ECLI:NL:GHDHA:2013:4813

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2013
Publicatiedatum
23 december 2013
Zaaknummer
22-000093-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord met handlangers in Dordrecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Dordrecht. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van poging tot moord op drie personen op 21 november 2009 in Dordrecht. De verdachte had samen met twee handlangers een schietpartij beraamd, waarbij met een (semi)automatisch vuurwapen op de slachtoffers werd geschoten. De aanleiding voor de schietpartij was een conflict over een hennepkwekerij, waarvan de verdachte werd beschuldigd dat hij deze had 'geript'. De slachtoffers, die de verdachte en zijn handlangers bedreigden om de gestolen goederen terug te krijgen, werden door de handlangers van de verdachte beschoten na een begroeting tussen de verdachte en een van de slachtoffers. Het hof oordeelde dat de verdachte, hoewel hij zelf niet schoot, een cruciale rol speelde als initiatiefnemer van de schietpartij. Het hof heeft in zijn overwegingen ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat hij eerder was veroordeeld voor geweldsdelicten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank en sprak de verdachte vrij van een tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegd feit, maar bevestigde de veroordeling voor de poging tot moord.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-000093-12
Parketnummer: 11-510257-08
Datum uitspraak: 23 december 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 22 december 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de PI Rijnmond - Noordsingel
De Ent ZBB te Rotterdam.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van
11
en 20 februari 2013, 25 en 26 november 2013 en
11 december 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het (thans eerste cumulatief/alternatief) primair ten laste gelegde (medeplegen van poging tot moord op 21 november 2009, meermalen gepleegd) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 25 november
2013 - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 november 2009 te Dordrecht
ter uitvoering van het door hem en/of zijn mededader(s) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 4] en/of een of meer onbekend gebleven anderen) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, althans alleen,
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade
ene [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) van het leven te beroven, althans aan een zekere [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer onbekend gebleven
perso(o)n(en) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg als volgt heeft gehandeld:
- hij heeft, gevolg gevend aan een door bemiddeling van zijn broers [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of M. [medeverdachte 6], gemaakte afspraak, een ontmoeting tot stand gebracht met eerdergenoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aan de Josselin de Jongstraat nabij cafetaria [cafetaria], ook wel genoemd ‘[cafetaria]’
- hij en/of zijn mededaders heeft/hebben zich, in het bezit van één of meer vuurwapens, begeven naar de Josselin de Jongstraat (nabij cafetaria [cafetaria], ook wel genoemd ‘[cafetaria]’) aldaar en/of
terwijl zijn mededader(s) [medeverdachte 4] en/of
[medeverdachte 1], en/of één of meer onbekend gebleven andere(n)), toen en daar (vervolgens) met eerdergenoemd(e) vuurwapen(s) (ongeveer veertien) kogels heeft/hebben afgevuurd op of in de richting van die
op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) die zich toen en daar bevond(en) en/of door de ramen van een horecagelegenheid en/of vier, althans een of meer woning(en) geschoten
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 1], en/of één of meer onbekend gebleven andere(n),
op of omstreeks 21 november 2009 te Dordrecht
ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, althans alleen,
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade
ene [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) van het leven te beroven, althans aan een zekere [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer onbekend gebleven
perso(o)n(en) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg zich, in het bezit van één of meer vuurwapens,
heeft/hebben begeven naar de Josselin de Jongstraat (nabij cafetaria [cafetaria], ook wel genoemd ‘[cafetaria]’) aldaar en/of toen en daar (vervolgens) met eerdergenoemd(e) vuurwapen(s) (ongeveer veertien) kogels heeft/hebben afgevuurd op of in de richting van die
op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) die zich toen en daar bevond(en) en/of door de ramen van een horecagelegenheid en/of vier, althans een of meet woning(en) geschoten
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
tot en/of bij welk feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op 21 november 2009 te Dordrecht opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft
en/of behulpzaam is/zijn geweest,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of één of meer zijner mededader(s) toen aldaar als volgt gehandeld:
- hij is toen en daar met die [medeverdachte 4] en/of
[medeverdachte 1], en/of één of meer onbekend gebleven andere(n) naar de Josselin de Jongstraat gegaan
- hij is tegenover de plaats waar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] aanwezig waren (tegen een muur) gaan staan, naast een daar geparkeerd staand busje;
- hij heeft zich aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] bekend gemaakt (door die [slachtoffer 1] te groeten, althans zich laten aanspreken door die [slachtoffer 1]),
(waarna die [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 1] en/of één of meer onbekend gebleven anderen achter eerdergenoemd busje tevoorschijn is/zijn gekomen en is/zijn gaan schieten);
meer subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 november 2009 te Dordrecht
tezamen en in vereniging met een ander of anderen
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer onbekend gebleven andere(n) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend met vuurwapen(s) (ongeveer veertien) kogels afgevuurd op of in de richting van die op die
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) die zich toen en daar bevond(en)
meest subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 1], en/of één of meer onbekend gebleven andere(n), op 21 november 2009 te Dordrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer onbekend gebleven pers(o)n(en) heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft/hebben die [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 1], en/of één of meer onbekend gebleven andere(n)opzettelijk dreigend met eerdergenoemd(e) vuurwapen(s) (ongeveer veertien) kogels afgevuurd op of in de richting van die op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) die zich toen en daar bevond(en)
