ECLI:NL:GHDHA:2013:4933

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2013
Publicatiedatum
9 januari 2014
Zaaknummer
22-000252-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot inbraak in woning met gevangenisstraf als gevolg

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1979 op de Nederlandse Antillen, was eerder veroordeeld voor een poging tot inbraak in een woning in 's-Gravenhage, gepleegd tussen 30 en 31 december 2011. De verdachte werd beschuldigd van het samen met anderen of alleen proberen in te breken in een woning, waarbij hij de toegang tot de woning wilde verschaffen door middel van braak. De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep vernietiging van dit vonnis en handhaving van de straf.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 24 oktober 2013 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte rechtmatig was aangehouden op verdenking van diefstal in vereniging door middel van braak, na een melding van een inbraak. Bij de aanhouding werden bij de verdachte een mes, een schroevendraaier en handschoenen aangetroffen. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de poging tot inbraak, en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten.

Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft in aanmerking genomen dat de verdachte eerder was veroordeeld voor strafbare feiten en dat zijn handelen gevoelens van onveiligheid in de samenleving veroorzaakt. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, die voorwaardelijk werd opgelegd, met de bepaling dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit. Het arrest is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000252-13
Parketnummer: 09-900039-12
Datum uitspraak: 7 november 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 17 januari 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortejaar] 1979,
[adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in penitentiaire inrichting Haaglanden – Huis van Bewaring te Zoetermeer.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 24 oktober 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij in of omstreeks de periode van 30 december 2011 tot en met 31 december 2011 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres]) weg te nemen goed(eren) van zijn/hun gading en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, zich naar die woning heeft begeven en/of een (achter)deur van die woning (met een breekvoorwerp en/of een arm) heeft geforceerd, althans gepoogd te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 30 december 2011 tot en met 31 december 2011 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere ruit(en) van een of meerdere deur(en) (van de woning gelegen aan de [adres]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk die ruit(en) in te slaan.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 30 december 2011 tot en met 31 december 2011 te 's-Gravenhage, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres]) weg te nemen goed(eren) van zijn gading en/of geld, toebehorende aan [benadeelde partij], en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak
en/ofverbreking, zich naar die woning heeft begeven en een deur van die woning heeftgepoogd te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman namens de verdachte het verweer gevoerd dat de verdachte ten onrechte is aangehouden nu geen redelijk vermoeden van schuld bestond, en dat om die reden al het bewijs dat daaruit is voortgekomen dient te worden uitgesloten.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte blijkt het volgende. De verbalisant [verbalisant] ontvangt een melding van een inbraak en gaat ter plaatse. De verbalisant ziet aldaar twee personen lopen op het [adres] (een doodlopend hofje),die hij staande houdt en om hun personalia vraagt. Beide personen hebben geen identiteitsbewijs bij zich. Gezien de melding, alsmede de feiten en omstandigheden heeft de verbalisant de personen (onder wie de verdachte [verdachte]) aangehouden op verdenking van diefstal in vereniging door middel van braak en op grond van de Wet identificatie (het hof begrijpt: Wet op de identiteitsvaststelling verdachten, veroordeelden en getuigen). Bij de insluitingsfouillering kwam uit de jaszak van de verdachte een mes, een schroevendraaier en handschoenen, welke in beslaggenomen zijn.
Naar het oordeel van het hof is de verdachte onder voornoemde omstandigheden rechtmatig aangehouden. Het hof verwerpt het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het primair bewezen verklaarde levert op:
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en/of verbreking.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging inbraak in een woning. Door aldus te handelen heeft hij blijk gegeven van een gebrek aan respect voor andermans goederen en eigendom. Voorts veroorzaken dergelijke feiten gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 oktober 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Het hof is - alles overwegende en met name gelet op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. N. Schaar, mr. M.P.J.G. Göbbels en mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen, in bijzijn van de griffier mr. C. Bossema.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 november 2013.