ECLI:NL:GHDHA:2013:4809

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2013
Publicatiedatum
23 december 2013
Zaaknummer
22-004803-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval onder invloed van alcohol met lichamelijk letsel als gevolg

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1975, heeft op 5 maart 2012 een personenauto bestuurd terwijl hij in aanmerkelijke mate onder invloed van alcohol verkeerde. Dit leidde tot gevaarlijke situaties op het Kloosterplein te Noordwijk en een verkeersongeval in Noordwijkerhout, waarbij twee personen lichamelijk letsel opliepen. De verdachte had eerder in Polen een veroordeling voor rijden onder invloed en was in Nederland strafbladvrij. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een behandeling voor alcoholproblematiek en reclasseringscontact. Daarnaast is er een week hechtenis opgelegd, de auto is verbeurd verklaard en de verdachte kreeg een rijontzegging van 5 jaar. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gevolgd, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzet had op de dood van de slachtoffers. De bewezenverklaring betreft roekeloosheid en het veroorzaken van een verkeersongeval onder invloed van alcohol. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte verplicht werd om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004803-12
Parketnummer: 09-720641-12
Datum uitspraak: 23 december 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 28 september 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [datum] 1975,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van
31 juli 2013, 25 september 2013 en 9 december 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 maart 2012 te Noordwijkerhout en/of Noordwijk en/of elders in het arrondissement Den Haag ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet als bestuurder van een personenauto op de Gooweg heeft gereden
-terwijl hij in aanmerkelijke mate onder invloed van alcoholhoudende drank verkeerde, en/of
-met een zeer hoge snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur heeft gereden, althans met een hogere snelheid dan ter plaatse is toegestaan, in elk geval met een hogere snelheid dan ter plaatse is gerechtvaardigd met het oog op een veilige verkeersafwikkeling en/of
-meerdere malen, althans eenmaal,(korte en/of heftige) stuurbewegingen naar rechts en links heeft gemaakt, waardoor de auto (telkens) naar rechts en links uitweek, en/of
-(uiteindelijk) een stuurbeweging naar links en naar rechts heeft gemaakt waardoor hij de macht over het stuur kwijt raakte en/of
-(vervolgens) op de linker wegghelft is terecht gekomen waardoor hij is gebotst tegen een andere (hem tegemoet komende) auto, waarin die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich bevonden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 5 maart 2012 te Noordwijkerhout en/of Noordwijk en/of elders in het arrondissement Den Haag als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, (Gooweg), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
-terwijl hij in aanmerkelijke mate onder invloed van alcoholhoudende drank verkeerde,
-met een zeer hoge snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur heeft gereden, althans met een hogere snelheid dan ter plaatse is toegestaan, in elk geval met een hogere snelheid dan ter plaatse is gerechtvaardigd met het oog op een veilige verkeersafwikkeling en/of
-meerdere malen, althans eenmaal,(korte en/of heftige) stuurbewegingen naar rechts en links heeft gemaakt, waardoor de auto (telkens) naar rechts en links uitweek, en/of
-(uiteindelijk) een stuurbeweging naar links en naar rechts heeft gemaakt waardoor hij de macht over het stuur kwijt raakte en/of
-(vervolgens) op de linker wegghelft is terecht gekomen waardoor hij is gebotst tegen een andere (hem tegemoet komende) auto, waarin die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich bevonden,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel, te weten interne bloedingen in zijn buik en/of littekens op zijn oor en/of wenkbrauw ([slachtoffer 1]) en een gebroken arm en/of een hersenschudding ([slachtoffer 2]), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
2.