tot en/of bij welk feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op 21 november 2009 te Dordrecht opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft en/of behulpzaam is/zijn geweest,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of één of meer zijner mededader(s) toen aldaar als volgt gehandeld:
hij is toen en daar met die [medeverdachte 4] en/of
[medeverdachte 1], en/of één of meer onbekend gebleven andere(n) naar de Josselin de Jongstraat gegaan
hij is tegenover de plaats waar die [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] aanwezig waren (tegen een muur) gaan staan, naast een daar geparkeerd staand busje;
hij heeft zich aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] bekend gemaakt (door die [slachtoffer 1] te groeten, althans zich laten aanspreken door die [slachtoffer 1]),
(waarna die [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 1] en/of één of meer onbekend gebleven andere(n) achter eerdergenoemd busje tevoorschijn is/zijn gekomen en is/zijn gaan schieten);

en/of

hij op of omstreeks 24 november 2009 te Dordrecht ter uitvoering van het door hem en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade
ene [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, althans aan een zekere [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, als volgt heeft gehandeld:
verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben een vuurwapen op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gericht (gehouden) en/of meermalen de trekker overgehaald
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 november 2009 te Dordrecht tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, ene
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht althans zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een vuurwapen op die
[slachtoffer 1] gericht (gehouden) en/of meermalen de trekker overgehaald.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Partiële vrijspraak van het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde
Het hof is, overeenkomstig de vordering van de
advocaat-generaal en het standpunt van de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte als tweede cumulatief/alternatief, primair en subsidiair, ten laste is gelegd (medeplegen van poging tot moord dan wel medeplegen van bedreiging op 24 november 2009). De verdachte dient daarvan derhalve te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het eerste cumulatief/alternatief, primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 november 2009 te Dordrecht ter uitvoering van het door hem en zijn mededaders ([medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 4] en/of een of meer onbekend gebleven anderen) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] van het leven te beroven,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg als volgt heeft gehandeld:
- hij heeft, gevolg gevend aan een door bemiddeling van zijn broers [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 6], gemaakte afspraak, een ontmoeting tot stand gebracht met eerdergenoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aan de Josselin de Jongstraat nabij cafetaria [cafetaria], ook
wel genoemd ‘[cafetaria]’
- hij en zijn mededaders hebben zich, in het bezit van vuurwapens, begeven naar de Josselin de Jongstraat (nabij cafetaria [cafetaria], ook wel genoemd ‘[cafetaria]’) en
- zijn mededaders [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] of één onbekend gebleven andere
hebbentoen en daar (vervolgens) met eerdergenoemde vuurwapens (ongeveer veertien) kogels afgevuurd op of in de richting van
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] die zich toen en daar bevonden
,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. Voor de vastgestelde feiten en de bewijsmiddelen waarop de feitenvaststelling gebaseerd is, verwijst het hof naar de
voetnoten 2 t/m 21, 25 en 29, 34 en 37.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 26 november 2013 bepleit dat de verdachte (ook) dient te worden vrijgesproken van het eerste cumulatief/alternatief, primair ten laste gelegde wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Voor wat betreft de onderbouwing van dit verweer verwijst het hof kortheidshalve naar hetgeen daaromtrent in de door hem overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitnota is verwoord en op hetgeen in aanvulling daarop is aangevoerd.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen heeft het hof het volgende vastgesteld. [1]
Op 21 november 2009, rond 22.50 uur in de avond, heeft een schietincident plaatsgevonden in de Josselin de Jongstraat te Dordrecht. [2] Uit het ter plaatse ingestelde onderzoek [3] en het door het NFI verrichte munitieonderzoek [4] is gebleken dat met twee (semi) automatische vuurwapens
– er waren dus twee schutters - is geschoten. Er zijn 14 hulzen en een volmantelpatroon aangetroffen. In een cafetaria en in een aantal woningen werden kogelinslagen aangetroffen. Bij dit incident zijn geen slachtoffers gevallen.
Aanleiding en aanloop naar de schietpartij
Op zaterdag 21 november 2009 in de ochtend werd in het perceel [adres] te Dordrecht, waarvan de achterdeur geopend was, een hennepplantage aangetroffen waarvan een groot aantal planten niet normaal geoogst was maar uit de aarde was getrokken. Gelet hierop kon worden aangenomen dat de hennepplantage door anderen dan de eigenaar(s) was leeggehaald (geript). De woning aan de [adres] was gehuurd door [betrokkene hennepkwekerij], die iedere betrokkenheid bij de hennepkwekerij heeft ontkend. In de telefoon van [betrokkene hennepkwekerij] waren de nummers van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] opgeslagen. [5] Rond 20 en 21 november 2009 hebben regelmatig telefonische contacten tussen [betrokkene hennepkwekerij] en [slachtoffer 1 en 2] plaatsgevonden. Van [slachtoffer 1 en 2] werd vermoed dat zij zich (met anderen) bezighielden met grootschalige hennepteelt. [6]
Uit afgeluisterde telefoongesprekken op 21 november 2009 [7] , voorafgaande aan de schietpartij, tussen de broer van de verdachte, [medeverdachte 2], en [slachtoffer 1 en 2], komt naar voren dat [slachtoffer 1 en 2] er van uit gaan dat de verdachte iets van hen heeft afgepakt en dat datgene terug moet komen. [slachtoffer 1] wil zijn ‘dingen’ vandaag nog terug hebben, anders zal hij het broertje van [medeverdachte 2] opruimen.
