant] ter comparitie van 16 december 2011 toegelicht dat deze aldus dient te worden verstaan dat de EVI-code dient te worden weggehaald. De vordering zal – aldus aangepast – worden toegewezen, zij het dat de termijn zal worden gesteld op twee weken en de dwangsom zal worden gemaximeerd op € 10.000,--;
3.13 Verder zal Reaal worden veroordeeld bij wijze van voorschot, conform de schaderamingen van Dekra, aan [appellant], dan wel SNS een bedrag te vergoeden van € 107.500,--. De vordering tot terugbetaling ligt eveneens voor toewijzing gereed. Reaal zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van beide instanties.
3.14 Aan het bewijsaanbod van Reaal tot het horen van de deskundigen Dekra en Biesboer gaat het hof voorbij. Gelet op de uitvoerige rapporten van de diverse deskundigen heeft het hof geen behoefte aan nader deskundigenbewijs.

Beslissing

Het hof:
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage, sector civiel van 5 september 2012,
en opnieuw recht doende:
- verklaart voor recht dat Reaal op basis van de tussen partijen gesloten verzekeringsovereenkomst gehouden is om over te gaan tot vergoeding van alle (op basis van de verzekeringsovereenkomst) gedekte schade ten gevolge van de branden op 22 juli 2010 en 8 augustus 2010, vermeerderd met de wettelijke rente over die vergoeding vanaf 29 september 2010 tot aan de dag van volledige voldoening;
- veroordeelt Reaal tot betaling aan [appellant], dan wel SNS, van een bedrag van € 140.893,23 (te weten € 107.500,-- bij wijze van voorschot op voornoemde vergoeding en € 33.393,23 ter zake van kosten deskundigen);
- beveelt Reaal binnen twee weken na betekening van dit arrest de EVI-code in verband met de branden bij de naam van [appellant] te doen verwijderen uit het Centraal Informatiesysteem van in Nederland werkzame verzekeringsmaatschappijen onder beheer van Stichting CIS, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag dat niet aan dit bevel is voldaan, met een maximum van € 10.000,--;
- veroordeelt Reaal tot terugbetaling van al hetgeen [appellant] ter uitvoering van het bestreden vonnis aan Reaal heeft betaald, vermeerderd met de wettelijke rente over voornoemd bedrag vanaf de dag van betaling tot aan de dag van terugbetaling;
- veroordeelt Reaal in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van [appellant] tot op 5 september 2012 begroot op € 92,34 aan explootkosten, € 71, -- aan griffierecht en € 4.263,-- aan salaris advocaat;
- veroordeelt Reaal in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [appellant] tot op heden begroot op € 92,17 aan explootkosten, € 291,-- aan griffierecht, en € 3.948,- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.J. van der Ven, J.M.Th. van der Hoeven-Oud en M.M. Olthof en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 september 2014 in aanwezigheid van de griffier.