ECLI:NL:GHDHA:2013:5119

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2013
Publicatiedatum
7 februari 2014
Zaaknummer
22-001848-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en mishandeling met terbeschikkingstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot moord op benadeelde partij 1 en mishandeling van benadeelde partij 2. De verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd, heeft op 30 april 2012 in Pijnacker met een mes meerdere keren in de richting van de buik van benadeelde partij 1 gestoken, met de intentie om deze van het leven te beroven. De uitvoering van dit misdrijf is niet voltooid, maar het hof oordeelt dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Daarnaast heeft de verdachte benadeelde partij 2 mishandeld door deze met kracht tegen het lichaam te duwen, wat letsel heeft veroorzaakt. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, met terbeschikkingstelling onder voorwaarden. De verdachte moet zich houden aan diverse voorwaarden, waaronder het ondergaan van een klinische behandeling en het stoppen met alcohol- en drugsgebruik. Het hof heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte verplicht is om schadevergoeding te betalen aan beide slachtoffers. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de noodzaak van behandeling.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001848-13
Parketnummer: 09-900457-12
Datum uitspraak: 26 november 2013
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 15 april 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1992,
[gba-adres],
thans gedetineerd in de PI Krimpen aan den IJssel.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 12 november 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte van het onder 3 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest. Tevens is gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en is bevolen dat hij van overheidswege zal worden verpleegd. Voorts is beslist omtrent het beslag en de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde. Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 april 2012 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [benadeelde partij 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal met een mes in (de richting van) de buik, althans het (boven)lichaam, van die [benadeelde partij 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 april 2012 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, althans in Nederland, aan een persoon (te weten [benadeelde partij 1]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (te weten perforatie van de buikwand, verwondingen in/aan de dunne darm en/of een buikvliesontsteking en/of enige andere verwonding(en)), heeft toegebracht, door die [benadeelde partij 1] opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk meermalen, althans eenmaal, in (de richting van) de buik, althans het (boven)lichaam te steken;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 april 2012 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij 1], opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, die [benadeelde partij 1] met een mes in (de richting van) zijn buik heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 30 april 2012 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, althans in Nederland, opzettelijk een persoon (te weten [benadeelde partij 2]), (met kracht) tegen/op het lichaam heeft geduwd (waardoor die [benadeelde partij 2] ten val is gekomen), waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd behoudens voor wat betreft de opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging en dat bevolen zal worden dat de verdachte - aldus opnieuw rechtdoende - ter beschikking wordt gesteld met voorwaarden, zoals geformuleerd in het Aanvullend Maatregelenrapport van Palier d.d. 9 augustus 2013.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1
primair.
hij op 30 april 2012 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [benadeelde partij 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes in de buik van die [benadeelde partij 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.hij op 30 april 2012 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, opzettelijk een persoon te weten [benadeelde partij 2], tegen het lichaam heeft geduwd waardoor die [benadeelde partij 2] ten val is gekomen, waardoor deze letsel heeft bekomen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Bewijsoverweging

Met de rechtbank is het hof op grond van de gebezigde wettige bewijsmiddelen van oordeel dat de verdachte, door het steken met een keukenmes van aanzienlijke omvang in de buik van het slachtoffer, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer als gevolg daarvan zou komen te overlijden. De verdachte heeft aldus gehandeld met het voor een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde vereiste opzet.
Gelet op de gebezigde wettige bewijsmiddelen staat naar het oordeel van het hof vast, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Contra-indicaties voor de vaststelling dat door de verdachte met voorbedachte raad is gehandeld zijn naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep niet aannemelijk geworden.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
Poging tot moord.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Met betrekking tot de strafbaarheid van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de navolgende rapportages:
  • Pro Justitia rapport d.d. 22 november 2012, opgesteld en ondertekend door dr. R.A.R. Bullens, klinisch psycholoog, met aanvulling d.d. 4 maart 2013;
  • Pro Justitia rapport d.d. 20 november 2012, opgesteld en ondertekend door drs. R. Thomassen, psychiater, met aanvulling d.d. 8 februari 2013.
Het hof neemt over de door de deskundigen gedeelde conclusies, voor zover inhoudende – kort gezegd - dat bij de verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met borderline en anti-sociale kenmerken. Er is sprake van afhankelijkheid van alcohol en cocaïne en vanuit de vroege jeugd zijn er aanwijzingen van affectieve en pedagogische verwaarlozing. Na seksueel misbruik tussen het twaalfde en veertiende levensjaar van de verdachte zijn gedragsproblemen ontstaan. Vooral onder invloed van alcohol en cocaïne is de impulscontrole verstoord. Er is sprake van stemmingswisselingen, een gebrekkige gewetensfunctie, externalisatie en moeizame empathie. De genoemde stoornis beïnvloedde ten tijde van het ten laste gelegde in belangrijke mate de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte.
Het hof komt voorts - met in achtneming van de beschouwingen en de conclusies van de deskundigen - tot het oordeel dat de verdachte ten tijde van het begaan van het bewezen verklaarde als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
Nu van volledige ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte geen sprake is en ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die tot een andersluidend oordeel aanleiding zou kunnen geven, is de verdachte strafbaar ter zake van de bewezen verklaarde feiten.