Dat in deze gesprekken met het broertje van [medeverdachte 2] de verdachte wordt bedoeld leidt het hof af uit het op het eerste gesprek met [slachtoffer 1] volgende gesprek van [medeverdachte 2] met zijn zus [getuige 1] [8] , waarin [medeverdachte 2] zegt dat hij is gebeld door een paar Turken die [afgekorte naam verdachte] zoeken. [afgekorte naam verdachte] heeft iets van hen gepakt en als [medeverdachte 2] niet regelt dat hij het terug geeft dan gaat hij eraan. Met [afgekorte naam verdachte] kan, gezien de namen van de andere broers (hof: de namen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4]), niemand anders dan de verdachte zijn bedoeld.
[slachtoffer 1] heeft verklaard [9] dat de kwekerij van [betrokkene hennepkwekerij] was en dat die gezegd zou hebben dat zijn weed was weggehaald. [slachtoffer 1] had van [medeverdachte 6] gehoord dat [verdachte] dat heeft gedaan. [slachtoffer 1] bemiddelde tussen [medeverdachte 2] en [betrokkene hennepkwekerij]. [slachtoffer 1] bevestigt dat het eerste gesprek (16:11:49 uur) gaat over [betrokkene hennepkwekerij] van de Lijnbaan. Volgens [slachtoffer 1] heeft [medeverdachte 6] even later gebeld met de mededeling dat [verdachte] bij [cafetaria] zou komen om het te regelen. Hij wilde praten over hoe het was gegaan. [slachtoffer 1] zou er heen gaan.
[slachtoffer 2] heeft over dit telefoongesprek verklaard [10] dat het gaat over [betrokkene hennepkwekerij]. Deze had een weedkwekerij in zijn huis en [verdachte]h ad daar ingebroken. [slachtoffer 2] was gebeld door zijn broer [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3], de neef van de benadeelde man, dat ze een afspraak hadden bij
[cafetaria], want ze gingen de weed van [betrokkene hennepkwekerij] teruggeven.
Om 19:36 uur belt [medeverdachte 2] naar [slachtoffer 1 en 2] en zegt dat hij hem gesproken heeft en dat hij kankerboos werd. [11] Uit de context van dit gesprek leidt het hof af dat met ‘hem’ en ‘hij’ de verdachte wordt bedoeld.
[medeverdachte 5] heeft verklaard [12] dat hij van de verdachte had gehoord dat hij (de verdachte) en [bijnaam medeverdachte 1] (hof: met [bijnaam medeverdachte 1] wordt [medeverdachte 1] bedoeld [13] én deze [medeverdachte 1] is een goede bekende van [verdachte] [14] ) het weedhok hadden leeggehaald. De Turken, onder wie [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], hadden hen daarom bedreigd, reden waarom er op deze Turken is geschoten.
De schietpartij
Rond 22.50 uur die avond vindt de schietpartij plaats.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verklaard dat zij de verdachte bij de schietpartij hebben gezien. Ook de getuige [slachtoffer 3] heeft verklaard dat de verdachte op de plek van de schietpartij aanwezig was. Alle drie hebben verklaard dat de verdachte daar op straat stond en dat [slachtoffer 1] en de verdachte elkaar groetten. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat [slachtoffer 1], toen deze de verdachte begroette, tegen de verdachte zei: “Ha [afgekorte naam verdachte]”. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij de blik van de verdachte toen hij daar zo stond nooit zal vergeten, en dat er twee mannen met vuurwapens achter een witte bestelbus vandaan kwamen, die begonnen te schieten. [15]
Dat de verdachte daar die avond aanwezig was wordt bevestigd door de verklaring van [medeverdachte 5] op
20 januari 2011 bij de politie [16] , inhoudende dat hij van de verdachte zelf en diens broer [medeverdachte 3] heeft gehoord dat de verdachte, [medeverdachte 4] (hof: een broer van de verdachte) en de Antilliaanse jongen [bijnaam medeverdachte 1] bij de schietpartij betrokken waren en dat [medeverdachte 4] en [bijnaam medeverdachte 1] hebben geschoten. De verdachte zou tegen [medeverdachte 5] hebben gezegd dat hij die Turken bij [cafetaria] had ontmoet en dat hij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] naar buiten had geroepen. Toen één van beiden naar buiten was gekomen zijn Frans en [bijnaam medeverdachte 1] achter een auto vandaan gekomen en meteen gaan schieten.
[medeverdachte 5] heeft tijdens zijn verhoor van
24 januari 2011 weliswaar ontkend dat hij dit op
20 januari 2011 heeft verklaard, maar het hof heeft op de zitting van 11 november 2013 de audiovisuele opnames van het verhoor van 20 januari 2011 beluisterd en geconstateerd dat [medeverdachte 5] dit wel degelijk heeft verklaard. Het hof heeft voorts geen reden gevonden te twijfelen aan het waarheidsgehalte van de verklaring van [medeverdachte 5] van 20 januari 2011, inhoudende dat de verdachte daar aanwezig was (zie hetgeen hierna is overwogen ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 5]).