hij op of omstreeks 5 maart 2012 te Noordwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [aangever 1] van het leven te beroven, met dat opzet als bestuurder van een personenauto op een parkeerterreiin, het Kloosterplein, heeft gereden
-terwijl hij in aanmerkelijke mate onder invloed van alcoholhoudende drank verkeerde, en/of
-met een zeer hoge snelheid van ongeveer 60 kilometer per uur heeft gereden, althans met een hogere snelheid dan ter plaatse is toegestaan, in elk geval met een hogere snelheid dan ter plaatse is gerechtvaardigd met het oog op een veilige verkeersafwikkeling en/of
-terwijl die [aangever 1] de rijbaan aan het oversteken was, op die [aangever 1] is ingereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 5 maart 2012 te Noordwijk als bestuurder van een voertuig (personenauto van het merk Jaguar), daarmee rijdende op de weg, de Bronckhorststraat en/of op een parkeerterrein het Kloosterplein:
- met een zeer hoge snelheid van ongeveer 60 kilometer per uur heeft gereden, althans met een hogere snelheid dan ter plaatse is toegestaan, in elk geval met een hogere snelheid dan ter plaatse is gerechtvaardigd met het oog op een veilige verkeersafwikkeling en/of
- met onverminderde snelheid is doorgereden, terwijl een voetganger bezig was over te steken, althans aanstalten maakte om over te steken, terwijl hij verdachte in aanmerkelijke mate onder invloed van alcoholhoudende drank verkeerde,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
1
primair en het onder 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden als weergegeven in het vonnis waarvan beroep. Voorts is aan de verdachte ter zake van die feiten een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opgelegd voor de duur van 7 jaren, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds ingevorderd of ingehouden is geweest. Tevens is in eerste aanleg een beslissing genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen en het in beslag genomen voorwerp, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
2
jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals opgelegd in eerste aanleg.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Feit 1 primair
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzet, ook niet in de zin van voorwaardelijk opzet, heeft gehad op de dood van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. Op basis van het dossier zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting is niet komen vast te staan dat de verdachte de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] door zijn gedrag het leven zouden verliezen heeft aanvaard. Het hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat bovendien niet afdoende blijkt dat de verdachte de kans dat hij zelf het leven zou verliezen op de koop heeft toegenomen.
Derhalve acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Feit 2 primair
Naar het oordeel van het hof is evenmin wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder
2
primair is ten laste gelegde. Op basis van het dossier zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van het hof niet worden vastgesteld dat de verdachte op [aangever 1] is ingereden, zodat de verdachte ook van dit feit behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1
subsidiair.
hij op 5 maart 2012 te Noordwijkerhout als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, (Gooweg), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos,
-terwijl hij in aanmerkelijke mate onder invloed van alcoholhoudende drank verkeerde,
-met een hoge snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur heeft gereden, en
-meerdere malen korte en heftige stuurbewegingen naar rechts en links heeft gemaakt, waardoor de auto telkens naar rechts en links uitweek, en
-uiteindelijk een stuurbeweging naar links en naar rechts heeft gemaakt waardoor hij de macht over het stuur kwijt raakte en
-vervolgens op de linker weghelft is terecht gekomen waardoor hij is gebotst tegen een andere hem tegemoet komende auto, waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich bevonden,
waardoor een ander (genaamd
[slachtoffer 1]zwaar lichamelijk letsel werd
toegebracht, te weten interne bloedingen in zijn buik en
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2])zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
te weten een gebroken arm en een hersenschudding,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2
subsidiair.
hij op 5 maart 2012 te Noordwijk als bestuurder van een voertuig (personenauto van het merk Jaguar), daarmee rijdende op de weg, het Kloosterplein:
- heeft gereden met een hogere snelheid dan ter plaatse is gerechtvaardigd met het oog op een veilige verkeersafwikkeling en
- met onverminderde snelheid is doorgereden, terwijl een voetganger aanstalten maakte om over te steken, terwijl hij, verdachte, in aanmerkelijke mate onder invloed van alcoholhoudende drank verkeerde, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Bewijsoverweging
Feit 1 subsidiair - roekeloosheid
Op grond van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is het volgende komen vast te staan.