Motivering straf en maatregel

Het hof heeft de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan een poging tot moord op [benadeelde partij 1]. Aldus handelende heeft hij ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Algemene ervaringsregels leren dat slachtoffers van een dergelijk feit nog een lange tijd de lichamelijke en psychische gevolgen daarvan ondervinden. In het onderhavige geval is daarvan zeker sprake , zoals blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [benadeelde partij 1]. Bovendien worden daardoor in de maatschappij levende gevoelens van angst en onveiligheid aangewakkerd, in het bijzonder nu het feit zich in een openbare gelegenheid voor de ogen van andere bezoekers heeft afgespeeld.
De verdachte heeft voorts [benadeelde partij 2] op de bewezen verklaarde wijze mishandeld en nodeloos letsel bezorgd.
Het hof is van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf passend en geboden is. Een zwaardere straf veroorzaakt naar het oordeel van het hof – mede gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte - een ongewenst uitstel van de hierna te bespreken behandeling van de verdachte ter zake van de bij hem geconstateerde problematiek. Een lichtere straf zoals bepleit door de raadsman doet naar het oordeel van het hof geen recht aan de ernst van het bewezen verklaarde.
Met betrekking tot de op de leggen maatregel heeft het hof acht geslagen op de eerder in dit arrest genoemde Pro Justitia rapportages met aanvullingen, alsmede op het Reclasseringsadvies d.d. 13 maart 2013 en het Aanvullend Maatregelrapport d.d. 9 augustus 2013, beide opgemaakt door D. Tempelman.
De deskundigen hebben – zoals hiervoor reeds overwogen - geconcludeerd dat bij de verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met borderline en anti-sociale kenmerken.
Beiden hebben geconcludeerd - kort samengevat - dat er sprake is van een hoog recidive risico wanneer de verdacht onbehandeld blijft.
Uit de rapportages blijkt dat de verdachte vanuit zijn persoonlijkheidsproblematiek sneller in conflict raakt. Wanneer hij daarbij onder invloed is van alcohol en/of cocaïne is een verdere escalatie waarschijnlijk, tot uiteindelijk agressief fysiek gedrag aan toe. Bij een behandeling is het stoppen met alcohol en cocaïne allereerst van belang. Verder is aandacht nodig voor de persoonlijkheidskenmerken. In het bijzonder dienen inzicht in externalisatie en impulsiviteit vergroot te worden. De verdachte moet leren verantwoordelijkheid te nemen voor zijn gedrag en zijn impulsen onder controle krijgen. Daarbij is duidelijkheid omtrent de begrenzingen van gedragsuitingen belangrijk, alsmede een adequate dagstructuur.
Het hof onderschrijft de conclusie van de psycholoog, de psychiater en de reclassering, dat een behandeling in het kader van de maatregel van terbeschikkingstelling geïndiceerd is en dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eist.
Het hof overweegt voorts dat de maatregel wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.
Anders dan de rechtbank is het hof – met inachtneming van het genoemde Aanvullend Maatregelrapport van 9 augustus 2013, de ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van de reclasseringswerker D. Tempelman en de gewijzigde proceshouding van de verdachte – van oordeel dat ten aanzien van de verdachte een terbeschikkingstelling met na te noemen voorwaarden passend en noodzakelijk is.
In dat verband acht ook het hof een gerichte klinische behandeling noodzakelijk, met als behandeldoel het stoppen van het gebruik van alcohol en cocaïne door de verdachte en het bewerken van verdachte’s persoonlijkheidsproblematiek met als beoogd behandelresultaat de kans op recidive van het opnieuw plegen van een strafbaar feit als het onderhavige tot aanvaardbare proporties terug te brengen.
Na bedoelde klinische behandeling kan zo nodig een ambulante vervolgbehandeling plaatsvinden.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep zich bereid verklaard tot de naleving van de na te noemen voorwaarden.

Beslag

Van de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1, 2, 5, 6 en 7 genoemde voorwerpen zal het hof de teruggave aan de verdachte gelasten.
Met betrekking tot de onder 3 en 4 op de genoemde lijst genoemde voorwerpen zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
Het onder 8 genoemde voorwerp, met behulp waarvan het onder 1 primair ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.

Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 1]

In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 primair ten laste gelegde, tot een totaalbedrag van € 5.791,41. In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het onder onder 1 primair bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1]

Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 5.791,41 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1].

Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 2]

In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 8.300,-. In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 4.000,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 4.000,- materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2]

Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 4.000,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2].

