In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin de vraag centraal staat of het belastbare inkomen uit werk en woning voor het jaar 2007 correct is vastgesteld door de Inspecteur van de Belastingdienst. De Inspecteur had een aanslag opgelegd op basis van een ambtshalve vastgesteld inkomen van € 31.212, wat na bezwaar werd verlaagd tot € 16.887. Tevens was er een verzuimboete opgelegd van € 1.134, die later werd verlaagd tot € 984. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond voor de aanslag en heffingsrente, maar gegrond voor de boete, die werd verminderd tot € 794.
In hoger beroep heeft belanghebbende betoogd dat de Inspecteur ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de aftrek van hypotheekrente en de kosten van een dieet op doktersvoorschrift. De Inspecteur heeft echter gesteld dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze kosten rechtmatig zijn. Tijdens de mondelinge behandeling is belanghebbende niet verschenen, maar de uitnodiging tot de zitting was op regelmatige wijze verzonden.
Het Gerechtshof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld. Belanghebbende heeft geen nieuw bewijs aangeleverd dat haar standpunt ondersteunt. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en handhaaft de aanslag en de verzuimboete. De beslissing is openbaar uitgesproken op 20 december 2013.