Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest
Het geding
De beoordeling van het hoger beroep
voorhet faillissement aangevangen. De reden dat zij de curator aanspreekt tot betaling van de werkzaamheden
tijdenshet faillissement, meer speciaal de verzetperiode, is dat zij vindt dat de curator heeft toegezegd, althans het vertrouwen heeft gewekt dat zij voor die werkzaamheden zou worden betaald. Dat was voor haar aanleiding om de werkzaamheden voort te zetten, aldus Bestratingen.
zowelKatwijk Infra als Katwijk Verhuur - wat er eveneens tegen pleit, gezien ook de verklaring van [betrokkene 1] dat een splitsing moeilijk is, om Katwijk Infra als opdrachtgever te schrappen - en (ii) dat de curator volgens haar brief van 27 december 2005 ‘inzake Katwijk Infra’ de opdrachtnemers na het verzet heeft bericht ‘dat, nu de werkzaamheden zijn verricht na de datum van het uitspreken van het faillissement (van Katwijk Infra, toev. hof), deze als boedelvordering zullen worden erkend’, in welke erkenning ook die van het opdrachtgeverschap van Katwijk Infra ligt besloten.
terughoudendheidpast bij aanvaarding daarvan; de curator moet een persoonlijk verwijt treffen van zijn
onjuiste taakuitoefening, waarvoor vereist is dat hij gehandeld heeft terwijl hij het onjuiste van zijn handelen inzag dan wel redelijkerwijze behoorde in te zien. Bestratingen, die verdedigde dat voor een dergelijke terughoudendheid geen aanleiding bestaat, heeft daarin dan ook ongelijk. Nadat zij hier door de curator in de memorie van antwoord onder vermelding van genoemd arrest op was gewezen heeft zij bij gelegenheid van het nadien gehouden pleidooi ter zake nog slechts opgemerkt dat ‘over de toetsingsnorm voor de aansprakelijkheid van de boedel en [de curator] [..] door partijen al voldoende geschreven [is]’.
op die grondkan dan ook niet worden aanvaard. Dat in de laatste zin nadruk wordt gelegd op het
‘op die grond’heeft als reden dat aansprakelijkheid van de curator q.q. en de boedel uiteraard ook een andere grondslag kan hebben dan onrechtmatige daad. Die niet-delictuele aansprakelijkheid lijkt hier op zichzelf niet in geschil; zie de erkenning in de brief van 27 december 2005, aangehaald aan het slot van 6.1. Uitgaande van het opdrachtgeverschap van Katwijk Infra is er geen goede grond om de curator niet aan die erkenning te houden.
nietworden gehonoreerd, betaling door de curator dan wel uit de boedel zal plaatsvinden. De brief is dan ook veeleer een waarschuwing dat betaling in dat geval niet was gegarandeerd.