ECLI:NL:GHDHA:2013:5131

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 juni 2013
Publicatiedatum
18 februari 2014
Zaaknummer
200.087.707/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • M. van Dijk
  • A. Kamminga
  • J. Stollenwerck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake executoriaal beslag op woning en beschikbaar stellen van bedrag voor opknappen woning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding, waarbij de appellant, de man, in beroep is gekomen tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank ’s-Gravenhage. De man heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld om artikel 1.7 van een vaststellingsovereenkomst buiten werking te stellen en om de vrouw te verplichten een bedrag van € 25.000,- beschikbaar te stellen voor opknapwerkzaamheden aan haar woning. De vrouw, geïntimeerde in deze zaak, heeft de grieven van de man bestreden en verzocht om het vonnis van de rechtbank te bekrachtigen.

De man heeft zijn vorderingen onderbouwd met de stelling dat er sprake is van onvoorziene omstandigheden die een wijziging van de overeenkomst rechtvaardigen, zoals bedoeld in artikel 6:258 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof heeft echter geoordeeld dat de man niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bodemrechter de overeenkomst zou wijzigen of ontbinden. De vrouw heeft gemotiveerd betwist dat er onvoorziene omstandigheden zijn en het hof heeft de argumenten van de man niet overtuigend geacht.

Daarnaast heeft het hof de subsidiaire vordering van de man afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De vrouw is niet verplicht om financiële middelen beschikbaar te stellen voor de opknapwerkzaamheden, vooral gezien de huidige situatie op de woningmarkt en de juridische geschillen tussen partijen. De grieven van de man zijn dan ook afgewezen, en het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, met veroordeling van de man in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.087.708
Zaaknummer rechtbank : 383090 / KG ZA 10-1611

arrest d.d. 11 juni 2013

inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats 1],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. J.E. de Wijn te Rijsenhout, gemeente Haarlemmermeer,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats 2],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. R.A.M. Oranje-Jorna te Den Haag.

Het verloop van het geding

Procesverloop in hoger beroep
De man is bij exploot van 10 mei 2011 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank ’s-Gravenhage, op 14 april 2011 tussen partijen gewezen.
Voor het verloop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar het vonnis waarvan beroep.
Bij genoemd exploot van 10 mei 2011 heeft de man vier grieven aangevoerd en gevorderd dat het het gerechtshof te ’s-Gravenhage behage bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet dat toelaat, het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank ’s-Gravenhage van 14 april 2011 te vernietigen en, opnieuw rechtdoende,
Primair: artikel 1.7 van de vaststellingsovereenkomst van 21/24 augustus 2009 buiten werking te stellen, of althans de man toe te staan om binnen twee weken na betekening van het te dezen te wijzen arrest, de tussen partijen gewezen beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage van 23 april 2009, bekend onder kenmerk 263573 / FA RK 06-2271, ten uitvoer te leggen door het leggen van executoriaal beslag op de vrouw in eigendom toebehorende woning staande en gelegen aan [adres] teneinde op die manier zijn vordering op de vrouw te incasseren.
Subsidiair:de vrouw te gebieden om binnen een week na betekening van het te dezen te wijzen (het hof leest:) arrest een budget van €  25.000,-, dan wel een zodanig bedrag als het hof in goede justitie zal vermenen dat dat gelet op de feiten en omstandigheden van het geval passend, billijk en redelijk is, beschikbaar te stellen voor opknapwerkzaamheden aan [adres] om met en binnen dat budget binnen dezelfde week een in overleg met de man in te huren aannemer opdracht te geven om voor haar rekening met spoed de navolgende werkzaamheden aan[adres] uit te voeren:
  • schilderwerk binnen
  • schilderwerk buiten
  • opknappen van de twee badkamers (nieuwe wastafels, bad en tegels)
  • stucwerk binnen
  • nieuwe goten en nieuwe bitumenlaag dak
  • controleren van de afvoer, het aanleggen van een extra afvoer voor de vaatwasser, controleren en repareren elektra
op de uitvoering van welke werkzaamheden de man toezicht zal (mogen) houden, in het kader van welk toezicht de man ook zal controleren of de bestedingen binnen de begroting blijven en bij welke werkzaamheden de man ook zal (mogen) assisteren, in verband waarmede de vrouw de man toestemming zal dienen te verlenen om te dien einde de woning aan [adres] te betreden
meer subsidiair: zodanige voorlopige voorzieningen te treffen waarvan het hof in goede justitie zal menen dat die gelet op de feiten en omstandigheden van het geval passend, redelijk en billijk zijn
alles met veroordeling van de vrouw in de kosten van beide instanties althans met compensatie van de proceskosten over beide partijen in beide instanties.
Bij memorie van antwoord met vier producties heeft de vrouw de grieven bestreden met conclusie de man niet ontvankelijk te verklaren in zijn appel althans het appel ongegrond te verklaren en het vonnis in eerste aanleg van de rechtbank ’s-Gravenhage van 14 april 2011 met kenmerk 383090/KG ZA 10-1611, te bekrachtigen, met veroordeling van de man in de kosten van beide instanties.
Een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
Het verzoek tot behandeling als spoedappel is door het hof afgewezen.
De vrouw heeft haar procesdossier overgelegd en arrest gevraagd.
Tegen de door de rechtbank in het vonnis vastgestelde feiten zijn geen grieven aangevoerd, zodat het hof daarvan zal uitgaan.

