ECLI:NL:GHDHA:2013:4812

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2013
Publicatiedatum
23 december 2013
Zaaknummer
22-006205-11
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord in het kader van een conflict over een hennepkwekerij

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor poging tot moord. De verdachte, geboren in 1984 op Curaçao, was betrokken bij een schietincident op 21 november 2009 in Dordrecht, waarbij hij samen met twee anderen op drie personen schoot in verband met een conflict over een geripte hennepkwekerij. Het hof oordeelde dat de verdachte een belangrijke rol speelde als schutter en dat er sprake was van voorbedachte rade. De verdachte had een strafblad met eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten, wat het hof in zijn overwegingen meeneemt. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf, maar het hof verhoogde de straf naar acht jaar, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en de samenleving. Het hof verwierp ook de verweren van de verdediging over de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen. De verdachte werd vrijgesproken van een tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegd feit, maar de poging tot moord werd bewezen verklaard. De uitspraak benadrukt de ernst van het gebruik van vuurwapens in een woonwijk en de gevolgen daarvan voor de rechtsorde.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-006205-11
Parketnummer: 11-710074-11
Datum uitspraak: 23 december 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 22 december 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedag] 1984 te Curaçao,
thans gedetineerd in de PI Zuid West - De Dordtse Poorten te Dordrecht.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van
11
en 20 februari 2013, 26 november 2013 en
11 december 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het (thans eerste cumulatief/alternatief) primair ten laste gelegde (medeplegen van poging tot moord op 21 november 2009, meermalen gepleegd) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 25 november
2013 - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 november 2009 te Dordrecht
ter uitvoering van het door hem en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade
een zekere [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) van het leven te beroven, althans aan een zekere [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer onbekend
gebleven perso(o)n(en) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg als volgt heeft gehandeld:
hij en/of zijn mededader(s) heeft/hebben zich, in het bezit van één of meer vuurwapens, begeven naar de Josselin de Jongstraat (nabij cafetaria [cafetaria], ook
wel genoemd ‘[cafetaria]’) aldaar en/of
hij en/of zijn mededader(s) heeft/hebben, gevolg gevend aan een door bemiddeling van een of meer van hun mededader(s), gemaakte afspraak, een ontmoeting tot stand gebracht met eerdergenoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] nabij eerdergenoemde [cafetaria] aldaar
terwijl hij en/of zijn mededaders, toen en daar (vervolgens) met eerdergenoemd(e) vuurwapen(s) (ongeveer veertien) kogels heeft/hebben afgevuurd op of in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) die zich toen en daar bevond(en) en/of door de ramen van een horecagelegenheid en/of vier, althans een of meer woningen geschoten
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 november 2009 te Dordrecht
tezamen en in vereniging met een ander of anderen
ene [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer onbekend gebleven andere(n) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend met één of meer vuurwapen(s) (ongeveer veertien) kogels afgevuurd op of in de richting van die op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) die zich toen en daar bevond(en)

EN/OF

hij op of omstreeks 24 november 2009 te Dordrecht
ter uitvoering van het door hem en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, althans aan een zekere [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, als volgt heeft gehandeld:
verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben een vuurwapen op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gericht (gehouden) en/of meermalen de trekker overgehaald
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 november 2009 te Dordrecht tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, ene
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht althans zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een vuurwapen op die
[slachtoffer 1] gericht (gehouden) en/of meermalen de trekker overgehaald.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De verdediging heeft onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 359a Wetboek van Strafvordering bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging subsidiair dat de door [medeverdachte 5] afgelegde verklaringen van het bewijs moeten worden uitgesloten. De verdediging heeft hiertoe, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
a. Het openbaar ministerie heeft op onvolledige wijze de resultaten van het telecom-onderzoek gepresenteerd, waardoor de telefonische contacten tussen de verdachte en [medeverdachte 1] op 20 en 21 november 2009 in een onjuist perspectief zijn geplaatst. Uiteindelijk is op uitdrukkelijk verzoek van de verdediging een volledig overzicht verstrekt.
b. [medeverdachte 5] is gehoord door onder anderen verbalisant [naam verbalisant] die niet in het team zat dat met het onderhavige onderzoek was belast. In de schriftelijke weergave van de verhoren van [medeverdachte 5] is ten onrechte niet opgenomen dat [medeverdachte 5]in verband met de aanstaande bevalling van zijn vriendin detentie voor de onderhavige zaak wilde voorkomen. Hierin ligt een motief voor [medeverdachte 5] om koste wat het kost onder de verdenking uit te komen.
c. Verbalisant [naam verbalisant] heeft vóór de audiovisuele vastlegging van het verhoor van [medeverdachte 5] op 20 januari 2011 met [medeverdachte 5] gesproken zonder dat een collega daarbij aanwezig was en zonder daar een proces-verbaal van bevindingen van op te maken. Van wie dit gesprek uitging is niet duidelijk. Het is zeer wel mogelijk dat niet [medeverdachte 5] (hof: de pleitnota vermeldt abusievelijk: “cliënt”) maar [naam verbalisant] de naam [bijnaam verdachte](de verdachte) heeft laten vallen. Verbalisant [naam verbalisant] is pas in augustus 2011 met een proces-verbaal van bevindingen gekomen. De verdediging betwist de juistheid van dit proces-verbaal en kan niet meer controleren wat er op 20 januari 2011 tussen verbalisant [naam verbalisant] en [medeverdachte 5] is besproken. [medeverdachte 5] heeft vervolgens, toen hij niet vrij kwam, op 24 januari 2011 zijn verhaal ingetrokken en heeft zich bij de rechter-commissaris op zijn verschoningsrecht beroepen, zodat de verdediging hem niet hierover heeft kunnen horen.
d. De politie heeft ten onrechte niet vermeld dat de ex-vriendin van de verdachte, [getuige 5], veelvuldig gehoord is in andere onderzoeken. Deze verhoren hadden aan het dossier moeten worden toegevoegd om de enige wel toegevoegde verklaring van [getuige 5] in een juist perspectief te kunnen plaatsen.
