ECLI:NL:GHDHA:2013:4939

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 september 2013
Publicatiedatum
9 januari 2014
Zaaknummer
22-001621-09
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling en bedreiging met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1971, werd beschuldigd van wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling en bedreiging met geweld van een benadeelde partij. De feiten vonden plaats op 1 april 2004 te 's-Gravenhage, waar de verdachte samen met mededaders de benadeelde partij onder valse voorwendselen naar een kantoorruimte lokte. Daar werd de benadeelde partij mishandeld, bedreigd en gedwongen om verklaringen te ondertekenen. Het hof oordeelde dat de verdachte en haar mededaders de vrijheid van de benadeelde partij hebben ontnomen en hem hebben mishandeld, wat leidde tot een veroordeling tot een taakstraf van 200 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, maar het hof besloot tot een lichtere straf, rekening houdend met het tijdsverloop sinds de feiten en het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van een deel van de tenlastelegging, maar verklaarde andere onderdelen bewezen. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de benadeelde partij, evenals de noodzaak om de verdachte verantwoordelijk te houden voor haar daden.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001621-09
Parketnummer: 09-665201-07
Datum uitspraak: 26 september 2013
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 11 maart 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1971,
[adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 21 december 2010, 14 februari 2013 en de terechtzitting van 10 en 12 september 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte van het onder 4 als eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 als tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 01 april 2004 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) zij verdachte en/of een of meer van haar mededader(s) met dat opzet
- onder valse voorwendselen (zijnde de belofte dat die [benadeelde partij] aan een nieuwe zakenrelatie zou worden voorgesteld) naar een (kantoor)ruimte (van de heer [medeverdachte]) gelokt en/of
- in een/die (kantoor)ruimte (van de heer [medeverdachte]) de uitweg geblokkeerd (door er voor te gaan staan) en/of
- de deur op slot gedaan en/of
- die [benadeelde partij] in een stoel gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of
- die [benadeelde partij] geschopt en/of getrapt tegen het lichaam en/of
- die [benadeelde partij] geslagen en/of gestompt tegen het hoofd en/of het gezicht en/of het lichaam en/of
- (die [benadeelde partij]) dreigend een schaar en/of een briefopener getoond en/of voor het gezicht van die [benadeelde partij] gehouden en/of
- met een schaar en/of een briefopener stekende bewegingen gemaakt in de richting van die [benadeelde partij] en/of
- tegen die [benadeelde partij] gezegd dat die [benadeelde partij] de waarheid moest zeggen anders zou hij niet meer uit het kantoor komen en/of dat een zakelijk geschil (met de [bank]) moest worden opgelost anders zou geweld worden gebruikt, althans woorden van gelijke bedreigende aard en/of strekking;en aldus voor die [benadeelde partij] een dreigende situatie gecreëerd waaraan hij zich niet kon onttrekken en/of die [benadeelde partij] gedurende enige tijd belet te gaan en te staan waar hij wilde;
2.
zij op of omstreeks 01 april 2004 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, een persoon, [benadeelde partij], opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk heeft geschopt en/of getrapt tegen het lichaam en/of heeft geslagen en/of gestompt tegen het hoofd en/of het gezicht en/of het lichaam, tengevolge waarvan [benadeelde partij] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
zij op of omstreeks 01 april 2004 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s) opzettelijk dreigend een schaar en/of een briefopener getoond en/of voor het gezicht van die [benadeelde partij] gehouden en/of met die schaar en/of die briefopener stekende bewegingen gemaakt in de richting van die [benadeelde partij] en/of tegen die [benadeelde partij] gezegd dat die [benadeelde partij] de waarheid moest zeggen anders zou hij niet meer uit het kantoor komen en/of dat een zakelijk geschil (met de [bank]) moest worden opgelost anders zou geweld worden gebruikt en/of woorden van gelijke bedreigende aard en/of strekking;
4.
zij op of omstreeks 01 april 2004 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen doorgeweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij] heeft gedwongen tot de afgifte van (een) geschreven verklaring(en) (betreffende een zakelijk geschil), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het schoppen en/of trappen tegen het lichaam en/of het slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of het gezicht en/of het lichaam en/of het dreigend tonen van een schaar en/of een briefopener en/of het maken van stekende bewegingen naar die [benadeelde partij] met die schaar en/of die briefopener;
en/of
zij op of omstreeks 01 april 2004 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [benadeelde partij], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen [benadeelde partij] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s) die [benadeelde partij] gedwongen (een) verklaring(en) (betreffende een zakelijk geschil met B. [medeverdachte]) te tekenen terwijl het geweld en/of die bedreiging met geweld bestond uit het schoppen en/of trappen tegen het lichaam en/of het slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of het gezicht en/of het lichaam en/of het dreigend tonen van een schaar en/of een briefopener en/of het maken van stekende bewegingen naar die [benadeelde partij] met die schaar en/of die briefopener;

Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd behoudens ten aanzien van de opgelegde straf en dat de verdachte - aldus opnieuw recht doende - zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 als eerste cumulatief/alternatief is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - behoort te worden vrijgesproken.

