ECLI:NL:GHDHA:2013:5115

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2013
Publicatiedatum
7 februari 2014
Zaaknummer
22-000201-11
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van wederrechtelijke toeëigening

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Dordrecht. De verdachte, geboren in 1981, was beschuldigd van wederrechtelijke toeëigening van katalysatoren en uitlaatsystemen van een benadeelde partij, [benadeelde partij B.V.], op 17 juli 2010 te Zwijndrecht. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 58 dagen, waarvan 28 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 15 oktober 2013 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis waarvan beroep heeft gevorderd. Het hof heeft echter geconcludeerd dat het vonnis niet in stand kan blijven, omdat het hof zich niet kan verenigen met de bewezenverklaring van de tenlastelegging. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte betrokken was bij de diefstal van de katalysatoren.

De verdachte en zijn medeverdachten werden op 17 juli 2010 door de politie aangehouden na een achtervolging. De verdachte heeft steeds ontkend betrokken te zijn geweest bij de diefstal. Het hof heeft de verklaringen van de medeverdachten en getuigen gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij het ten laste gelegde feit had begaan. Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken.

Daarnaast heeft de benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar omdat de verdachte is vrijgesproken, heeft het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. Het hof heeft ook de teruggave gelast van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de zitting van 29 oktober 2013.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000201-11
Parketnummer: 11-860350-10
Datum uitspraak: 29 oktober 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Dordrecht van 10 januari 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1981,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 15 oktober 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 58 dagen, waarvan 28 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van voorarrest. Voorts is een beslissing genomen omtrent het beslag en de vordering van de benadeelde partij als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 juli 2010 te Zwijndrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit [benadeelde partij B.V.] heeft weggenomen een of meerdere (in totaal zestig) katalysator(s) en/of uitlaatsyste(e)m(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij B.V.], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Op 17 juli 2010 om 03:14 uur komt er bij de politie een melding binnen dat twee personen door een weiland zouden lopen bij de [adres] te Zwijndrecht. Nadien is terzake door de melder een verklaring afgelegd. Ter plaatse gekomen verbalisanten zien vervolgens om 04:02 uur ter hoogte van een autosloperij aan de [adres] een personenauto van het merk Ford Fiesta wegrijden. Verbalisanten zien vier personen in dit voertuig. Nadat de auto door meerdere politieauto’s is achtervolgd en uiteindelijk bij een speeltuin in Rotterdam is klemgereden, worden de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangehouden. De vierde persoon werd niet aangetroffen. Op 28 september 2010 wordt vervolgens de medeverdachte [medeverdachte 3] aangehouden. Op de achterbank van de Ford Fiesta zijn 13 katalysatoren aangetroffen.
De verdachte en [medeverdachte 2] hebben steeds verklaard dat zij die nacht door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] bij de verdachte thuis zijn opgehaald en dat deze met hen naar het autosloopbedrijf zijn gereden. De in de Ford Fiesta aangetroffen katalysatoren lagen al op de achterbank op het moment dat zij in Rotterdam in de auto stapten.
Uit de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1] afgelegd tegenover de politie volgt dat hij samen met de medeverdachte [medeverdachte 3] in de auto van zijn moeder naar het autosloopbedrijf is gereden. Daar aangekomen hebben zij vanuit een veld een hek over de sloot gelegd en zijn zij via dit hek het terrein opgegaan. [medeverdachte 3] heeft vervolgens met een betonschaar een slot open geknipt van een kar waar dempers in lagen, welke dempers zij toen met een kruiwagen in de richting van de sloot hebben gebracht en over de sloot hebben gegooid. Hierna zijn zij weggegaan om vervolgens een uur later terug te komen, op welk moment de politie hen daar zag. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft [medeverdachte 1] als getuige verklaard dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] er pas later in de nacht bij zijn gekomen en dat zij niet op het terrein van de sloperij zijn geweest. De in de auto aangetroffen katalysatoren waren bij het eerste bezoek aan het autosloopbedrijf door hem en [medeverdachte 3] in de auto gelegd, aldus [medeverdachte 1].
Het hof overweegt dat deze verklaring steun vindt in de eerder genoemde getuige-verklaring dat er om 03.14 uur twee mannen zijn gezien, die door een weiland liepen. Het hof acht het op zichzelf mogelijk dat [medeverdachte 1] per auto, midden in de nacht, de afstand tussen de [adres]] te Zwijndrecht, de toenmalige verblijfplaats van de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] en weer terug naar Zwijndrecht overbrugd heeft binnen de periode gelegen tussen 03.14 en 04.02 uur. Het hof kan echter op grond van bovenstaande niet buiten gerede twijfel vaststellen dat de verdachte en de medeverdachte [verdachte] betrokken waren als daders bij deze diefstal. Veeleer is aannemelijk geworden dat zij eerst betrokken raakten toen de diefstal reeds voltooid was.
De op 28 september 2010 tegenover de politie afgelegde verklaring van [medeverdachte 3] -waarover deze als getuige ter terechtzitting heeft gezegd dat hij destijds bij de politie naar waarheid heeft verklaard-, inhoudend dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] reeds ten tijde van het plegen van de diefstal betrokken waren, laat het hof buiten beschouwing. Deze verklaring vindt op de genoemde punten geen steun in andere bewijsmiddelen en spoort niet met de waarneming van de getuige dat twee personen (en niet vier) om 03:14 uur in het weiland zijn gezien.
Derhalve acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zodat de hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij B.V.]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij B.V.] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.639,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 540,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep en daarmee tot een hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Beslag
Ten aanzien van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, zoals hierna staat vermeld, zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij B.V.]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij B.V.] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: schoeisel, 1 paar, kleur wit.
Dit arrest is gewezen door mr. L.F. Gerretsen-Visser, mr. TH.W.H.E. Schmitz en mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst, in bijzijn van de griffier mr. N.N.D. Bos.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 oktober 2013.