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14d, 36b, 36c, 36f, 37a, 38, 38a, 45, 57, 289 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigthet vonnis - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart bewezendat de verdachte het
onder 1 primair en 2ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (
vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld, onder de navolgende voorwaarden:
Bijzondere voorwaarden
1.
Verdachte verblijft op de FPK, afdeling ‘het Dok’ aan de Dennenweg 9 te 9404 LA Assen en zal zich houden aan de daar geldende huis- en leefregels c.q. voorwaarden die daar aan hem gesteld worden en stelt zich hierin begeleidbaar op;
2.
Verdachte werkt mee aan een ambulante vervolgbehandeling bij bijvoorbeeld De Waag of soortgelijke instelling, aansluitend op het klinische behandeltraject bij de FPK te Assen;
3.
Verdachte werkt mee aan een vorm van beschermd/begeleid (zelfstandig) wonen of soortgelijke instelling, aansluitend op het klinische behandeltraject van de FPK te Assen;
4.
Verdachte zal niet van verblijfplaats veranderen dan na overleg met zijn behandelaren en de reclassering;
5.
Verdachte zal niet zonder toestemming van zijn begeleiders en de reclassering zijn werkuren bij het dagbestedingstraject veranderen;
6.
Verdachte zal geen omgang hebben met personen die zijn resocialisatie in gevaar (kunnen) brengen en stelt zich open op, inzake het aangaan van nieuwe relaties of bestaande relaties en heeft geen bezwaar dat deze op “gepaste en discrete” wijze door de reclassering worden gescreend;
7.
Verdachte houdt zich aan de voorschriften en aanwijzingen die zijn en worden gegeven door GGZ Reclassering Palier;
8.
Verdachte conformeert zich aan de behandeling van de FPK te Assen;
9.
Verdachte zal zich onthouden van alcohol- en drugsgebruik en zich niet onttrekken aan controles hierop;
10.
Verdachte geeft inzicht in zijn financiën als daarom verzocht wordt en accepteert hiervoor begeleiding van de MJD van Palier;
11.
Verdachte zorgt ervoor dat hij altijd bereikbaar is voor zijn begeleiders en behandelaren;
12.
Verdachte werkt, in het geval van een door de reclassering en behandelaren geïndiceerde crisissituatie, mee aan een tijdelijke terugplaatsing in de gesloten unit van de FPA.
Algemene voorwaarden
13.
Verdachte pleegt geen strafbare feiten;
14.
Verdachte geeft toestemming aan de reclassering tot het opvragen en uitwisselen van informatie aan alle instellingen die zij relevant achten en die van belang zijn voor een goede behandeling c.q. begeleiding in het kader. Tevens verleent hij zijn medewerking aan het maken van een digitale foto ten behoeve van zijn dossier en zal hij meewerken aan de identificatieplicht;
15.
Vanuit de reclassering zal GGZ Reclassering Palier contactpersoon en toezichthouder zijn;
16.
Verdachte geeft toestemming aan de reclassering en aan zijn begeleiders, dat in geval van ongeoorloofde afwezigheid of calamiteiten en het niet nakomen van bovengenoemde voorwaarden, deze informatie aan alle betrokken partijen gemeld wordt;
17.
GGZ Reclassering Palier is verantwoordelijk voor het uitbrengen van advies betreffende de voortgang van de maatregel;
18.
Tijdens de gehele TBS maatregel is het voor betrokkene niet toegestaan om zich buiten het Europese deel van het Koninkrijk der Nederlanden te begeven;
19.
Verdachte is op de hoogte van de consequenties mocht hij de gestelde voorwaarden overtreden en/of zich onttrekken aan de behandeling.
Stelt in aanvulling op de voorwaardendat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Verstrektaan de Stichting Reclassering Nederland
de opdrachtom aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de op de in kopie bij dit arrest gevoegde lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1, 2, 5, 6 en 7 genoemde voorwerpen.
Gelast de
bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de op de in kopie bij dit arrest gevoegde lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 3 en 4 genoemde voorwerpen.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
het op de in kopie bij dit arrest gevoegde lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 8 genoemde voorwerp.
Wijst toede vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 5.791,41 (vijfduizend zevenhonderdeenennegentig euro en eenenveertig cent)bestaande uit € 791,41 (zevenhonderdeenennegentig euro en eenenveertig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1], een bedrag te betalen van
€ 5.791,41 (vijfduizend zevenhonderdeenennegentig euro en eenenveertig cent)bestaande uit € 791,41 (zevenhonderdeenennegentig euro en eenenveertig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
63 (drieënzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst toede vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 4.000,- (vierduizend euro)ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2], een bedrag te betalen van
€ 4.000,- (vierduizend euro)als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries, mr. C.G.M. van Rijnberk en mr. W.J. van Boven, in bijzijn van de griffier mr. J.C.A. Verhoef.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 november 2013.