ECLI:NL:GHDHA:2013:4946

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 september 2013
Publicatiedatum
9 januari 2014
Zaaknummer
22-001667-09
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van geweldsdelicten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte was eerder vrijgesproken van meerdere geweldsdelicten die hem ten laste waren gelegd, waaronder wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling. De advocaat-generaal had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak en vorderde een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. Tijdens de zittingen in hoger beroep is het hof tot de conclusie gekomen dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verdachte had op 1 april 2004, volgens de tenlastelegging, samen met anderen geweld gebruikt tegen een benadeelde partij, maar het hof oordeelde dat de bewijsvoering tekortschiet. De verklaringen van de benadeelde partij waren inconsistent en de verdachte kon niet met zekerheid aan de feiten worden gekoppeld. Het hof heeft daarom het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van de rechter in het waarborgen van een eerlijk proces.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001667-09
Parketnummer: 09-758400-07
Datum uitspraak: 26 september 2013
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 11 maart 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1959,
[adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 21 december 2010, 14 februari 2013 en de terechtzittingen van 10 en 12 september 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het onder 1, 2, 3 en 4 als eerste en tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 01 april 2004 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet
- onder valse voorwendselen (zijnde de belofte dat die [benadeelde partij] aan een nieuwe zakenrelatie zou worden voorgesteld) naar een (kantoor)ruimte (van de heer [medeverdachte]) gelokt en/of
- in een/die (kantoor)ruimte (van de heer [medeverdachte]) de uitweg geblokkeerd (door er voor te gaan staan) en/of
- de deur op slot gedaan en/of
- die [benadeelde partij] in een stoel gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of
- die [benadeelde partij] geschopt en/of getrapt tegen het lichaam en/of
- die [benadeelde partij] geslagen en/of gestompt tegen het hoofd en/of het gezicht en/of het lichaam en/of
- (die [benadeelde partij]) dreigend een schaar en/of een briefopener getoond en/of voor het gezicht van die [benadeelde partij] gehouden en/of
- met een schaar en/of een briefopener stekende bewegingen gemaakt in de richting van die [benadeelde partij] en/of
- tegen die [benadeelde partij] gezegd dat die [benadeelde partij] de waarheid moest zeggen anders zou hij niet meer uit het kantoor komen en/of dat een zakelijk geschil (met de [bank]) moest worden opgelost anders zou geweld worden gebruikt, althans woorden van gelijke bedreigende aard en/of strekking;en aldus voor die [benadeelde partij] een dreigende situatie gecreëerd waaraan hij zich niet kon onttrekken en/of die [benadeelde partij] gedurende enige tijd belet te gaan en te staan waar hij wilde;
2.
hij op of omstreeks 01 april 2004 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, een persoon, [benadeelde partij], opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk heeft geschopt en/of getrapt tegen het lichaam en/of heeft geslagen en/of gestompt tegen het hoofd en/of het gezicht en/of het lichaam, tengevolge waarvan [benadeelde partij] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 01 april 2004 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een schaar en/of een briefopener getoond en/of voor het gezicht van die [benadeelde partij] gehouden en/of met die schaar en/of die briefopener stekende bewegingen gemaakt in de richting van die [benadeelde partij] en/of tegen die [benadeelde partij] gezegd dat die [benadeelde partij] de waarheid moest zeggen anders zou hij niet meer uit het kantoor komen en/of dat een zakelijk geschil (met de [bank]) moest worden opgelost anders zou geweld worden gebruikt en/of woorden van gelijke bedreigende aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 01 april 2004 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen doorgeweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij] heeft gedwongen tot de afgifte van (een) geschreven verklaring(en) (betreffende een zakelijk geschil), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het schoppen en/of trappen tegen het lichaam en/of het slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of het gezicht en/of het lichaam en/of het dreigend tonen van een schaar en/of een briefopener en/of het maken van stekende bewegingen naar die [benadeelde partij] met die schaar en/of die briefopener;
en/of
hij op of omstreeks 01 april 2004 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [benadeelde partij], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen [benadeelde partij] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) die [benadeelde partij] gedwongen (een) verklaring(en) (betreffende een zakelijk geschil met [medeverdachte]) te tekenen terwijl het geweld en/of die bedreiging met geweld bestond uit het schoppen en/of trappen tegen het lichaam en/of het slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of het gezicht en/of het lichaam en/of het dreigend tonen van een schaar en/of een briefopener en/of het maken van stekende bewegingen naar die [benadeelde partij] met die schaar en/of die briefopener;

Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat de verdachte van het onder 4 als eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 als tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
24
maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft vrijspraak bepleit op de grond dat de stukken onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevatten om tot een bewezenverklaring te komen.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Vrijspraken

Op grond van de inhoud van in het dossier van de verdachte aanwezige wettige bewijsmiddelen kan naar het oordeel van het hof worden vastgesteld dat de verdachte meermalen telefonisch contact heeft gehad met de medeverdachte Bruinsma op 1 april 2004.
Ten tijde van het gesprek op die dag om 15.14 uur bevond de verdachte zich , gelet op de inhoud van dat gesprek, kennelijk in de omgeving van het kantoor van de medeverdachte [medeverdachte] in Den Haag.
Een wettig bewijsmiddel dat de verdachte daadwerkelijk toen en dan in het kantoor van de medeverdachte [medeverdachte] aanwezig is geweest bevat het dossier echter niet.
Hoewel het uiterlijk van de verdachte op grond van zijn foto in het dossier overeenkomt met het signalement dat aangever [benadeelde partij] heeft gegeven van één van de twee personen die in het kantoor van [medeverdachte] geweldshandelingen jegens hem hebben uitgeoefend en [benadeelde partij] bij de politie de persoon op die foto heeft herkend als de “[naam]” waarover [benadeelde partij] heeft verklaard en die bij het gebeuren in het kantoor van de medeverdachte [medeverdachte] was betrokken, heeft [benadeelde partij] bij zijn verhoor door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Den Haag d.d. 30 januari 2008 zich op dat punt veel minder stellig uitgelaten en heeft hij vervolgens toen hij ter terechtzitting in eerste aanleg werd geconfronteerd met deze foto de verdachte niet herkend.
Dat betekent naar het oordeel van het hof – anders dan de advocaat-generaal - dat de vraag of de verdachte op 1 april 2004 aanwezig is geweest bij de door de aangever gerelateerde gebeurtenissen en daarbij zelf ook actief betrokken is geweest niet bevestigend kan worden beantwoord.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 3 en 4 als eerste en tweede cumulatief/alternatief is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigthet vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezendat de verdachte het
onder 1, 2, 3 en 4 als eerste en tweede cumulatief/alternatieften laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries, mr. A.M.P. Gaakeer en mr. M.J.J. van den Honert, in bijzijn van de griffier mr. J.C.A. Verhoef.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 september 2013.