Verweren van de verdediging

Ter terechtzitting in hoger beroep zijn namens de verdachte – op gronden als nader vermeld in de pleitnotities van de raadsman – zakelijk weergegeven de volgende verweren gevoerd.
Gebruik van de verklaring van aangever [benadeelde partij]
Door de raadsman is betoogd –verkort en zakelijk weergegeven - dat de getuige [benadeelde partij] ook in hoger broep als getuige dient te worden gehoord zodat de betrouwbaarheid van zijn verklaringen getoetst kunnen worden, wanneer het hof zijn belastende verklaringen voor het bewijs wil bezigen.
Het hof overweegt te dien aanzien als volgt. Naar het oordeel van het hof is er geen rechtsregel die in zijn algemeenheid het hof verplicht om in het kader van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep de getuige te horen zoals door de verdediging is betoogd. Uit het dossier van de verdachte blijkt dat [benadeelde partij] voornoemd in eerste aanleg zowel bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Den Haag als ter terechtzitting in bijzijn van de verdediging als getuige is gehoord. De verdediging is naar het oordeel van het hof dan ook ruimschoots in de gelegenheid gesteld om vragen aan de getuige te stellen over de gebeurtenissen vermeld in de aan de verdachte ten laste gelegde feiten. De verdediging is daarmee voldoende in de gelegenheid is geweest om de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangever te toetsen. Het enkele feit dat de getuige niet opnieuw in het kader van het onderzoek in hoger beroep bevraagd is kunnen worden door de verdediging, maakt dat onder de gegeven omstandigheden naar het oordeel van het hof niet anders.
Op vragen die betrekking hadden op de dragende onderdelen van de aan verdachte ten laste gelegde feiten, is door [benadeelde partij] steeds - ook bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting in eerste aanleg - naar het oordeel van het hof consistent verklaard. Nu verklaringen van [benadeelde partij] op belangrijke onderdelen steun vinden in andere gebezigde bewijsmiddelen, zijn bedoelde verklaringen betrouwbaar en zal het hof die verklaringen van [benadeelde partij] voor het bewijs bezigen. Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Medeplegen
Door de raadsman is betoogd – verkort en zakelijk weergegeven - dat geen sprake is van een zodanig bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten dat sprake is van medeplegen door de verdachte.
Op grond van de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen overweegt het hof als volgt. De verdachte heeft een bijdrage geleverd in de voorbereiding van de ontmoeting tussen [benadeelde partij] met de medeverdachte [medeverdachte] in het kantoor van laatstgenoemde boven restaurant [restaurant] in Den Haag. Er is in dat verband telefoonverkeer geweest waarbij zij betrokken was en het bij de verdachte in gebruik zijnd telefoonnummer stond op de datum van
1 april 2004 vermeld in de agenda van de medeverdachte [medeverdachte]. De verdachte was aanwezig in het kantoor gedurende de wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling en bedreiging van [benadeelde partij] waarbij laatstgenoemde is gedwongen verklaringen te onderteken. Na het ondertekenen heeft de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte] de door [benadeelde partij] getekende stukken bekeken en heeft de verdachte vervolgens de advocaat van [medeverdachte], mr. Brada, binnengelaten in het kantoor waar [benadeelde partij] nog immer verbleef.
De verdachte heeft zelf weliswaar geen geweld of bedreiging met geweld heeft uitgeoefend jegens aangever, maar zij heeft zich hiervan evenmin gedistantieerd.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de verdachte zodanig bewuste en nauw heeft samengewerkt met haar medeverdachten dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat zij de haar tenlastegelegde feiten heeft mede gepleegd.
Gekwalificeerde specialis
Door de raadsman is – zo begrijpt het hof – betoogd dat de feiten zoals cumulatief/alternatief onder 4 zijn ten laste gelegd, niet als zodanig samen ten laste gelegd kunnen worden, nu afpersing een gekwalificeerde specialis van het basisdelict dwang betreft zodat, indien vrij wordt gesproken van de dwang dit ook voor de afpersing dient te volgen.
Naar het oordeel van het hof vindt dit standpunt van de raadsman geen steun in het recht noch in de jurisprudentie.
Voorwaardelijke verzoeken
De raadsman heeft voorwaardelijk verzocht de beslissingen van het hof ten aanzien van de onderzoekswensen die door het hof naar aanleiding van de regiezitting zijn afgewezen te herzien en de onderzoekswensen alsnog toe te wijzen.
Het hof stelt vast dat de verdediging aan deze herhaalde verzoeken dezelfde feiten en omstandigheden ten grondslag heeft gelegd als die eerder naar voren zijn gebracht. Naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep zijn naar het oordeel van het hof geen nieuwe feiten en omstandigheden aannemelijk geworden, die thans tot toewijzing van de verzoeken nopen.
Gelet op het vorenstaande is de noodzaak van het verzochte niet aannemelijk geworden en wijst het hof de verzoeken af.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 als tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op april 2004 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben zij verdachte en haar mededaders met dat opzet
- onder valse voorwendselen (zijnde de belofte dat die [benadeelde partij] aan een nieuwe zakenrelatie zou worden voorgesteld) naar een (kantoor)ruimte (van de heer [medeverdachte]) gelokt en
- in die (kantoor)ruimte (van de heer [medeverdachte]) de uitweg geblokkeerd (door er voor te gaan staan) en
- de deur op slot gedaan en
- die [benadeelde partij] in een stoel gedrukt en gedrukt gehouden en
- die [benadeelde partij] getrapt tegen het lichaam en
- die [benadeelde partij] geslagen tegen het hoofd en het lichaam en
- die [benadeelde partij] dreigend een schaar en een briefopener getoond en voor het gezicht van die [benadeelde partij] gehouden en
- met een briefopener stekende bewegingen gemaakt in de richting van die [benadeelde partij] en
- tegen die [benadeelde partij] gezegd dat die [benadeelde partij] de waarheid moest zeggen anders zou hij niet meer uit het kantoor komen en/of dat een zakelijk geschil (met de [bank]) moest worden opgelost anders zou geweld worden gebruikt, althans woorden van gelijke bedreigende aard en/of strekking;
en aldus voor die [benadeelde partij] een dreigende situatie gecreëerd waaraan hij zich niet kon onttrekken en die [benadeelde partij] gedurende enige tijd belet te gaan en te staan waar hij wilde;
2.
zij op 1 april 2004 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen [benadeelde partij] opzettelijk heeft getrapt tegen het lichaam en heeft geslagen tegen het hoofd en het lichaam, tengevolge waarvan [benadeelde partij] pijn heeft ondervonden;
3.
zij op 1 april 2004 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen [benadeelde partij] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers hebben verdachte en haar mededadersopzettelijk dreigend een schaar en een briefopener getoond en voor het gezicht van die [benadeelde partij] gehouden en met die briefopener stekende bewegingen gemaakt in de richting van die [benadeelde partij] en tegen die [benadeelde partij] gezegd dat die [benadeelde partij] de waarheid moest zeggen anders zou hij niet meer uit het kantoor komen en dat een zakelijk geschil (met de [bank]) moest worden opgelost anders zou geweld worden gebruikt en/of woorden van gelijke bedreigende aard en/of strekking;
4
tweede cumulatief/alternatief:
zij op 1 april 2004 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen [benadeelde partij] door geweld en door bedreiging met geweld gericht tegen [benadeelde partij] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, immers hebben verdachte en haar mededaders die [benadeelde partij] gedwongen verklaringen (betreffende een zakelijk geschil met[medeverdachte])
te tekenen terwijl het geweld en die bedreiging met geweld bestond uit het trappen tegen het lichaam en het slaan tegen het hoofd en het lichaam en het dreigend tonen van een schaar en een briefopener en het maken van stekende bewegingen naar die [benadeelde partij] met die briefopener;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 1, 2, 3 en 4 als tweede cumulatief/alternatief bewezen verklaarde levert op:
De voortgezette handeling van
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden,
en
medeplegen van mishandeling,
en
medeplegen van bedreiging met zware mishandeling,
en
medeplegen van een ander door geweld en bedreiging met geweld, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Strafmotivering

Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte en haar mededaders hebben zich schuldig gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [benadeelde partij]. Gedurende deze periode van vrijheidsberoving hebben de verdachte en haar mededaders [benadeelde partij] mishandeld, bedreigd en gedwongen verklaringen te tekenen. Door hun voortgezette handelwijze hebben de verdachte en haar mededaders inbreuk gemaakt op de bewegingsvrijheid van het slachtoffer en hebben zij hem nodeloos angst en pijn bezorgd. Feiten als het onderhavige worden door slachtoffers bovendien als zeer bedreigend en beangstigend ervaren. Daarnaast versterken dit soort feiten bovendien de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid.
Bij het bepalen van de op te leggen straf neemt het hof in aanmerking dat sinds de bewezen verklaarde feiten sprake is van aanzienlijk tijdsverloop, hetgeen evenwel niet alleen aan de verdediging kan worden toegeschreven.
Gelet op het vorenstaande acht het hof desalniettemin in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Nu de verdachte echter – zoals blijkt uit het hiervoor overwogene – niet zelf de bewezen verklaarde geweldshandelingen heeft verricht en nu zij blijkens een haar betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 augustus 2013 niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, zal het hof in het geval van de verdachte volstaan met oplegging van een taakstraf van na te melden duur in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 56, 282, 284, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigthet vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezendat de verdachte het
onder 4 als eerste cumulatief/alternatieften laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezendat de verdachte het
onder 1, 2, 3 en 4 als tweede cumulatief/alternatieften laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries, mr. A.M.P. Gaakeer en mr. M.J.J. van den Honert, in bijzijn van de griffier mr. J.C.A. Verhoef.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 september 2013.