Uit het afgeluisterde telefoongesprek tussen [medeverdachte 2] en [slachtoffer 1 en 2] op 21 november 2009 te 19:36 uur [17] en het afgeluisterde telefoongesprek tussen [medeverdachte 2] en [slachtoffer 2] op
22 november 2009 te 02:30 uur [18] , leidt het hof af dat [medeverdachte 3] van [medeverdachte 2] moest regelen dat de verdachte die avond [slachtoffer 1 en 2] zou gaan ontmoeten.
Uit de aan de schietpartij voorafgaande contacten tussen [slachtoffer 1 en 2] en [medeverdachte 2] concludeert het hof voorts dat de verdachte een motief had om [slachtoffer 1 en 2] iets aan te doen. Dat de schutters twee willekeurige andere personen waren die toevallig op dat moment en op die plek, uit eigen beweging, onafhankelijk van (een plan van) de verdachte, op [slachtoffer 1 en 2] zijn gaan schieten, acht het hof hoogst onaannemelijk. Het hof concludeert derhalve dat de twee schutters handlangers van de verdachte waren. Zij zijn daar samen met de verdachte gekomen voor een confrontatie met [slachtoffer 1 en 2], waarbij op [slachtoffer 1 en 2] geschoten zou worden. Nu [verdachte] en probleem had met slachtoffer 1 en 2] en hij, zoals hiervoor overwogen, handlangers had meegenomen naar de plaats van de latere schietpartij, kan het niet anders zijn dan dat de verdachte, samen met zijn handlangers, de schietpartij heeft beraamd en, in het verlengde daarvan, de handlangers hebben geschoten. Het hof merkt hierbij op (zie de overwegingen hierna) dat er, zonder dat er ter plaatse een directe aanleiding voor was, meteen werd geschoten toen uit de hiervoor vermelde begroeting van [slachtoffer 1] en de verdachte bleek dat [slachtoffer 1 en 2] buiten (voor [cafetaria]) waren. De schutters bevonden zich op dat moment achter een geparkeerde bestelbus buiten het zicht vanaf de plek waar [slachtoffer 1 en 2] en [slachtoffer 3] stonden. De verdachte heeft derhalve samengewerkt met de twee schutters bij het beramen en uitvoeren van de schietpartij. Dat de verdachte op de plaats van het delict zelf geen schiethandelingen heeft uitgevoerd maakt zulks niet anders.
Het hof leidt uit het dossier af dat er door de twee personen gericht op, althans in de richting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] is geschoten. Immers, uit de verklaringen van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] [19] blijkt dat zij en [bekende van slachtoffers] met z’n vieren bij elkaar stonden voor de shoarmazaak ([cafetaria] genoemd) in de Josselin de Jongstraat, toen de verdachte daar verscheen. [slachtoffer 1] en de verdachte begroetten elkaar. Volgens [slachtoffer 1] stond de verdachte op ongeveer 10 à 15 meter afstand van hen. De verdachte stond vlakbij de witte bestelbus, waarachter vandaan de twee personen verschenen die begonnen te schieten. Vervolgens zijn [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] weggerend. De getuige [getuige 2] [20] heeft gezien dat de schutter meermalen in de richting van de shoarmatent schoot. De getuige [getuige 3] [21] heeft verklaard dat de schutter het wapen gericht had op de eetzaak en dat zij toen een aantal knallen hoorde.
Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat de verdachte en zijn mededaders tenminste het voorwaardelijk opzet hebben gehad om [slachtoffer 1 en 2] en [slachtoffer 3], die op het moment van schieten bij elkaar voor [cafetaria] stonden, in de richting waarvan is geschoten, van het leven te beroven. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat het met een (automatisch) vuurwapen (meermalen) schieten in de richting van personen op een afstand van ongeveer 10 à 15 meter een grote kans op dodelijk letsel bij deze personen met zich meebrengt. Door te schieten hebben de verdachte en zijn mededaders die aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bewust aanvaard.
Op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van de schietpartij concludeert het hof dat tevens sprake was van voorbedachte raad. Na de begroeting tussen [slachtoffer 1] en de verdachte kwamen de twee mannen tevoorschijn, die, kennelijk schietklare, wapens bij zich hadden. Zij begonnen meteen te schieten. Tussen de verdachte en [slachtoffer 1 en 2] bestond, zoals hiervoor reeds is aangeduid, een conflict en in het kader van dat conflict zou er een ontmoeting gaan plaatsvinden. Deze ontmoeting vond ook daadwerkelijk plaats. De verdachte is met twee handlangers gekomen en zonder dat er ter plaatse van de schietpartij een directe aanleiding voor was, werd er meteen na de begroeting als voormeld geschoten. Dit duidt naar het oordeel van het hof op een vooropgezet plan van de verdachte en zijn handlangers.
