ECLI:NL:GHDHA:2013:5259
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- M. Labohm
- A. van Dijk
- J. Stollenwerck
- Rechtspraak.nl
Erfrechtelijke geschil over nalatenschap en inzage in activa en passiva
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag, gewezen op 2 maart 2011. Appellant heeft in hoger beroep vijf grieven geformuleerd, waarbij hij onder andere vorderingen heeft gedaan tot inzage in de activa en passiva van de nalatenschap van zijn vader. Het hof heeft vastgesteld dat appellant op 18 september 1990 de nalatenschap van zijn vader heeft verworpen, waardoor hij geacht wordt nooit erfgenaam te zijn geweest. Dit betekent dat de weduwe van de erflater, geïntimeerde, als enige erfgenaam gerechtigd is tot de nalatenschap. Het hof heeft de grieven van appellant verworpen, onder andere omdat de vordering tot inzage in de nalatenschap niet kan worden toegewezen, gezien de verwerping van de nalatenschap door appellant en zijn broers en zussen.
Daarnaast heeft appellant betoogd dat zijn vordering tot vaststelling van de omvang van zijn vordering verjaard zou zijn. Het hof heeft geoordeeld dat de verjaring pas begint te lopen op het moment dat de vordering opeisbaar wordt, wat in dit geval het overlijden van geïntimeerde betreft. Het hof heeft echter geconcludeerd dat appellant geen nieuwe stellingen heeft ingebracht die de verjaring zouden kunnen stuiten. Ook de grief met betrekking tot de verdeling van de schilderijencollectie is verworpen, omdat geïntimeerde als enige gerechtigde tot de ontbonden huwelijksgemeenschap van de erflater en haarzelf wordt beschouwd.
Het hof heeft uiteindelijk het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd, gezien de moeder-zoon relatie tussen de partijen. De beslissing van het hof is genomen op 23 juli 2013, waarbij de proceskosten in het hoger beroep zijn toegewezen aan de partijen zelf.