Doordat gehandeld is als hiervoor omschreven, zijn fouten gemaakt die een ernstige inbreuk maken op de beginselen van een behoorlijke procesorde en die het recht op vervolging ontnemen. Er is doelbewust en met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak te kort gedaan. Het gehele onderzoek is door de onrechtmatig tot stand gekomen verklaring van [medeverdachte 5] d.d. 20 januari 2011 besmet doordat deze verklaring aanleiding is geweest voor de verdenking jegens de verdachte. Dit kan slechts leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, subsidiair tot uitsluiting van het bewijs van de verklaring van [medeverdachte 5].
Het hof beoordeelt dit verweer als volgt.
Ingevolge artikel 359a Wetboek van Strafvordering kan de rechter, indien blijkt dat bij het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld en de rechtsgevolgen niet uit de wet blijken, bepalen dat strafvermindering plaatsvindt, dat de door het verzuim verkregen resultaten van het bewijs moeten worden uitgesloten, of dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is omdat de behandeling van de zaak niet aan de beginselen van een behoorlijke procesorde voldoet. Voor niet-ontvankelijkheid is slechts plaats in uitzonderlijke gevallen. Hiervan is sprake wanneer doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan (Zwolsman-criterium) of wanneer een fundamentele inbreuk is gemaakt waardoor het wettelijk systeem in de kern is geraakt (Karman-criterium). Bij de bedoelde beslissing houdt de rechter rekening met het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.
Ad a.
Het gestelde verzuim, waarvan overigens niet kan worden vastgesteld dat dat met opzet of doelbewust om de verdachte te benadelen is begaan, is, zoals de verdediging ook aangeeft, alsnog hersteld en derhalve in het kader van artikel 359a Wetboek van Strafvordering niet meer relevant.
Ad b.
Verbalisant [naam verbalisant] heeft op 15 augustus 2011 op verzoek van de officier van justitie een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt met betrekking tot de verhoren van [medeverdachte 5] voor zover [naam verbalisant] daarbij betrokken is geweest. Uit dit proces-verbaal blijkt dat [naam verbalisant] inderdaad niet in het team zat dat met het onderhavige onderzoek was belast, maar dat hij vanuit zijn werk (Coördinator Speciale Doelgroepen) [medeverdachte 5] al jaren kent. Het hof begrijpt uit het proces-verbaal dat [naam verbalisant] het betreffende verhoor van 20 januari 2011 van [medeverdachte 5] heeft afgenomen omdat [medeverdachte 5] om een gesprek met hem had gevraagd. Het verhoor was een vervolg op dat gesprek.
Ook blijkt uit het proces-verbaal dat hij in het gesprek met [naam verbalisant] heeft aangegeven dat zijn vriendin hoogzwanger was en spoedig zou bevallen en dat hij graag daarbij aanwezig wilde zijn. [medeverdachte 5] zou ook aangegeven hebben dat hij niet voor een ander ging zitten. Deze informatie is niet opgenomen in het proces-verbaal van het verhoor dat na bedoeld gesprek heeft plaatsgevonden. Mogelijk is die informatie alleen bij het aan het verhoor voorafgaande gesprek naar voren gebracht.
Het hof ziet niet dat in de hiervoor omschreven gang van zaken een verzuim als bedoeld in artikel 359a Wetboek van Strafvordering gelegen is.
Ad c.
Het hof verwijst naar het hiervoor genoemde proces-verbaal d.d. 15 augustus 2011 van verbalisant [naam verbalisant]. Deze heeft daarin uitgelegd wat aan het verhoor van 20 januari 2011 is voorafgegaan. Er is op initiatief van [medeverdachte 5] een gesprek geweest tussen [medeverdachte 5] en [naam verbalisant] op de werkkamer van [naam verbalisant]. Van dat gesprek is geen proces-verbaal opgemaakt. Wel heeft [naam verbalisant] van de gang van zaken op 20 januari 2011 verslag gedaan in het journaal. De inhoud daarvan is in het proces-verbaal van 15 augustus 2011 weergegeven. Uitdrukkelijk vermeldt [naam verbalisant] in zijn
proces-verbaal dat de naam [bijnaam verdachte] (de verdachte) door [medeverdachte 5] is genoemd, en niet door [naam verbalisant].
Ook deze gang van zaken wijst niet op een verzuim als bedoeld in artikel 359a Wetboek van Strafvordering. De verdediging heeft de juistheid van de inhoud van het genoemde proces-verbaal van 15 augustus 2011 betwist. Het hof passeert deze betwisting nu deze in wezen niet meer behelst dan de stelling dat de verdediging verbalisant [naam verbalisant] niet gelooft en dat de gang van zaken mogelijk anders is geweest dan in het proces-verbaal weergegeven. De feitelijke argumenten die daarvoor zijn aangedragen zijn speculatief.
Ad d.
Naar het oordeel van het hof bestond er geen verplichting of noodzaak om verhoren van de getuige [getuige 5] die betrekking hadden op een ander onderzoek of een andere zaak aan het dossier van de onderhavige zaak toe te voegen. Dat dit niet gebeurd is levert dus geen verzuim op.