Alibi
Het door de verdachte aangevoerde alibi, inhoudende dat hij op het moment van het schietincident op het verjaardagsfeestje van zijn nichtje was, is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden en het hof gaat hieraan voorbij. Het hof acht het alibi verre van waterdicht. Het hof acht het onwaarschijnlijk dat de getuigen die een verklaring hebben afgelegd [22] omtrent verdachtes alibi zich na verloop van bijna twee jaar nog met zoveel precisie kunnen herinneren hoe laat de verdachte arriveerde en vertrok op een feestje dat, en dit blijkt uit alle verklaringen, van ongeveer 17:00 uur tot 00:00 uur duurde en waar een groot aantal gasten aanwezig was die in en uit liepen. Daar komt nog bij dat de verdachte eerst na ongeveer een half jaar (bij de rechter-commissaris) met zijn alibi gekomen is en niet kan worden uitgesloten dat over dit alibi overleg is geweest met familieleden en anderen die dit alibi in hun verklaringen onderschreven. Dat de verdachte, zoals de verdediging heeft gesteld, pas zo laat met het alibi is gekomen omdat hij zijn familie er niet bij wilde betrekken, acht het hof ongeloofwaardig nu de verdachte in voorlopige hechtenis zat op verdenking van zeer ernstige feiten.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van Poulino
De verdediging heeft het verweer gevoerd dat de verklaringen van [medeverdachte 5] zo onbetrouwbaar zijn dat zij van het bewijs moeten worden uitgesloten. Het hof overweegt met betrekking hiertoe als volgt.
De verdediging heeft er allereerst op gewezen dat de wetgever bij de invoering van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering voor ogen heeft gehad dat verklaringen van een medeverdachte onvoldoende betrouwbaar moeten worden geacht om te kunnen worden gebruikt als bewijsmiddel tegen een verdachte.
Het hof stelt vast dat, wat hier ook van zij, de jurisprudentie zich in de loop der jaren zo heeft ontwikkeld dat verklaringen van een medeverdachte wel degelijk voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Hieraan doet niet af dat bij de weging en waardering van verklaringen van medeverdachten in ogenschouw moet worden genomen dat medeverdachten belang kunnen hebben om jegens een ander (zoals de verdachte) verklaringen af te leggen die op gespannen voet staan met de waarheid. Dat verklaringen van medeverdachten per definitie van het bewijs moeten worden uitgesloten, vindt geen steun in het recht.
Ook de Europese jurisprudentie dwingt niet tot een ander standpunt. Die jurisprudentie biedt wel waarborgen in die zin dat aan het gebruik van verklaringen van getuigen (onder wie medeverdachten) beperkingen moeten worden gesteld wanneer de verdediging (ondanks uitdrukkelijk verzoek daartoe) niet in de gelegenheid is geweest de getuige te (doen) bevragen. Uit de Europese jurisprudentie kan niet worden afgeleid dat het gebruik van verklaringen van medeverdachten zonder meer ontoelaatbaar moet worden geacht.
De verdediging heeft tevens gesteld dat voeging in het strafdossier van het proces-verbaal van verhoor bij de voorgeleiding van [medeverdachte 5] en het proces-verbaal van de rechtbankzitting van [medeverdachte 5] in strijd is met beginselen van een behoorlijke procesorde. De betreffende processen-verbaal moeten volgens de verdediging buiten beschouwing blijven.
Het hof zal het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 5] bij de voorgeleiding niet voor het bewijs gebruiken. Naar het oordeel van het hof staat niets eraan in de weg om het zittingsproces-verbaal van 11 november 2011 voor zover het de verklaring van [medeverdachte 5] betreft wel te gebruiken. Weliswaar is dit proces-verbaal pas aan het dossier toegevoegd na het verhoor van [medeverdachte 5] bij de rechter-commissaris, maar de stelling van de verdediging dat [medeverdachte 5] wellicht toch een verklaring daarover had willen afleggen wordt door het hof gepasseerd, nu de verdediging om een nader verhoor van [medeverdachte 5] had kunnen vragen maar dat niet heeft gedaan.
De verdediging heeft voorts gesteld dat [medeverdachte 5] in zijn verklaring van 24 januari 2011 [23] is teruggekomen op zijn (de verdachte belastende) verklaring van
20 januari 2011 [24] . Deze stelling is naar het oordeel van het hof feitelijk onjuist. Op 24 januari 2011 heeft [medeverdachte 5] slechts verklaard dat hij niet heeft gezegd wat de verhorende verbalisant hem had voorgehouden als zijn verklaring op 20 januari 2011. Het hof heeft ter zitting kunnen vaststellen, dat [medeverdachte 5] wel degelijk heeft gezegd wat in zijn verklaring van
20 januari 2011 is opgenomen. [medeverdachte 5] is niet teruggekomen op de
inhoudvan zijn verklaring van
20 januari 2011. Ter terechtzitting in zijn eigen zaak op 11 november 2011 heeft [medeverdachte 5] verklaard [25] dat hij blijft bij zijn verklaring van 20 januari 2011 en niet bij de verklaring van 24 januari 2011 (hof: het proces-verbaal vermeldt per abuis als datum 24 november 2011) waarin hij ontkent hetgeen hij op 20 januari 2011 heeft verklaard.
De stelling van de verdediging dat [medeverdachte 5] (het hof begrijpt: op 20 januari 2011) niet spontaan verklaart omdat hij zelf om dat nadere verhoor heeft gevraagd en omdat hij reeds tweemaal eerder heeft verklaard, kan niet tot de conclusie leiden dat de verklaring van [medeverdachte 5] om die reden onbetrouwbaar is. Het hof acht het geenszins onaannemelijk dat [medeverdachte 5] aan de situatie dat hij van het onderhavige feit verdacht werd een einde heeft willen maken door openheid van zaken te geven. Dat maakt zijn verklaring nog niet feitelijk onjuist. Dat hij de verdachte ten onrechte belast om zijn eigen betrokkenheid bij de schietpartij te maskeren, is slechts een veronderstelling. Het dossier bevat geen reële aanwijzingen voor betrokkenheid van [medeverdachte 5] bij het schietincident. Dat anderen zijn gestelde alibi niet bevestigen doet daaraan niet af.