De verdachte reed met korte heftige stuurbewegingen met hoge snelheid (namelijk honderd kilometer per uur, terwijl er een maximumsnelheid van zestig kilometer per uur gold) slalommend van de linkerkant naar de rechterkant van de weg. Zijn passagier schreeuwde tegen hem dat ze te jong was om dood te gaan en dat ze eruit wilde, maar verdachte lachte erom en bleef op dezelfde wijze doorrijden. Uiteindelijk verloor hij de macht over het stuur en is hij – over de dubbele doorgetrokken streep die zich op het midden van het wegdek bevond - op de weghelft van het tegemoetkomend verkeer geraakt en daar met zijn auto frontaal tegen de auto van de slachtoffers gereden. Tevoren had de verdachte een behoorlijke hoeveelheid alcohol gedronken. Hij weigerde mee te werken aan een ademanalyse, maar had de avond tevoren naar eigen zeggen tenminste vijf bier gedronken en de volgende ochtend, voor het incident, twee bier en een glas wijn gedronken.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat de verdachte buitengewoon onvoorzichtig heeft gereden en daarbij welbewust en met ernstige gevolgen onaanvaardbare risico’s heeft genomen. Dientengevolge was er sprake van roekeloosheid in de zin van artikel 175, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Feit 2 subsidiair
De verdachte heeft, terwijl hij in aanmerkelijke mate onder invloed van alcoholhoudende drank verkeerde, een personenauto bestuurd en daarmee gereden op het Kloosterplein te Noordwijk. Hij is daar met onverminderde snelheid doorgereden, terwijl een voetganger aanstalten maakte om over te steken. Hoewel het Kloosterplein een doorgaande weg betreft, had de verdachte naar het oordeel van het hof gelet op de plaatselijke situatie zijn snelheid moeten aanpassen. Immers, aan weerszijden van de weg waarop de verdachte reed was een groot aantal parkeerplaatsen gelegen. Verdachte had rekening moeten houden met uitparkerende auto’s en voetgangers die tussen de auto’s vandaan tevoorschijn konden komen.
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte door zijn bovenomschreven gedrag gevaar op de weg veroorzaakt.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van deze wet, meermalen gepleegd.
Het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:

overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op 5 maart 2012 een personenauto bestuurd terwijl hij in aanmerkelijke mate onder invloed van alcohol verkeerde. Op het Kloosterplein te Noordwijk heeft hij gevaar veroorzaakt. Kort daarna heeft de verdachte in Noordwijkerhout door zijn roekeloze rijgedrag – op de wijze als bewezen verklaard – een verkeersongeval veroorzaakt, waardoor twee personen lichamelijk letsel hebben opgelopen. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen enkel verantwoordelijkheidsgevoel jegens zijn medeweggebruikers te hebben en de slachtoffers van de aanrijding veel leed bezorgd en de voetganger angst aangejaagd. Het is geenszins aan het handelen van de verdachte te danken dat fatale gevolgen zijn uitgebleven.
Bij de strafoplegging heeft het hof net als de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte weliswaar in Nederland een blanco strafblad heeft, maar in Polen reeds is veroordeeld ter zake van rijden onder invloed, waarbij hem onder meer een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van een jaar is opgelegd. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Voorts heeft het hof acht geslagen op het reclasseringsadvies d.d. 11 mei 2012, opgemaakt en onderstekend door S. Knibbe, reclasseringswerker, en
N. van der Wal, leidinggevende. Geadviseerd wordt om aan de verdachte in het geval van bewezenverklaring een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een behandelverplichting.
Alles overwegende is het hof van oordeel dat ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur in combinatie met een geheel onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Aan het voorwaardelijk gedeelte van de gevangenisstraf zal het hof de hierna te noemen bijzondere voorwaarden verbinden.
Daarnaast is het hof van oordeel dat ten aanzien van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde een geheel onvoorwaardelijke hechtenis van na te melden duur een geboden reactie vormt.
Vorderingen tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 15.282,36. Daarnaast is verzocht om vergoeding van de gemaakte proceskosten ad € 1.300,90 (bestaande uit € 401,50 aan reiskosten en € 899,40 aan kosten van rechtsbijstand).
Nu [slachtoffer 2] de oorspronkelijke vordering in hoger beroep niet heeft gehandhaafd, is haar vordering tot schadevergoeding in hoger beroep aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 2.000,00, plus de in eerste aanleg toegewezen proceskosten ad € 701,50.
[slachtoffer 1] heeft zich eveneens als benadeelde partij gevoegd in het onderhavige strafproces. Door hem is een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van
€ 10.615,12. Daarnaast is verzocht om vergoeding van kosten van rechtsbijstand ad € 661,16.
Nu [slachtoffer 1] de oorspronkelijke vordering in hoger beroep niet heeft gehandhaafd, is zijn vordering tot schadevergoeding in hoger beroep aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 2.019,08, plus de in eerste aanleg toegewezen proceskosten ad € 300,00.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering tot een bedrag van € 5.000,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering tot een bedrag van € 8.096,04, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot toewijzing van de gevorderde proceskosten ad € 680,24.
