Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
BESCHIKKING
verzoekster,
De rechtbank verwerpt evenwel de stelling van de officier van justitie dat de kosten voor rechtsbijstand niet daadwerkelijk ten laste van verzoekster zijn gekomen zolang zij de factuur van haar advocaat nog niet heeft voldaan. Gebleken is immers dat de verzoekster een schuldaan haar advocaat heeft in de vorm van een betalingsverplichting. Een dergelijke schuld tast naar haar aard het vermogen van de cliënt van een advocaat in negatieve zin aan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het ontstaan van een betalingsverplichting krachtens een vooraf gemaakte afspraak tussen een advocaat en zijn cliënt reeds meebrengt dat de kosten voor rechtsbijstand daadwerkelijk ten laste van betrokken cliënt zijn gekomen. Naast een urenstaat, de declaratie(s) en een opgave van het uurtarief van de advocaat – zulks teneinde de betalingsverplichting te kunnen beoordelen – acht de rechtbank het in beginsel niet noodzakelijk dat dienaangaande nog andere informatie wordt verstrekt. Uitgaande van een reële betalingsverplichting behoeven de door de officier van justitie in openbare raadkamer opgeworpen vragen of de verzoekster ten tijde van de beoordeling van haar verzoek al aan haar betalings-verplichting had voldaan en welke afspraken omtrent de (termijnen van de) daadwerkelijke betaling zijn gemaakt dan ook geen beantwoording.”
– de gespecificeerde declaratie ziet op werkzaamheden uitgevoerd in 2005 en 2006;
– daarna is er verder geprocedeerd op basis van een toevoeging;
– voornoemde declaratie met betrekking tot in 2005 en 2006 verrichte werkzaamheden dateert van 21 januari 2011, drie dagen vóór de ondertekening van het verzoekschrift;