De verdediging heeft gesteld dat de politie aan [medeverdachte 5], vóór zijn belastende verklaring, allerlei informatie over de schietpartij heeft gegeven. Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 5] d.d. 18 januari 2011 [26] wijst uit dat er inderdaad informatie is gegeven, zij het dat deze informatie niet de namen van de vermeende schutters, niet het gebruik van een Uzi en niet een weigerend wapen omvatte. Het voorgaande maakt de verklaring van [medeverdachte 5] van 20 januari 2011 nog niet onjuist of onbetrouwbaar. In deze verklaring heeft [medeverdachte 5] gedetailleerd aangegeven welke informatie hij van [verdachte] en [medeverdachte 3] heeft gekregen. Daar heeft hij ook gesproken over het gebruik van een Uzi en een weigerend wapen, welke gegevens sporen met de onderzoeksbevindingen. [medeverdachte 5] heeft ook aangegeven dat hij zijn verhaal uit vrije wil heeft verteld, omdat hij niet wil gaan zitten voor iets dat hij niet gedaan heeft.
In weerwil van hetgeen de verdediging in dit verband heeft aangegeven, acht het hof de op 20 januari 2011 afgelegde verklaring van [medeverdachte 5], die voor een groot deel bevestiging vindt in de hierna te bespreken verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3], niet onbetrouwbaar. Het hof ziet geen reden om de verklaring van [medeverdachte 5] van het bewijs uit te sluiten.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3]
De verdediging heeft betoogd dat (ook) de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3], waar zij de verdachte belasten, als onbetrouwbaar buiten beschouwing moeten worden gelaten.
[slachtoffer 2] heeft op 27 november 2009 [27] tegen verbalisanten gezegd dat hij bang was, dat hij wel een idee had wie er achter de schietpartij zat maar dat hij dat eerst zeker wilde weten. Volgens de verbalisanten gaf hij hen de indruk meer te weten maar niet alles te willen vertellen.
[slachtoffer 2] heeft op 1 december 2009 [28] verklaard dat hij geen aangifte heeft gedaan omdat hij eerst zeker wilde weten wie op hem hadden geschoten. Hij heeft verklaard dat het misschien [verdachte] en [medeverdachte 4] zijn, maar dat hij dat nog niet zeker weet.
[slachtoffer 2] heeft op 15 december 2010 [29] verklaard dat hij bij het schietincident de verdachte aan de overkant van de straat zag staan met een crèmekleurige jas aan en een capuchon op.
Bij de rechter-commissaris [30] is hij bij zijn verklaring gebleven.
[slachtoffer 1] heeft op 27 november 2009 [31] tegen verbalisanten gezegd dat hij niet bij de schietpartij aanwezig was. Volgens de verbalisanten maakte hij een zieke indruk en is hij ook naar het ziekenhuis gegaan.
[slachtoffer 1] heeft op 1 december 2009 [32] tegen verbalisanten gezegd dat hij geen verklaring wil afleggen die naar hem te herleiden is en dat hij bang is voor de veiligheid van zijn vrouw en kind en zichzelf.
[slachtoffer 1] heeft op 5 december 2009 [33] verklaard dat hij wel bij de schietpartij aanwezig was. Eerder heeft hij niet willen verklaren omdat hij bang was voor de mensen die geschoten hadden. Hij kon niets zeggen over wie geschoten hadden.
[slachtoffer 1] heeft op 13 december 2010 [34] verklaard dat hij de verdachte op de plaats van de schietpartij heeft zien staan. [slachtoffer 1] heeft ook verklaard dat hij met zijn broer had afgesproken dat ze hun mond zouden houden maar dat zijn broer toch de naam [achternaam verdachte] had genoemd, en dat, als hij, [slachtoffer 1], geen twee kinderen had, hij al lang de waarheid tegen de politie had gezegd.
Bij de rechter-commissaris [35] is hij bij zijn verklaring gebleven.
[slachtoffer 3]heeft op 29 november 2009 [36] verklaard dat hij, na het horen van een knal, met [slachtoffer 2] en [bekende van slachtoffers] is weggerend. Hij heeft een schutter gezien en een getinte man die achter de bus, vanwaar de schutter had geschoten, tegen de muur stond. Hij heeft in dit verband geen namen genoemd. Hij wilde de hele zaak vergeten.
[slachtoffer 3] heeft op 14 december 2010 [37] verklaard dat hij bij de schietpartij de verdachte aan de overkant van de straat tegen een muur heeft zien staan. Hij meent zich te herinneren dat de verdachte iets naar [slachtoffer 1] riep. Hij weet zeker dat ze elkaar begroetten.
Bij de rechter-commissaris [38] is hij bij zijn verklaring gebleven.
Het hof stelt vast dat [slachtoffer 2] in zijn verklaringen van 27 november 2009 en 1 december 2009 slechts weinig heeft verklaard over het schietincident op 21 november 2009 en [slachtoffer 1] niets. Pas in zijn verklaring van 15 december 2010 is [slachtoffer 2] uitvoerig ingegaan op die gebeurtenis en op hetgeen daaraan vooraf is gegaan. [slachtoffer 1] heeft pas op
13 december 2010 voor het eerst verklaard over de schietpartij en hetgeen daaraan is vooraf gegaan. [slachtoffer 3] heeft op 14 december 2010 uitvoeriger verklaard.