Hetgeen de pleitnota overigens vermeldt betreft het door de verdediging gestelde gebrek aan bewijs jegens de verdachte en de geloofwaardigheid van de afgelegde verklaringen en is voor de beoordeling van de ontvankelijkheid niet van belang.
Het hof concludeert dat niet gebleken is van een verzuim als bedoeld in artikel 359a Wetboek van Strafvordering. Het beroep op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie of bewijsuitsluiting wordt dan ook verworpen.
Partiële vrijspraak van het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde
Het hof is, overeenkomstig de vordering van de
advocaat-generaal en het standpunt van de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte als tweede cumulatief/alternatief, primair en subsidiair, ten laste is gelegd (medeplegen van poging tot moord dan wel medeplegen van bedreiging op 24 november 2009). De verdachte dient daarvan derhalve te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het eerste cumulatief/alternatief, primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 november 2009 te Dordrecht ter uitvoering van het door hem en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg als volgt heeft gehandeld:
- hij en zijn mededaders hebben zich, in het bezit van vuurwapens, begeven naar de Josselin de Jongstraat (nabij cafetaria [cafetaria], ook wel genoemd ‘[cafetaria]’) en
- hij en zijn mededaders hebben, gevolg gevend aan een door bemiddeling gemaakte afspraak, een ontmoeting tot stand gebracht met eerdergenoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] nabij eerdergenoemde ‘[cafetaria]’
en
- hij en zijn mededader
hebbentoen en daar (vervolgens) met eerdergenoemde vuurwapens (ongeveer veertien) kogels afgevuurd op of in de richting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] die zich toen en daar bevonden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. Voor de vastgestelde feiten en de bewijsmiddelen waarop de feitenvaststelling gebaseerd is, verwijst het hof naar de
voetnoten 2 t/m 34, 36, 37 en 39 t/m 41.
Nadere bewijsoverweging
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 26 november 2013 (subsidiair) bepleit dat de verdachte (ook) dient te worden vrijgesproken van het eerste cumulatief/alternatief, primair ten laste gelegde wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Voor wat betreft de onderbouwing van dit verweer verwijst het hof kortheidshalve naar hetgeen daaromtrent in de door haar overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitnota is verwoord en op hetgeen in aanvulling daarop is aangevoerd.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen heeft het hof het volgende vastgesteld. [1]
Op 21 november 2009, rond 22.50 uur in de avond, heeft een schietincident plaatsgevonden in de Josselin de Jongstraat te Dordrecht. [2] Uit het ter plaatse ingestelde onderzoek [3] en het door het NFI verrichte munitieonderzoek [4] is gebleken dat met twee (semi) automatische vuurwapens
– er waren dus twee schutters - is geschoten. Er zijn 14 hulzen en een volmantelpatroon aangetroffen. In een cafetaria en in een aantal woningen werden kogelinslagen aangetroffen. Bij dit incident zijn geen slachtoffers gevallen.
Aanleiding en aanloop naar de schietpartij
Op zaterdag 21 november 2009 in de ochtend werd in het perceel [adres] te Dordrecht, waarvan de achterdeur geopend was, een hennepplantage aangetroffen waarvan een groot aantal planten niet normaal geoogst was maar uit de aarde was getrokken. Gelet hierop kon worden aangenomen dat de hennepplantage door anderen dan de eigenaar(s) was leeggehaald (geript). De woning aan de [adres] was gehuurd door [betrokkene hennepkwekerij], die iedere betrokkenheid bij de hennepkwekerij heeft ontkend. In de telefoon van [betrokkene hennepkwekerij] waren de nummers van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] opgeslagen. [5] Rond 20 en 21 november 2009 hebben regelmatig telefonische contacten tussen [betrokkene hennepkwekerij] en [slachtoffer 1 en 2] plaatsgevonden. Van [slachtoffer 1 en 2] werd vermoed dat zij zich (met anderen) bezighielden met grootschalige hennepteelt. [6]
Uit afgeluisterde telefoongesprekken op 21 november 2009 [7] , voorafgaande aan de schietpartij, tussen [medeverdachte 2] en [slachtoffer 1 en 2], komt naar voren dat [slachtoffer 1 en 2] er van uit gaan dat [medeverdachte 1] iets van hen heeft afgepakt en dat datgene terug moet komen. [slachtoffer 1] wil zijn ‘dingen’ vandaag nog terug hebben, anders zal hij het broertje van [medeverdachte 2] opruimen.
Dat in deze gesprekken met het broertje van [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] wordt bedoeld leidt het hof af uit het op het eerste gesprek met [slachtoffer 1] volgende gesprek van [medeverdachte 2] met zijn zus [getuige 1] [8] , waarin [medeverdachte 2] zegt dat hij is gebeld door een paar Turken die [afgekorte naam medeverdachte 1] zoeken. [afgekorte naam medeverdachte 1] heeft iets van hen gepakt en als [medeverdachte 2] niet regelt dat hij het terug geeft dan gaat hij eraan. Met [afgekorte naam medeverdachte 1] kan, gezien de namen van de andere broers (hof: de namen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4]), niemand anders dan [medeverdachte 1] zijn bedoeld.
[slachtoffer 1] heeft verklaard [9] dat de kwekerij van [betrokkene hennepkwekerij] was en dat die gezegd zou hebben dat zijn weed was weggehaald. [slachtoffer 1] had van [medeverdachte 6] gehoord dat [medeverdachte 1] dat heeft gedaan. [slachtoffer 1] bemiddelde tussen [medeverdachte 2] en [betrokkene hennepkwekerij]. [slachtoffer 1] bevestigt dat het eerste gesprek (16:11:49 uur) gaat over [betrokkene hennepkwekerij] van de Lijnbaan. Volgens [slachtoffer 1] heeft [medeverdachte 6] even later gebeld met de mededeling dat [medeverdachte 1] bij [cafetaria] zou komen om het te regelen. Hij wilde praten over hoe het was gegaan. [slachtoffer 1] zou er heen gaan.
