ECLI:NL:GHDHA:2013:5122

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2013
Publicatiedatum
7 februari 2014
Zaaknummer
BK 12-00781
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en boetebeschikking wegens onterecht opgelegde sancties

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en een boetebeschikking die aan de belanghebbende waren opgelegd. De belanghebbende, houder van een bestelauto, had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag van € 520 en de bijbehorende boete van € 520, die waren opgelegd voor de periode van 28 december 2010 tot en met 8 mei 2011. De Inspecteur had de aanslag en boete gehandhaafd, maar de rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard.

In hoger beroep stelde de belanghebbende dat de auto op de datum van de controle, 24 maart 2011, niet op de openbare weg stond, maar op een autoambulance. Het Hof heeft vastgesteld dat de belanghebbende van 23 januari 2004 tot en met 8 december 2011 houder was van een bestelauto, een Mercedes type Vito. De geldigheid van het kentekenbewijs was op 26 december 2010 geschorst. De Inspecteur had een melding van de politie overgelegd waarin de auto op de Kerklaan in Arnemuiden was gesignaleerd, maar de belanghebbende betwistte dat de auto op de openbare weg stond.

Het Hof oordeelde dat de Inspecteur onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de auto zich op het moment van de controle op de openbare weg bevond. De door de Inspecteur overgelegde foto’s waren niet voorzien van een datum of ander verifieerbaar kenmerk, waardoor de betrouwbaarheid van het bewijs in twijfel werd getrokken. Het Hof concludeerde dat de belanghebbende in zijn stellingen was geslaagd en dat de naheffingsaanslag en boetebeschikking ten onrechte waren opgelegd. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, evenals de beslissingen van de Inspecteur, en de griffierechten werden aan de belanghebbende vergoed.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-12/00781

Uitspraak van 20 december 2013

in het geding tussen:

[X] te [Z], belanghebbende,

en
de directeur van de Belastingdienst Centrale administratie(kantoor [P]), de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 2 oktober 2012, nummer AWB 11/9114, betreffende de hierna vermelde naheffingsaanslag en beschikking.

Naheffingsaanslag, boetebeschikking, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. Aan belanghebbende zijn over het tijdvak van 28 december 2010 tot en met 8 mei 2011 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting van € 520 en bij beschikking een boete van € 520 opgelegd.
1.2. Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Inspecteur beroep bij de rechtbank ingesteld. Een griffierecht van € 41 is geheven.
1.4. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Een griffierecht van € 115 is geheven.
2.2. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 18 oktober 2013, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen.

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is in hoger beroep, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:
3.1. Belanghebbende is van 23 januari 2004 tot en met 8 december 2011 houder van een bestelauto, een Mercedes type Vito met kenteken [XX-XX-XX].
3.2. Op aanvraag van belanghebbende is de geldigheid van het kentekenbewijs met ingang van 26 december 2010 geschorst.
3.3. Op 24 maart 2011 om 11:15 uur is een (bestel)auto met kenteken [XX-XX-XX], aangeduid als een gele Volkswagen, gesignaleerd op de Kerklaan in Arnemuiden.
3.4. Naar aanleiding daarvan is de conclusie getrokken dat het gaat om de auto van belanghebbende en zijn aan hem de naheffingsaanslag en de boete opgelegd.

Oordeel van de rechtbank

4.
De rechtbank heeft overwogen:
"(…)
[Belanghebbende] is niet ter zitting verschenen, maar heeft zich, blijkens mededeling van de bode, ongeveer 20 minuten na het sluiten van het onderzoek ter zitting bij de bode gemeld. Nu [belanghebbende] niet voorafgaand of tijdens de zitting de rechtbank heeft geïnformeerd waarom hij niet tijdig op de zitting aanwezig kon zijn, heeft de rechtbank geen aanleiding gevonden om het onderzoek te heropenen.
(…)
1. [
Belanghebbende] is volgens de kentekenregistratie van 23 januari 2004 tot en met 8 december 2011 houder geweest van het motorrijtuig, merk Volkswagen, met het kenteken [XX-XX-XX] (hierna: de auto). De datum van het kentekenbewijs deel I is 9 augustus 1996.
2.
Op 24 maart 2011 om 11:15 uur is de auto op de Kerklaan te Arnemuiden gesignaleerd.
3.
Op het voormelde tijdstip stond de auto als geschorst geregistreerd op de voet van hoofdstuk IV, paragraaf 6, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).
4.
Naar aanleiding van de in 2 vermelde signalering is aan [belanghebbende] over de periode 28 december 2010 tot en met 8 mei 2011 op grond van artikel 35 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: Wet MRB) een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd ten bedrage van € 520, met dagtekening 10 oktober 2011. Tevens is aan [belanghebbende] een verzuimboete van 100% van de nageheven belasting opgelegd.
5.
In geschil is of de onderhavige naheffingsaanslag en verzuimboete terecht aan [belanghebbende] zijn opgelegd.
6. [
Belanghebbende] stelt dat de auto gedurende de schorsing geen gebruik heeft gemaakt van de openbare weg omdat op de datum van controle de auto op een autoambulance stond. De door [de Inspecteur] overgelegde foto’s zijn niet genomen op de genoemde controledatum.
7. [
De Inspecteur] heeft de stellingen van [belanghebbende] gemotiveerd betwist.
8.
De rechtbank overweegt als volgt.
9.
Het is aan [de Inspecteur] om aannemelijk te maken dat het voertuig zich op het door [de Inspecteur] gestelde tijdstip op de openbare weg bevond. De rechtbank is van oordeel dat [de Inspecteur] hierin is geslaagd met het overleggen van een melding fysieke/visuele controle van de politie regio Zeeland waarbij een foto van de auto is gevoegd en het overleggen van een Mutatie rapport betreffende parkeerproblemen van de regiopolitie Zeeland, district Walcheren. Met al hetgeen [belanghebbende] heeft gesteld, maar waarvoor hij geen bewijs heeft bijgebracht, heeft [belanghebbende] het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. Derhalve is het gelijk in zoverre aan [de Inspecteur].
10.
Ingevolge artikel 37 van de Wet MRB in samenhang met artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en het bepaalde in paragraaf 34 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst kan [de Inspecteur] in geval van gebruik van de weg met een motorrijtuig tijdens een voor dat motorrijtuig geldende schorsing een verzuimboete opleggen van ten hoogste 100% en een maximum van € 4.920. Bij het opleggen van verzuimboeten wordt geen onderscheid gemaakt in de mate van schuld of nalatigheid, met dien verstande dat bij afwezigheid van alle schuld (hierna: avas) het opleggen ervan achterwege behoort te blijven. Nu van avas niet is gebleken, is de verzuimboete terecht opgelegd. De rechtbank acht de boete in dit geval ook passend en geboden.
11.
Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.
12.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
(...)"

Geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

5.1. In hoger beroep heeft belanghebbende gesteld dat de naheffingsaanslag en de boete ten onrechte zijn opgelegd, omdat de auto gedurende de gehele schorsingsperiode, dus ook op 24 maart 2011, niet op de openbare weg heeft gestaan, maar op een autoambulance.
5.2. De Inspecteur heeft de stelling van belanghebbende betwist.
5.3. Voor de standpunten van partijen en de gronden verwijst het Hof naar de gedingstukken.

Conclusies van partijen

6.1. Het hoger beroep van belanghebbende strekt tot vernietiging van de naheffingsaanslag en de boetebeschikking.
6.2. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

7.1. Belanghebbende heeft aangevoerd en ter zitting toegelicht dat hij houder is geweest van de Mercedes-bestelauto; dat de bestelauto op de bewuste parkeerplaats heeft gestaan, zij het gedurende de tijd dat van een schorsing nog geen sprake was; dat bij de politie/ belastingdienst kennelijk een verwisseling met een ander voertuig heeft plaatsgehad, nu blijkens de melding is geconstateerd dat het gaat om een (gele) Volkswagen; dat de foto’s die de Inspecteur in het geding heeft gebracht om te bewijzen dat belanghebbendes bestelauto ten tijde van de schorsing gebruik maakt van de openbare weg, niet kunnen zijn genomen op 24 maart 2011, reeds omdat het bord van de aannemer op een van de foto’s op die dag al geruime tijd was verwijderd, nu de op het aangrenzende terrein gerealiseerde woningbouw al lang was afgerond; en dat de bestelauto vanwege pech ten tijde van de schorsing geplaatst is geweest op de autoambulance van een garagebedrijf.
7.2. Belanghebbende heeft ter zitting te kennen gegeven dat hij dat alles ook ter zitting van de rechtbank naar voren had willen brengen, maar dat hij daartoe niet in de gelegenheid is geweest, omdat hij door onvoorziene omstandigheden tien minuten te laat was en de zitting bij de rechtbank al had plaatsgehad. Daarnaar gevraagd heeft hij verklaard geen terugwijzing naar de rechtbank te wensen, maar tevreden te zijn dat hij zijn standpunt ter zitting van het Hof heeft kunnen toelichten.
7.3. Tegenover de door belanghebbende gegeven uiteenzetting heeft de Inspecteur, op wie de bewijslast rust, onvoldoende aangevoerd en aan stukken ingebracht waaruit feiten en omstandigheden naar voren komen die op het tegendeel wijzen. Het gelijk is dan ook, nu hetgeen belanghebbende heeft gesteld het Hof ook niet onaannemelijk voorkomt, aan de zijde van belanghebbende. Daarbij heeft het Hof in aanmerking genomen dat de door de Inspecteur overgelegde kopieën van foto’s niet van een datum of ander verifieerbaar kenmerk zijn voorzien. Ook op de originelen - eveneens kopieën -, die - zo is ter zitting gebleken - afkomstig zijn van de regiopolitie Zeeland, ontbreken dergelijke kenmerken. Voorts is aan de hand van de foto’s niet te constateren dat, zoals staat in het mutatierapport, sprake is van een oud krot/busje of, zoals vermeld in de verklaring van de Brigadier van Politie, van een wrak. Dat geldt ook voor de vermelding op het voertuig van een café met de naam [...].
7.4. Het vorenoverwogene voert het Hof tot de slotsom dat het hoger beroep gegrond is. Bijgevolg moet worden beslist als hierna is vermeld.

Proceskosten en griffierechten

8.1. Het Hof ziet geen reden de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten, nu niet is gesteld of gebleken dat belanghebbende voor vergoeding in aanmerking komende kosten heeft gemaakt.
8.2. De in beroep en hoger beroep betaalde griffierechten van € 41 en € 115 dient de Inspecteur aan belanghebbende te vergoeden.

Beslissing

Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- vernietigt de uitspraken van de Inspecteur;
- vernietigt de naheffingsaanslag en de boetebeschikking; en
- gelast de Inspecteur de griffierechten van in totaal € 156 aan belanghebbende te vergoeden.
De uitspraak is vastgesteld door mrs. U.E. Tromp, J.T. Sanders en P.M. Verhagen, in tegenwoordigheid van de griffier E. Kalač. De beslissing is op 20 december 2013 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1.
Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2.
Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
-
- de naam en het adres van de indiener;
-
- de dagtekening;
-
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
-
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.