In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen een boetebeschikking van de Inspecteur van de Belastingdienst Rijnmond, die was opgelegd wegens het niet tijdig indienen van de aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2009. De belanghebbende, [X] B.V., heeft niet binnen de gestelde termijn aangifte gedaan, wat resulteerde in een ambtshalve aanslag en een boete van € 2.460. De rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, maar de belanghebbende was van mening dat de boete niet in verhouding stond tot de aard van het verzuim.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 20 september 2013, heeft het Hof de omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De belanghebbende stelde dat persoonlijke omstandigheden van de bestuurder en de administrateur, die beiden met gezondheidsproblemen te maken hadden, de oorzaak waren van het verzuim. De rechtbank had echter geoordeeld dat de belanghebbende onvoldoende maatregelen had genomen om herhaling van het verzuim te voorkomen, ondanks eerdere verzuimen in voorgaande jaren.
Het Hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat de opgelegde boete van € 2.460 niet passend was en heeft deze verlaagd naar € 500. Het Hof heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de bestuurder, de financiële positie van de belanghebbende en het feit dat de boete uiteindelijk door de moedervennootschap, [B] Holding B.V., zou moeten worden gedragen. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, alsook tot vergoeding van de griffierechten.
De uitspraak is op 20 december 2013 gedaan en is openbaar uitgesproken. Zowel de belanghebbende als de Inspecteur hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.