[slachtoffer 2] heeft over dit telefoongesprek verklaard [10] dat het gaat over [betrokkene hennepkwekerij]. Deze had een weedkwekerij in zijn huis en [medeverdachte 1] had daar ingebroken. [slachtoffer 2] was gebeld door zijn broer [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3]), de neef van de benadeelde man, dat ze een afspraak hadden bij [cafetaria], want ze gingen de weed van [betrokkene hennepkwekerij] teruggeven.
Om 19:36 uur belt [medeverdachte 2] naar de [slachtoffer 1 en 2] en zegt dat hij hem gesproken heeft en dat hij kankerboos werd. [11] Uit de context van dit gesprek leidt het hof af dat met ‘hem’ en ‘hij’ [medeverdachte 1] wordt bedoeld.
[medeverdachte 5] heeft verklaard [12] dat hij van [medeverdachte 1] had gehoord dat hij ([medeverdachte 1]) en [bijnaam verdachte](hof: met [bijnaam verdachte] wordt de verdachte bedoeld [13] én de verdachte is bevriend met [medeverdachte 1] [14] ) het weedhok hadden leeggehaald. De Turken, onder wie [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], hadden hen daarom bedreigd, reden waarom er op deze Turken is geschoten.
De schietpartij
Rond 22.50 uur die avond vindt de schietpartij plaats.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verklaard dat zij [medeverdachte 1] bij de schietpartij hebben gezien. Ook de getuige [slachtoffer 3] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] op de plek van de schietpartij aanwezig was. Alle drie hebben verklaard dat [medeverdachte 1] daar op straat stond en dat [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] elkaar groetten. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat na deze begroeting er in één keer een paar mensen achter de witte Transporter, die daar stond, vandaan kwamen en begonnen te schieten. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat na de begroeting tussen [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] er in één keer twee gasten vanachter de Transporter vandaan kwamen en begonnen te schieten.
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat na voornoemde begroeting tussen [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1], [slachtoffer 1] een paar stappen in de richting van [medeverdachte 1] deed en op hetzelfde moment vanachter de witte bestelwagen twee donkere jongens te voorschijn kwamen die gelijk begonnen te schieten. Met donkere jongens bedoelt hij negers; Antillianen ofzo. [15]
[medeverdachte 5] heeft op 20 januari 2011 bij de politie verklaard [16] , dat hij van [medeverdachte 1] en diens broer [medeverdachte 3] heeft gehoord dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] (hof: een broer van [medeverdachte 1]) en de Antilliaanse jongen [bijnaam verdachte] (hof: zoals hiervoor reeds vermeld wordt met [bijnaam verdachte] de verdachte bedoeld én is [bijnaam verdachte] bevriend met [medeverdachte 1]) bij de schietpartij betrokken waren en dat [medeverdachte 4] en [bijnaam verdachte] hebben geschoten. [medeverdachte 1] zou tegen [medeverdachte 5] hebben gezegd dat hij die Turken bij [cafetaria] had ontmoet en dat hij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] naar buiten had geroepen. Toen één van beiden naar buiten was gekomen zijn [medeverdachte 4] en [bijnaam verdachte] achter een auto vandaan gekomen en meteen gaan schieten.
[medeverdachte 5] heeft tijdens zijn verhoor van
24 januari 2011 weliswaar ontkend dat hij dit op
20 januari 2011 heeft verklaard, maar het hof heeft op de zitting van 11 november 2013 de audiovisuele opnames van het verhoor van 20 januari 2011 beluisterd en geconstateerd dat [medeverdachte 5] dit wel degelijk heeft verklaard. Het hof heeft voorts geen reden gevonden te twijfelen aan het waarheidsgehalte van de verklaring van [medeverdachte 5] van 20 januari 2011, inhoudende dat [bijnaam verdachte] (de verdachte) daar aanwezig was en één van de schutters was (zie hetgeen hierna is overwogen ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 5]).
De getuige [getuige 2] heeft bij de politie verklaard [17] dat zij drie personen heeft gezien, waarvan, naar zij dacht, twee Antillianen. Eén van de Antillianen heeft zij meermalen met een vuurwapen zien schieten.
Bij de rechter-commissaris heeft [getuige 2] verklaard [18] dat dat zij niet weet of de schutter van Antilliaanse of bijvoorbeeld Surinaamse afkomst was, maar dat hij in elk geval getint was.
De getuige [getuige 3] heeft bij de politie verklaard [19] dat zij twee personen op straat zag staan, waarvan zij er één meermalen zag schieten. De schutter was volgens haar een stuk langer dan de andere persoon.
De getuige [getuige 4] heeft bij de politie verklaard [20] dat hij een man achter een werkbusje zag staan met een wapen in zijn handen, waarmee hij meermalen schoot. Deze persoon was volgens hem langer dan hijzelf. Hijzelf is 1.74 meter lang.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte 1.85 meter is en daarmee een stuk langer dan [medeverdachte 1] (1.68 meter), [medeverdachte 4] (1.64 meter) en [medeverdachte 5] (1.72 meter) [21] .
Uit analyse van historische gegevens van de telefoon van [medeverdachte 1] [22] blijkt dat deze op 21 november 2009 vanaf 08:00 uur tot kort voor het schietincident veelvuldig contact heeft gehad met de verdachte.