Beoordeling van het hoger beroep

Grief I
1.
Volgens de man heeft de voorzieningenrechter ten onrechte artikel 1.7 van de vaststellingsovereenkomst niet buiten werking gesteld. De man stelt dat sprake is van onvoorziene omstandigheden in de zin van artikel 6:258 van het Burgerlijk Wetboek (B.W.).
2
Ingevolge artikel 6:258 B.W. kan de rechter op verlangen van een der partijen de gevolgen van een overeenkomst wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden. Als sprake is van onvoorziene omstandigheden dienen die onvoorziene omstandigheden van dien aard te zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Een wijziging of ontbinding wordt niet uitgesproken voor zover de omstandigheden krachtens de aard van de overeenkomst of de in het verkeer geldende opvattingen voor rekening komen van degene die zich erop beroept.
3.
Het hof overweegt als volgt. Naar het oordeel van het hof heeft de voorzieningenrechter terecht en op goede gronden, die het hof hierbij overneemt en tot de zijne maakt, geoordeeld dat de man niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bodemrechter op grond van de door de man aangevoerde feiten en omstandigheden artikel 1.7 uit de vaststellingsovereenkomst buiten werking zal stellen. Daarbij neemt het hof mede in aanmerking dat de vrouw ter zitting van de voorzieningenrechter gemotiveerd heeft betwist dat sprake is van onvoorziene omstandigheden als bedoeld in artikel 6:258 B.W. Volgens de vrouw vertoonde de woning ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst al zodanige gebreken dat spoedige verkoop niet te verwachten was. De man heeft de aanwezigheid van deze gebreken, die ten tijde van het aangaan van deze overeenkomst reeds een vertragende factor voor (spoedige) verkoop betekenden, niet weersproken. De omstandigheid dat in de vaststellingsovereen-komst niet is opgenomen dat de vrouw voor haar rekening herstelwerkzaamheden moest laten uitvoeren komt voor rekening van de man. Hetgeen de man in hoger beroep heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden. Mitsdien faalt de eerste grief.
Grief II
4.
Met deze grief richt de man zich tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat de subsidiaire vordering van alle grond is ontbloot. De man is van mening dat de vrouw de vaststellingsovereenkomst niet te goeder trouw uitvoert omdat zij weigert de woning op te knappen.
5.
Deze grief treft evenmin doel. De man heeft zijn stelling dat van de vrouw verlangd kan worden financiële middelen beschikbaar te stellen voor de uit te voeren werkzaamheden niet onderbouwd. Partijen zijn dat niet overeengekomen en van de vrouw kan, zeker gezien de huidige malaise op de woningmarkt, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet worden verlangd dat zij in de te verkopen woning investeert zonder vooruitzicht dat haar investering resulteert in een hogere verkoopopbrengst waarmede zij haar investering terugontvangt. Gelet op de juridische procedures die partijen al vele jaren voeren, kan naar het oordeel van het hof bovendien van de vrouw redelijkerwijs niet worden verlangd dat zij de man toegang verleent tot de woning die haar eigendom is teneinde die op te (laten) knappen.
Grieven III en IV
6.
Deze grieven behelzen een recapitulatie en de uitgesproken kostenveroordeling. Deze grieven hebben naast de grieven I en II geen zelfstandige betekenis en falen dus ook.
Conclusie
De grieven door de man opgeworpen slagen niet. Het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd, ook ten aanzien van de kostenveroordeling. De man wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van dit hoger beroep.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
  • veroordeelt de man in de kosten van de procedure in hoger beroep, bepaald op € 284,- wegens verschotten en op € 894,- aan advocaatkosten;
  • verklaart dit arrest met betrekking tot de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Dijk, Kamminga en Stollenwerck en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juni 2013 in aanwezigheid van de griffier.