De vorderingen van de benadeelde partijen zijn namens de verdachte betwist. De raadsman van de verdachte heeft zich – overeenkomstig zijn aan het hof overgelegde pleitnotities – op het standpunt gesteld dat de vorderingen dienen te worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in die vorderingen. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft hij verwezen naar e-mailcorrespondentie tussen hem en een Poolse verzekeringsmaatschappij, waaruit zou blijken dat de verzekeringsmaatschappij zonder voorbehoud de aansprakelijkheid heeft erkend en reeds is overgegaan tot bevoorschotting op de uiteindelijk vast te stellen schade. Aan [slachtoffer 2] zou reeds een voorschot van € 10.000,00 zijn uitgekeerd. Aan [slachtoffer 1] zou reeds een voorschot van € 5.000,00 zijn uitgekeerd. Voor een aanvullende vergoeding door de verdachte is door deze omstandigheid volgens de raadsman geen plaats meer.
Het hof is van oordeel dat de door de raadsman geschetste situatie, gesteld dat hetgeen hij heeft gezegd ook klopt, niet in de weg staat aan (gedeeltelijke) toewijzing van de vorderingen. De omstandigheid dat een verzekerings-maatschappij aansprakelijkheid heeft erkend heft de aansprakelijkheid van de verdachte niet op. Bovendien is de geleden schade niet definitief vergoed door de verzekeringsmaatschappij; het betreft slechts (niet nader gespecificeerde) voorschotten, die naar hun aard voor terugvordering vatbaar zijn.
Met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 2] overweegt het hof dat het naar zijn oordeel aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het nog in hoger beroep aan de orde zijnde bedrag van € 2.000,00.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof met de rechtbank vooralsnog begroot op € 701,50, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 1] overweegt het hof dat [slachtoffer 1] naar het oordeel van het hof heeft aangetoond dat de gestelde materiële schade ad € 19,08 is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde. Dit gedeelte van de vordering zal derhalve worden toegewezen.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het nog in hoger beroep aan de orde zijnde bedrag van € 2.000,00.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof met de rechtbank vooralsnog begroot op € 300,00, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 2.000,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde aan [slachtoffer 2] is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2].
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 2.019,08 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde aan [slachtoffer 1] is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1].
Beslag
Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp zoals dit vermeld is onder 1 op de beslaglijst, te weten een blauwe personenauto van het merk Jaguar, volgens opgave van verdachte aan hemzelf toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde is begaan. Het hof zal daarom dit voorwerp verbeurd verklaren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 6, 175, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder
1
primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde zoals hiervoor overwogen heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (
zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (
twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat:

- de verdachte zich binnen vijf dagen nadat hij uit detentie is ontslagen bij GGZ reclassering Palier te Leiden, Witte Singel 8, 2311 BG Leiden zal melden en zich daarna gedurende de proeftijd bij de reclasseringsinstelling zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
- de verdachte zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van Forensische Poli Palier of een soortgelijke instelling, teneinde zich te laten behandelen voor zijn alcoholproblematiek en beïnvloedbaarheid, zolang die instelling dit noodzakelijk acht.
Verstrekt aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht om aan de verdachte
hulp en steunte verlenen bij de naleving van de voorwaarden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp zoals genoemd onder 1 op de beslaglijst, te weten: 1.00 STK Personenauto ONY8HL3, JAGUAR "bewijs" Kl:blauw.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde

Veroordeelt de verdachte tot hechtenis voor de duur van

1 (
één) week.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder
1
subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.000,00 (tweeduizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 701,50 (zevenhonderdéén euro en vijftig cent).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], een bedrag te betalen van
€ 2.000,00 (tweeduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder
1
subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.019,08 (tweeduizend negentien euro en acht cent) bestaande uit € 19,08 (negentien euro en acht cent) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 300,00 (driehonderd euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van
€ 2.019,08 (tweeduizend negentien euro en acht cent) bestaande uit € 19,08 (negentien euro en acht cent) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. H.C. Wiersinga,
mr. R.M. Bouritius en mr. R.C. Langeler, in bijzijn van de griffier mr. N. van der Velden.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 december 2013.
Mr. R.C. Langeler is buiten staat dit arrest te ondertekenen.