Na de schietpartij
De getuige [getuige 5], zijnde de toenmalige vriendin van de verdachte, heeft op 14 oktober 2010 tegenover de politie verklaard [23] dat de verdachte haar had verteld over een vuurwapen dat hij van Molukkers had, welk wapen hij niet aan de Molukkers kon teruggeven omdat er “iets” mee gebeurd zou zijn. [getuige 5] heeft voorts verklaard dat zij weet dat de Molukkers broers zijn van elkaar en dat zij in Sterrenburg wonen.
Het hof begrijpt dat met de Molukkers [slachtoffer 1, 2 en 3] worden bedoeld. Immers, uit de hun betreffende uittreksels gemeentelijke basisadministratie [24] blijkt dat de broers [medeverdachte 1, 2 en 3], in de periode 2009 - (medio) 2010 stonden ingeschreven op de [adres] te Dordrecht, zodat het aannemelijk is dat zij daar ook woonden.
Op grond van algemeen te raadplegen bronnen kan worden vastgesteld dat de [adres] te Dordrecht in de wijk Sterrenburg ligt.
Voorts blijkt uit het dossier dat de broers [medeverdachte 1, 2 en 3] een Indonesische achtergrond hebben (de oudste broer, [medeverdachte 2], is er nog geboren) en dat zij een Indonesisch/Moluks uiterlijk hebben [25] .
De verdachte is tijdens zijn politieverhoor van
2 februari 2011 geconfronteerd met voornoemde verklaring van [getuige 5] [26] .
Een dag later, op 3 februari 2011, heeft de verdachte [getuige 5] opgebeld uit de gevangenis en heeft hij tegen haar gezegd dat zij ontzettend dom was om te verklaren over de Molukkers en dat ding en dat zij nu echt een groot probleem heeft en dat [medeverdachte 1] geen lieverdje is. [27]
De verdachte legt in dit gesprek derhalve zelf de link tussen de Molukkers en [medeverdachte 1], hetgeen bevestigt dat met de Molukkers de broers [medeverdachte 1, 2 en 3] worden bedoeld.
Op 9 februari 2011 is de verdachte nogmaals gehoord door de politie over het schietincident van 21 november 2009 en korte tijd later, op 22 februari 2011, heeft [getuige 5] een brief ontvangen van de verdachte waarin hij haar schrijft dat ze problemen maakt en dat de ‘andere’ mensen gewetenloos zijn en dat de politie te laat is als ze op de grond ligt en de politie dan slechts nog een doek over haar kan leggen. “Het zijn geen mensen van woorden maar van daden”.
[getuige 5] heeft tegen de verbalisanten verklaard dat de verdachte met ‘problemen voor andere mensen’, als geschreven in de brief, doelde op de Molukkers waar hij het eerder over heeft gehad. [28]
Gelet op de inhoud van bovenstaande verklaringen van [getuige 5] d.d. 14 oktober 2010 en als weergegeven in het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 maart 2011, het telefoontje van de verdachte naar [getuige 5] vanuit de gevangenis en de brief van de verdachte aan [getuige 5], in onderling verband en in samenhang bezien, acht het hof het aannemelijk dat de verdachte het wapen waarover hij [getuige 5] vertelde van de broers [medeverdachte 1, 2 en 3] heeft gekregen en dat dit wapen door de verdachte is gebruikt bij een incident waarbij ook [medeverdachte 1] en/of de andere broers [medeverdachte 1, 2 en 3] waren betrokken.
Uit het voorgaande blijkt tevens dat [getuige 5] met haar verklaring over het wapen waarmee “iets” zou zijn gebeurd, problemen heeft veroorzaakt voor zowel de verdachte als de Molukkers (waarmee blijkens het voorgaande de broers [medeverdachte 1, 2 en 3] worden bedoeld) en dat zij van de Molukkers wraak zou kunnen verwachten.
Op grond van het vorenstaande concludeert het hof dat het bedoelde wapen is gebruikt bij het onderhavige incident. Het hof heeft geen aanwijzing voor gebruik bij een ander incident.
De conclusie van het hof uit al het bovenstaande, in onderling verband en in samenhang bezien, is dat de verdachte samen met [medeverdachte 1] en een derde persoon bij de schietpartij aanwezig is geweest en dat de verdachte één van de schutters was.
Uit het afgeluisterde telefoongesprek tussen [medeverdachte 2] en [slachtoffer 1 en 2] op 21 november 2009 te 19:36 uur [29] en het afgeluisterde telefoongesprek tussen [medeverdachte 2] en [slachtoffer 2] op
22 november 2009 te 02:30 uur [30] , leidt het hof af dat [medeverdachte 3] van [medeverdachte 2] moest regelen dat [medeverdachte 1] die avond de [slachtoffer 1 en 2] zou gaan ontmoeten.
Uit de aan de schietpartij voorafgaande contacten tussen [slachtoffer 1 en 2] en [medeverdachte 2] concludeert het hof voorts dat [medeverdachte 1] een motief had om [slachtoffer 1 en 2] iets aan te doen. Dat de verdachte (die bevriend is met [medeverdachte 1]) en de andere schutter twee willekeurige andere personen waren die toevallig op dat moment en op die plek, uit eigen beweging, onafhankelijk van (een plan van) [medeverdachte 1], op [slachtoffer 1 en 2] zijn gaan schieten, acht het hof hoogst onaannemelijk. Het hof concludeert derhalve dat de verdachte en de andere schutter handlangers van [medeverdachte 1] waren. Zij zijn daar samen met [medeverdachte 1] gekomen voor een confrontatie met [slachtoffer 1 en 2], waarbij op [slachtoffer 1 en 2] geschoten zou worden. Nu de verdachte en de andere schutter als handlangers van [medeverdachte 1], die een probleem had met [slachtoffer 1 en 2], zijn meegegaan naar de plaats van de latere schietpartij, kan het niet anders zijn dan dat [medeverdachte 1], samen met de verdachte en de andere schutter, de schietpartij heeft beraamd en dat de verdachte, in het verlengde daarvan, heeft geschoten.