Uit de eerste twee verklaringen van [slachtoffer 2] begrijpt het hof dat deze eerst zelf duidelijkheid over het gebeuren wilde verkrijgen. Hij was bang. Ook [slachtoffer 1] heeft aangegeven bang te zijn voor zichzelf en zijn gezin. Naar het oordeel van het hof is dit niet onbegrijpelijk gelet op wat er is gebeurd en de vermoedelijke achtergrond ervan. Op zich maakt een en ander de verklaringen uit 2010, waarin [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] wel uitvoerig over het gebeuren hebben verklaard en daarbij de verdachte hebben genoemd als betrokkene bij de schietpartij, nog niet onbetrouwbaar. Uit die omstandigheid kan niet zonder meer worden afgeleid dat [slachtoffer 1 en 2] en [slachtoffer 3], mogelijk in overleg met elkaar of met anderen, pas later de naam van de verdachte bedacht hebben als een van de bij de schietpartij aanwezige personen, dat de aanwezigheid van de verdachte bij de schietpartij dus een verzinsel achteraf is. In voornoemde context is het zeker niet onbegrijpelijk dat zij intussen besloten hadden openheid van zaken te geven.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] onbetrouwbaar zijn omdat zij hebben gelogen over hun betrokkenheid bij de hennepkwekerij aan de [adres] te Dordrecht en over door hen geuite bedreigingen in de telefoongesprekken meteen na het schietincident. Dit overtuigt het hof niet. Zij hebben gedragingen van zichzelf ontkend die strafbare feiten opleveren. Dat is op zich geen reden om hetgeen zij over anderen of andere gebeurtenissen verklaard hebben als onbetrouwbaar terzijde te stellen. Dat zij, zoals de verdediging ook stelt, de verdachte mogelijk slechts hebben belast uit wraak voor het (door hen veronderstelde) rippen van hun hennepkwekerij is speculatief.
De verdediging heeft aangevoerd dat geen van de “neutrale” getuigen de verdachte op de plek van de schietpartij heeft gezien. Dat is op zich juist, maar heeft naar het oordeel van het hof geen betekenis. Aannemelijk is dat de getuigen van het schietincident vooral het oog hebben gehad op de personen die schoten en geen scherpe herinnering hebben aan personen die daar wel waren maar op dat moment “niets” deden, zoals de verdachte. Een en ander geeft geen dwingende aanwijzing dat de verdachte niet ter plaatse was.
De verdediging heeft nog opgeworpen dat niet uitgesloten is dat anderen dan de [verdachte en zijn broers] een motief hadden om op de genoemde personen te schieten. Niet uitgesloten moet worden dat het conflict gezocht moet worden bij vermeende zakenpartners van [slachtoffer 1, 2 en 3] in de hennepteelt. In dit verband wijst de verdediging op de omstandigheid dat reeds eerder (in 2008) op [slachtoffer 1 en 2] is geschoten.
Het hof is van oordeel dat het dossier geen enkel aanknopingspunt bevat voor de aanname dat dit een reëel alternatief scenario is. De stelling van de verdediging is louter speculatief en wordt door het hof dan ook gepasseerd.
Tenslotte wijst het hof erop dat de aanwezigheid van de verdachte bij het schietincident bevestiging vindt in hetgeen [medeverdachte 5] verklaard heeft (zie hiervoor).
Het hof heeft ter terechtzitting van 11 november 2013 de zogenoemde december-verhoren uit 2010 van [slachtoffer 1 en 2] beluisterd en (een deel daarvan) gezien en in die opnames geen enkele aanleiding gezien te twijfelen aan de betrouwbaarheid van die verklaringen.
Hetgeen de verdediging overigens nog heeft aangevoerd, kan naar het oordeel van het hof niet leiden tot de conclusie dat de bedoelde verklaringen van [slachtoffer 1 en 2] onbetrouwbaar zijn.
Het hof komt tot de slotsom dat de door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] afgelegde, de verdachte belastende, verklaringen niet als onbetrouwbaar terzijde geschoven moeten worden. Het hof zal deze dan ook voor het bewijs bezigen.
Conclusie
Gelet op al het bovenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich op
21 november 2009 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot moord op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3].
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het eerste cumulatief/alternatief, primair bewezen verklaarde levert op:

Medeplegen van poging tot moord, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tweede cumulatief/alternatief, primair en subsidiair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en dat de verdachte ter zake van het eerste cumulatief/alternatief, primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een poging tot moord op [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. De verdachte werd door [slachtoffer 1 en 2] beschuldigd van het rippen van een hennepkwekerij en door hen bedreigd om “die dingen” terug te brengen. Hierop heeft de verdachte twee handlangers (schutters) ingeschakeld en is met hen naar de Josselin de Jongstraat gegaan om [slachtoffer 1 en 2] te ontmoeten. Daar is vervolgens, na een begroeting tussen [slachtoffer 1] en de verdachte, door de twee handlangers van de verdachte meermalen met een (semi) automatisch vuurwapen op, althans in de richting van, de slachtoffers geschoten.
