ECLI:NL:GHDHA:2013:4929

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2013
Publicatiedatum
9 januari 2014
Zaaknummer
22-003566-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een ongewenst verklaarde vreemdeling die in Nederland verbleef

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Frankrijk in 1972 en thans zonder vaste woon- of verblijfplaats, was eerder tot ongewenst vreemdeling verklaard. Ondanks deze status heeft zij tweemaal in Nederland verbleven, wat leidde tot haar vervolging. De verdachte was eerder veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder diefstal, en had kennis van haar ongewenste status. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal, die een gevangenisstraf van zes maanden had geëist, niet in zijn geheel overgenomen. Het hof oordeelde dat de verdachte een gevangenisstraf van drie maanden moest ondergaan, waarbij de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging zijn genomen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een actuele en voldoende ernstige bedreiging voor de openbare orde vormde, wat de ongewenstverklaring rechtvaardigde. De uitspraak benadrukt de noodzaak om beslissingen van het bevoegd gezag te respecteren en de gevolgen van het niet naleven daarvan.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003566-12
Parketnummers: 10-066961-12 en 10-121547-12
Datum uitspraak: 25 oktober 2013
VERSTEK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 16 juli 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Frankrijk) op [geboortejaar] 1972,
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
verblijfsadres [adres] (Frankrijk),
verblijfsadres [adres] Nederland.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 11 oktober 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 10-066961-12:
zij op of omstreeks 24 maart 2012 te Rotterdam en/of Schiedam, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl zij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, te weten bij de beschikking van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie (nummer [nr.]) de dato 13 juli 2005 tot ongewenst vreemdeling was verklaard;
Zaak met parketnummer 10-121547-12 (gevoegd):
zij op of omstreeks 3 juni 2012 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl zij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, te weten bij beschikking van de Minister voor Immigratie en Asiel (kenmerk IND [nr.]) d.d. 13 juli 2005, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-066961-12 en in de zaak met parketnummer 10-121547-12 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 10-066961-12:
zij op 24 maart 2012 in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl zij wist dat zij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, te weten bij de beschikking van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie (nummer [nr.]) de dato 13 juli 2005 tot ongewenst vreemdeling was verklaard;
Zaak met parketnummer 10-121547-12 (gevoegd):
zij op 3 juni 2012 te Rotterdam, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl zij wist dat zij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, te weten bij beschikking van de Minister voor Immigratie en Asiel (kenmerk IND [nr.]) d.d. 13 juli 2005, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Bewijsoverweging
Het hof heeft in aanmerking genomen dat de Terugkeerrichtlijn expliciet de toepassing heeft uitgesloten ten aanzien van vreemdelingen die onder het reguliere gemeenschapsrecht inzake het vrij verkeer vallen. Gelet op de Franse nationaliteit van de verdachte is de Terugkeerrichtlijn aldus niet van toepassing.
Desalniettemin is van belang dat wordt vastgesteld dat de verdachte op het moment van aanhouding voor overtreding van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht nog een actuele en voldoende ernstige bedreiging van de Nederlandse openbare orde vormde conform het bepaalde in artikel 27 Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (Verblijfsrichtlijn). Slechts in dat geval kan de ongewenstverklaring van een EU-onderdaan worden beschouwd als zijnde gebaseerd op een “wettelijk” voorschrift.
Het hof heeft daartoe acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie betreffende de verdachte d.d. 30 september 2013, waaruit blijkt dat de verdachte regelmatig is veroordeeld wegens diefstal, en ook nog na haar aanhouding voor de onderhavige feiten onherroepelijk is veroordeeld wegens winkeldiefstal gepleegd op 10 december 2012. Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat de verdachte op het moment van aanhouding nog een actuele en voldoende ernstige bedreiging vormde voor de Nederlandse openbare orde.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het in de zaak met parketnummer 10-066961-12 en het in de zaak met parketnummer 10-121547-12 bewezen verklaarde levert op:
Als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte wist dat zij tot ongewenst vreemdeling was verklaard, maar heeft toch tweemaal in Nederland verbleven. Zij heeft daarmee het Nederlandse vreemdelingenbeleid in aanmerkelijke mate doorkruist en het belang dat door het bevoegd gezag genomen beslissingen worden nageleefd - en daarmee het belang van de openbare orde - geschonden.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 september 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft haar er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Gelet op de persoonlijke omstandigheden zoals deze uit het dossier blijken, zal het hof een lagere gevangenisstraf opleggen dan de advocaat-generaal heeft gevorderd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 63 en 197 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-066961-12 en in de zaak met parketnummer 10-121547-12 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 10-066961-12 en in de zaak met parketnummer 10-121547-12 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. C.G.M. van Rijnberk, mr. W.J. van Boven en mr. T.L. Tan, in bijzijn van de griffier mr. C. Bossema.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 oktober 2013.