Het hof merkt hierbij op (zie de overwegingen hierna) dat er, zonder dat er ter plaatste een directe aanleiding voor was, meteen werd geschoten toen uit de hiervoor vermelde begroeting van [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] bleek dat [slachtoffer 1 en 2] buiten (voor [cafetaria]) waren. De verdachte en de andere schutter bevonden zich op dat moment achter een geparkeerde bestelbus buiten het zicht vanaf de plek waar [slachtoffer 1 en 2] en [slachtoffer 3] stonden.
[medeverdachte 1] heeft derhalve samengewerkt met de verdachte en de tweede schutter bij het beramen en uitvoeren van de schietpartij.
Het hof leidt uit het dossier af dat er door de verdachte en de andere schutter gericht op, althans in de richting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] is geschoten. Immers, uit de verklaringen van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] [31] blijkt dat zij en [bekende van slachtoffers] met z’n
vieren bij elkaar stonden voor de shoarmazaak ([cafetaria] genoemd) in de Josselin de Jongstraat, toen [medeverdachte 1] daar verscheen. [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] begroetten elkaar. Volgens [slachtoffer 1] stond [medeverdachte 1] op ongeveer 10 à 15 meter afstand van hen. [medeverdachte 1] stond vlakbij de witte bestelbus, waarachter vandaan de twee personen verschenen die begonnen te schieten. Vervolgens zijn ze weggerend.
De getuige [getuige 2] [32] heeft gezien dat de schutter meermalen in de richting van de shoarmatent schoot. De getuige [getuige 3] [33] heeft verklaard dat de schutter het wapen gericht had op de eetzaak en dat zij toen een aantal knallen hoorde.
Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat de verdachte en zijn mededaders tenminste het voorwaardelijk opzet hebben gehad om [slachtoffer 1 en 2] en [slachtoffer 3], die op het moment van schieten bij elkaar voor [cafetaria] stonden, in de richting waarvan is geschoten, van het leven te beroven. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat het met een (automatisch) vuurwapen (meermalen) schieten in de richting van personen op een afstand van ongeveer 10 à 15 meter een grote kans op dodelijk letsel bij deze personen met zich meebrengt. Door te schieten hebben de verdachte en zijn mededaders die aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bewust aanvaard.
Op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van de schietpartij concludeert het hof dat tevens sprake was van voorbedachte raad. Na de begroeting tussen [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] kwamen de verdachte en de andere schutter tevoorschijn, die, kennelijk schietklare, wapens bij zich hadden. Zij begonnen meteen te schieten. Tussen de mededader [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1 en 2] bestond, zoals hiervoor reeds is aangeduid, een conflict en in het kader van dat conflict zou er een ontmoeting gaan plaatsvinden. Deze ontmoeting vond ook daadwerkelijk plaats. De verdachte is samen met de andere schutter, als handlanger van [medeverdachte 1], naar de Josselin de Jongstraat gekomen en zonder dat er ter plaatse van de schietpartij een directe aanleiding voor was, werd er meteen na de begroeting als voormeld door de verdachte en de andere schutter geschoten. Dit duidt naar het oordeel van het hof op een vooropgezet plan van de verdachte en zijn mededaders.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 5]
De verdediging heeft het verweer gevoerd dat de verklaringen van [medeverdachte 5] zo onbetrouwbaar zijn dat zij van het bewijs moeten worden uitgesloten. Het hof overweegt met betrekking hiertoe als volgt.
De verdediging heeft gesteld dat in het dossier veel belastend materiaal wijst in de richting van [medeverdachte 5] en dat [medeverdachte 5] koste wat het kost onder de verdenking uit wilde komen om bij de aanstaande bevalling van zijn vriendin te kunnen zijn.
Naar het oordeel van het hof bevat het dossier geen reële aanwijzingen voor betrokkenheid van [medeverdachte 5] bij het schietincident. Dat anderen zijn gestelde alibi niet bevestigen doet daaraan niet af. Dat de door de verdediging bedoelde CIE-informatie met betrekking tot het gebeuren op 24 november 2009 en het genoemde telefoongesprek op 13 augustus 2010 tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [betrokkene] ook daadwerkelijk op dat incident van 24 november 2009 betrekking heeft, staat geenszins vast. Evenmin leveren die informatie en dat telefoongesprek een reële verdenking op voor feitelijke betrokkenheid van [medeverdachte 5] bij het onderhavige schietincident op 21 november 2009.
Het hof acht het geenszins onaannemelijk dat [medeverdachte 5] aan de situatie dat hij van het onderhavige feit verdacht werd een einde heeft willen maken, ook met het oog op de aanstaande bevalling van zijn vriendin, door openheid van zaken te geven. Dat maakt zijn verklaring nog niet feitelijk onjuist. Dat hij de verdachte ten onrechte belast om zijn eigen betrokkenheid bij de schietpartij te maskeren, is slechts een veronderstelling.