Het hof ziet de verdachte als initiatiefnemer van de schietpartij, waardoor hij – ondanks dat hij niet zelf geschoten heeft - een belangrijke en cruciale rol heeft gehad bij de schietpartij.
Door hun handelwijze hebben de verdachte en zijn mededaders meermalen gepoogd inbreuk te maken op het meest fundamentele recht waar de mens over beschikt, te weten het recht op leven. De slachtoffers hebben letterlijk moeten rennen voor hun leven en hebben, blijkens hun politieverklaringen, ook daarna nog lange tijd in angst verkeerd. Bovendien hebben de verdachte en zijn mededaders, door op de openbare weg, in een woonwijk, meermalen te schieten met een (semi) automatisch wapen, het onaanvaardbare risico genomen dat ook andere mensen dan hun doelwit gewond zouden raken of zelfs gedood zouden worden. Dat dit risico bestond blijkt wel uit de vele kogelinslagen in een cafetaria en in een viertal woonhuizen. Dat er geen slachtoffers zijn gevallen is een zeer gelukkige omstandigheid, die echter geenszins aan de verdachte en zijn mededaders is te danken.
Feiten als de onderhavige dragen een voor de voor de rechtsorde in zijn algemeenheid zeer schokkend karakter en brengen ook buiten de directe omgeving van de slachtoffers gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
De ernst van de feiten rechtvaardigt naar het oordeel van het hof een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 oktober 2013, waaruit blijkt dat de verdachte vele malen eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder ook vele geweldsdelicten. Deze eerdere veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen, hetwelk met zich brengt dat thans aan het belang van bescherming van de samenleving een zwaar gewicht moet worden toegekend.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Het hof ziet, gelet op hetgeen hierna beslist zal worden, geen reden om de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47, 57, 63 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tweede cumulatief/alternatief, primair en subsidiair, ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het eerste cumulatief/alternatief, primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. W.P.C.M. Bruinsma,
mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. I.P.A. van Engelen,
in bijzijn van de griffier mr. L.S. van Es.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 december 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt
2.Het proces-verbaal onderzoeksrelaas Passiebloem/Niger, onderzoek Niger, pagina 4272
3.Het proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 29 oktober 2010, inclusief de daarbij behorende fotomap, pagina 4827 e.v.
4.Het NFI-rapport d.d. 8 april l2010, pagina 4690 e.v.
5.Het proces-verbaal onderzoeksrelaas Passiebloem/Niger, onderzoek Goliath, pagina 4267 e.v.
6.Het proces-verbaal onderzoeksrelaas Passiebloem/Niger, dossierparagraaf G02.AMB H, onderzoek Pretoria, pagina 4270 e.v
7.Het tapgesprek van 21 november 2009 te 16:11:49 uur, pagina 4881, en het tapgesprek van 21 november 2009 te 19:36:52 uur, pagina 4890, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek telecommunicatie mbt schietincident’ d.d. 11 oktober 2010, p 4872 e.v.
8.Het tapgesprek van 21 november 2009 te 16:24:59 uur, pagina 4886, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek telecommunicatie mbt schietincident’ d.d. 11 oktober 2010, p 4872 e.v.
9.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 december 2010 (verklaring [slachtoffer 1] d.d. 13 december 2010), pagina 5032
10.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 december 2010 (verklaring [slachtoffer 2] d.d. 15 december 2010), pagina 5044
11.Het tapgesprek van 21 november 2009 te 19:36:52 uur, pagina 4890, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek telecommunicatie mbt schietincident’ d.d. 11 oktober 2010, p 4872 e.v.
12.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 5] d.d.
13.De verklaring van [getuige 5] (ex-vriendin van [medeverdachte 1]) bij de rechter-commissaris d.d. 8 oktober 2013
14.Dit blijkt uit het proces-verbaal van verhoor verdachte
15.- Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 december 2010 (verklaring [slachtoffer 1] d.d. 13 december 2010), pagina’s 5032 en 5033
16.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 5] d.d. 20 januari 2013, pagina 5150
17.Het tapgesprek van 21 november 2009 te 19:36:52 uur, pagina 4890, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek telecommunicatie mbt schietincident’ d.d. 11 oktober 2010, p 4872 e.v.
18.Het tapgesprek van 22 november 2009 te 02:30:22 uur, pagina 4897, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek telecommunicatie mbt schietincident’ d.d. 11 oktober 2010, p 4872 e.v.
19.- Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 december 2010 (verklaring [slachtoffer 1] d.d. 13 december 2010), pagina’s 5032, 5033 en 5038
20.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d.
21.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d.
23.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 5] d.d.
24.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 5] d.d.
25.Het proces-verbaal ter terechtzitting in eerste aanleg in de zaak tegen de [medeverdachte 5]d.d. 11 november 2011, pagina 3 van 6
26.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 5] d.d.
27.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 november 2009, pagina 4726.
28.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] d.d.
29.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 december 2010, pagina’s 5046 en 5048
30.De verklaring van [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris d.d. 6 oktober 2011
31.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 november 2009, pagina 4725.
32.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 december 2009, pagina 4730.
33.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] d.d.
34.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 december 2010, pagina’s 5032, 5033 en 5035
35.De verklaring van [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris d.d. 19 november 2011.
36.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] d.d.
37.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] d.d.
38.De verklaring van [slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris d.d.