Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling civiel recht
arrest d.d. 29 januari 2013
[appellant],
HALLMARK CARDS NEDERLAND B.V.,
Het verdere geding
Beoordeling van het hoger beroep
- dat de overeenkomst voor Hallmark pas de verplichting meebracht concrete inspanningen gericht op de buitenlandse markt te verrichten als (als gevolg van serieuze inspanning door Hallmark om tot exploitatie op de Nederlandse markt te komen, zie hierna) exploitatie van de concepten op de Nederlandse markt reëel/ bedrijfseconomisch verantwoord was gebleken en dat in zoverre sprake was van een voorwaardelijke verplichting;
- dat uit de overeenkomst voor Hallmark een (inspannings)verplichting voortvloeide om zich serieus in te spannen om tot exploitatie van de concepten (allereerst op de binnenlandse markt en bij gebleken haalbaarheid op de buitenlandse markt) te komen;
- dat Hallmark niet aan haar (binnenlandse) inspanningsverplichting heeft voldaan omdat hetgeen van de door Hallmark gestelde activiteiten is komen vast te staan onvoldoende wordt geacht om dat aan te nemen;
- dat [appellant] dient te bewijzen dat de (opschortende) voorwaarde is vervuld of vervuld had kunnen worden als Hallmark aan haar binnenlandse inspanningsverplichting zou hebben voldaan, dus dat exploitatie van de concepten op de Nederlandse markt reëel/ bedrijfseconomisch verantwoord was.
Niet voor niets werd afgesproken de verplichtingen en vergoedingen voor exploitatie in het buitenland afhankelijk te maken van succesvolle exploitatie in Nederland”(eerste alinea pagina 3) en in zoverre het eerstvermeld oordeel van het hof thans onderschrijft.
“overschrijding reikwijdte onderzoek”door zijn beantwoording onder
“Ad 3. Aanvullende opmerkingen”op pagina’s 16 tot en met 19 van het rapport van de door het hof aan hem gestelde vraag 3:
“Heeft u nog aanvullende opmerkingen, die naar uw oordeel van belang zijn in het kader van het door u verrichte onderzoek?”. Het hof zal deze aanvullende opmerkingen in het rapport en de opmerkingen daarover in de brief van de deskundige (pagina’s 16 tot en met 19 van het deskundigenrapport en pagina 2 ad 1 tot pagina 6 ad 11 van de brief), buiten beschouwing laten, zodat aan de klachten van [appellant] over de “aanvullende opmerkingen” van de deskundige in het kader van dit verwijt als niet meer relevant voorbij kan worden gegaan. Het hof wijst er voorts op dat het verwijt bovendien niet slaagt nu de deskundige zijn onderzoek in beginsel zelfstandig moet verrichten en het aan hem is te bepalen wat hij relevant acht om in zijn bericht te vermelden.
- [appellant] blijkens zijn eigen stellingen tijdens de bespreking met de deskundige, dus voordat het rapport werd opgesteld, reeds op de hoogte is gekomen van voormelde leverancier-afnemer relatie door mededelingen van de deskundige, maar hij het hof toen niet heeft verzocht een andere deskundige te benoemen;
- [appellant] voor wat betreft deze onderdelen van het deskundigenrapport niet concreet stelt – hij stelt slechts in zijn algemeenheid dat de betrouwbaarheid van de berekening ernstig ter discussie wordt gesteld – dat deze zouden getuigen van onpartijdigheid en dat ook anderszins niet is gebleken. Hiertegen voert [appellant] een aantal (zakelijke) bezwaren aan, die – voor zover relevant – hierna zullen worden behandeld.
De basiskostprijs (uitgaande van de offerte(s) van [bedrijf])
De na het deskundigenbericht niet meer (gemotiveerd) bestreden bijkomende kosten
- fl. 0,01 voor productmanagement (a);
- fl. 0,04 voor niet in de offerte begrepen kosten voor litho’s, drukproeven en stansmessen (b);
- fl. 0,78 voor afwerken en verpakken (e);
- fl. 0,06 voor vervoer naar Hallmark (e);
- fl. 0,27 voor toeslag operations (f);
- fl. 0,16 voor toeslag magazijn (f);
- fl. 0,25 voor transport naar klant en retour (g);
De noodzaak en de kosten van een display
minimaal21 % moet worden toegepast, gaat het hof daarvan uit en volgt het de deskundige op dit punt niet. [appellant] heeft gesteld dat uitgegaan moet worden van een correctie van 28,4%, omdat in voormelde 21% geen rekening is gehouden met de jaren 1998, 1999 en 2010. Nu dit door Hallmark niet is betwist, zal het hof – hoewel de vraag kan rijzen of het jaar 1998 in aanmerking moet worden genomen – uitgaan een prijscorrectie van 28,4% , hetgeen leidt tot een prijs van fl. 47,00 per display en dus een bedrag van fl.0,49 per doosje.