De verdediging heeft voorts gesteld dat [medeverdachte 5] (in zijn verklaring van 24 januari 2011 [34] ) zijn, de verdachte belastende, verklaring (van 20 januari 2011 [35] ) heeft ingetrokken. Deze stelling is naar het oordeel van het hof feitelijk onjuist. Op 24 januari 2011 heeft [medeverdachte 5] slechts verklaard dat hij niet heeft gezegd wat de verhorende verbalisant hem had voorgehouden als zijn verklaring op 20 januari 2011. Het hof heeft ter zitting kunnen vaststellen, dat [medeverdachte 5] wel degelijk heeft gezegd wat in zijn verklaring van
20 januari 2011 is opgenomen. [medeverdachte 5] is niet teruggekomen op de
inhoudvan zijn verklaring van
20 januari 2011. Ter terechtzitting in zijn eigen zaak op 11 november 2011 heeft [medeverdachte 5] verklaard [36] dat hij blijft bij zijn verklaring van 20 januari 2011 en niet bij de verklaring van 24 januari 2011 (hof: het proces-verbaal vermeldt per abuis als datum 24 november 2011) waarin hij ontkent hetgeen hij op 20 januari 2011 heeft verklaard.
De verdediging heeft tevens gesteld dat de politie aan [medeverdachte 5], vóór zijn belastende verklaring, allerlei informatie over de schietpartij heeft gegeven. Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 5] d.d. 18 januari 2011 [37] wijst uit dat er inderdaad informatie is gegeven, zij het dat deze informatie niet de namen van de vermeende schutters, niet het gebruik van een Uzi en niet een weigerend wapen omvat (het hof wijst in dit verband op het hiervoor genoemde proces-verbaal van 15 augustus 2011 van verbalisant [naam verbalisant], waarin deze aangeeft dat [medeverdachte 5] zelf met de naam [bijnaam verdachte] is gekomen). Het voorgaande maakt de verklaring van [medeverdachte 5] van 20 januari 2011 nog niet onjuist of onbetrouwbaar. In deze verklaring heeft [medeverdachte 5] gedetailleerd aangegeven welke informatie hij van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] heeft gekregen. Daar heeft hij ook gesproken over het gebruik van een Uzi en een weigerend wapen, welke gegevens sporen met de onderzoeksbevindingen. [medeverdachte 5] heeft ook aangegeven dat hij zijn verhaal uit vrije wil heeft verteld, omdat hij niet wil gaan zitten voor iets dat hij niet gedaan heeft.
In weerwil van hetgeen de verdediging in dit verband heeft aangegeven, acht het hof de op 20 januari 2011 afgelegde verklaring van [medeverdachte 5], die voor een groot deel, dat overigens geen betrekking heeft op de persoon van de verdachte, bevestiging vindt in de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3], niet onbetrouwbaar. Het hof ziet geen reden om de verklaring van [medeverdachte 5] van het bewijs uit te sluiten.
De betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige 5]
De verdediging heeft betoogd dat (ook) de verklaring van [getuige 5] als onbetrouwbaar buiten beschouwing moeten worden gelaten.
[getuige 5] heeft verklaard [38] dat de verdachte haar had verteld dat hij een wapen van de Molukkers had dat hij niet terug kon geven omdat er “iets” mee gebeurd was. [bijnaam verdachte] zou met die Molukkers ook weedplantages hebben. Zij weet dat die Molukkers broers van elkaar zijn. De verdediging heeft gesteld dat deze verklaring vaag en algemeen is en geen link bevat naar het onderhavige schietincident. Dat is op zich juist, maar deze link is er naar het oordeel van het hof wel door het telefonische contact dat de verdachte op
3 februari 2011 vanuit het huis van bewaring met haar heeft gehad [39] daags nadat hij in een verhoor [40] is geconfronteerd met de verklaring van [getuige 5] d.d.
14 oktober 2010, in welk telefonisch contact de verdachte heeft gezegd dat [getuige 5] ontzettend dom was om over die Molukkers en dat ding te verklaren, en dat [medeverdachte 1] geen lieverdje is. Het hof begrijpt dat met de Molukkers de broers [medeverdachte 1, 2 en 3] worden bedoeld (zie hiervoor).
De verdediging heeft voorts gesteld dat de verklaring van [getuige 5] niet betrouwbaar is omdat ze ten onrechte zegt dat ze bang is voor de verdachte. Ondanks een via [naam verbalisant] in te vullen omgangsregeling met hun dochtertje sliep de verdachte iedere nacht bij [getuige 5] en hebben zij na medio 2010 een seksrelatie. [getuige 5] weet voorts op geen enkele vraag van de verdediging een antwoord te geven.
Naar het oordeel van het hof kan uit de verklaring van [getuige 5] bij de rechter-commissaris [41] slechts worden afgeleid dat zij niet meer kan zeggen wanneer de verdachte haar de bewuste informatie gegeven heeft en dat zij in de periode voordat de verdachte werd aangehouden weer contact met elkaar hadden en dat zij ook seksueel contact met elkaar gehad hebben. Het hof ziet niet dat hetgeen [getuige 5] bij de politie en bij de rechter-commissaris verklaard heeft een aanwijzing oplevert voor de onbetrouwbaarheid van haar verklaring. Het hof ziet geen reden om de verklaringen van [getuige 5] van het bewijs uit te sluiten.
Conclusie
Gelet op al het bovenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich op
21 november 2009 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot moord op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3].
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het eerste cumulatief/alternatief, primair bewezen verklaarde levert op:

Medeplegen van poging tot moord, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tweede cumulatief/alternatief, primair en subsidiair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en dat de verdachte ter zake van het eerste cumulatief/alternatief, primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich – naar aanleiding van een conflict over een geripte hennepkwekerij - samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een poging tot moord op [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], door op straat meermalen met een (semi) automatisch vuurwapen op hen althans in hun richting te schieten. De verdachte heeft als schutter een belangrijke rol gespeeld bij deze schietpartij. Door hun handelwijze hebben de verdachte en zijn mededaders meermalen gepoogd inbreuk te maken op het meest fundamentele recht waar de mens over beschikt, te weten het recht op leven. De slachtoffers hebben letterlijk moeten rennen voor hun leven en hebben, blijkens hun politieverklaringen, ook daarna nog lange tijd in angst verkeerd. Bovendien hebben de verdachte en zijn mededaders, door op de openbare weg, in een woonwijk, meermalen te schieten met een (semi) automatisch wapen, het onaanvaardbare risico genomen dat ook andere mensen dan hun doelwit gewond zouden raken of zelfs gedood zouden worden. Dat dit risico bestond blijkt wel uit de vele kogelinslagen in een cafetaria en in een viertal woonhuizen. Dat er geen slachtoffers zijn gevallen is een zeer gelukkige omstandigheid, die echter geenszins aan de verdachte en zijn mededaders is te danken.
Feiten als de onderhavige dragen een voor de rechtsorde in zijn algemeenheid zeer schokkend karakter en brengen ook buiten de directe omgeving van de slachtoffers gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
De ernst van de feiten rechtvaardigt naar het oordeel van het hof een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 oktober 2013, waaruit blijkt dat de verdachte vele malen eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder meerdere geweldsdelicten. Deze eerdere veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen, hetwelk met zich brengt dat thans aan het belang van bescherming van de samenleving een zwaar gewicht moet worden toegekend.
Het hof is - alles overwegende en overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Het hof ziet, gelet op hetgeen hierna beslist zal worden, geen reden om de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47, 57, 63 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tweede cumulatief/alternatief, primair en subsidiair, ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het eerste cumulatief/alternatief, primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. W.P.C.M. Bruinsma,
mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. I.P.A. van Engelen,
in bijzijn van de griffier mr. L.S. van Es.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 december 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt
2.Het proces-verbaal onderzoeksrelaas Passiebloem/Niger, onderzoek Niger, pagina 4272
3.Het proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 29 oktober 2010, inclusief de daarbij behorende fotomap, pagina 4827 e.v.
4.Het NFI-rapport d.d. 8 april l2010, pagina 4690 e.v.
5.Het proces-verbaal onderzoeksrelaas Passiebloem/Niger, onderzoek Goliath, pagina 4267 e.v.
6.Het proces-verbaal onderzoeksrelaas Passiebloem/Niger, dossierparagraaf G02.AMB H, onderzoek Pretoria, pagina 4270 e.v
7.Het tapgesprek van 21 november 2009 te 16:11:49 uur, pagina 4881, en het tapgesprek van 21 november 2009 te 19:36:52 uur, pagina 4890, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek telecommunicatie mbt schietincident’ d.d. 11 oktober 2010, p 4872 e.v.
8.Het tapgesprek van 21 november 2009 te 16:24:59 uur, pagina 4886, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek telecommunicatie mbt schietincident’ d.d. 11 oktober 2010, p 4872 e.v.
9.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 december 2010 (verklaring [slachtoffer 1] d.d. 13 december 2010), pagina 5032
10.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 december 2010 (verklaring [slachtoffer 2] d.d. 15 december 2010), pagina 5044
11.Het tapgesprek van 21 november 2009 te 19:36:52 uur, pagina 4890, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek telecommunicatie mbt schietincident’ d.d. 11 oktober 2010, p 4872 e.v.
12.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 5] d.d.
13.De verklaring van [getuige 5] (ex-vriendin van J.S. Christiaan) bij de rechter-commissaris d.d. 8 oktober 2013
14.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 25 november 2013
15.- Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 december 2010 (verklaring [slachtoffer 1] d.d. 13 december 2010), pagina’s 5032 en 5033
16.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 5] d.d.
17.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d.
18.De verklaring van [getuige 2] bij de rechter-commissaris d.d. 10 oktober 2013
19.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d.
20.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d.
21.Het proces-verbaal van bevindingen betreffende signalementen verdachten d.d. 25 oktober 2011 (aanvullende stukken eerste aanleg)
22.Het proces-verbaal van bevindingen betreffende Histo [medeverdachte 1] rondom schietpartij d.d. 4 mei 2011, pagina 5344
23.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 5] d.d. 14 oktober 2010, pagina 5186
24.- uittreksel gemeentelijke basisadministratie betreffende [medeverdachte 2] d.d. 10 oktober 2013
25.Het proces-verbaal van bevindingen betreffende signalementen verdachten d.d. 25 oktober 2011 (aanvullende stukken eerste aanleg)
26.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 febuari 2011, pagina 4407
27.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 februari 2011, pagina 4272
28.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 maart 2011, pagina’s 5333-5335
29.Het tapgesprek van 21 november 2009 te 19:36:52 uur, pagina 4890, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek telecommunicatie mbt schietincident’ d.d. 11 oktober 2010, p 4872 e.v.
30.Het tapgesprek van 22 november 2009 te 02:30:22 uur, pagina 4897, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek telecommunicatie mbt schietincident’ d.d. 11 oktober 2010, p 4872 e.v.
31.- Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 december 2010 (verklaring [slachtoffer 1] d.d. 13 december 2010), pagina’s 5032, 5033 en 5038
32.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d.
33.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d.
34.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 5] d.d.
35.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 5] d.d.
36.Het proces-verbaal ter terechtzitting in eerste aanleg in de zaak tegen [medeverdachte 5] d.d. 11 november 2011, pagina 3 van 6
37.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 5] d.d.
38.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] d.d. 14 oktober 2010, pagina 5186
39.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 februari 2011, pagina 5247
40.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 febuari 2011, pagina 4407
41.De verklaring van [getuige 5] bij de rechter-commissaris d.d.