2.Beoordeling van het hoger beroep
1. Voor zover tegen de feiten geen grief is gericht gaat het hof uit van de feiten zoals deze in het bestreden vonnis zijn vastgesteld.
2. Door de vrouw wordt gevorderd: te vernietigen het vonnis op 24 januari 2013, door de rechtbank Den Haag tussen partijen gewezen, en opnieuw rechtdoende, de vorderingen van de vrouw, integraal toe te wijzen, en derhalve:
- de man te veroordelen om binnen een week na het ten deze te wijzen arrest een bedrag van € 3.000,- te betalen op de zogenaamde hypotheekrekening bij de ABN-AMRO bank
nr. [nummer], te vermeerderen met een eventueel door de ABN-AMRO bank ter zake van de debetstand op deze rekening opgelegde debetrente c.q. boete,
- de man te veroordelen binnen een week na het ten deze te wijzen arrest een bedrag van € 10.450,25 te betalen aan de vrouw, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf heden tot aan de voldoening,
- de man te verbieden om van de zogenaamde hypotheekrekening bij de ABN-AMRO bank nr. [nummer] contante opnamen te doen in de toekomst, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per keer, voor iedere keer dat de man zulks doet,
- de man te veroordelen binnen een week na het ten deze te wijzen arrest een bedrag van € 5.281,15 te betalen aan de vrouw, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf heden tot aan de voldoening,
- de man te veroordelen om binnen een week na het ten deze te wijzen arrest aan de vrouw over te leggen een door de notaris gewaarmerkt afschrift van de in juni / juli 2010 verleden hypotheekakte met betrekking tot de woning in Spanje, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat de man daarmede in gebreke blijft,
- de man te veroordelen om binnen een week na het ten deze te wijzen arrest aan de vrouw over te leggen een door de verkopende makelaar afgegeven verklaring betreffende de verkoopactiviteiten ten aanzien van de woning in Spanje, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat de man daarmede in gebreke blijft,
- met veroordeling van de man in de kosten van beide instanties.
3. Door de man wordt gevorderd: het vonnis van de voorzieningenrechter sub 4.1 en 4.2 te vernietigen en te bepalen dat deze vorderingen van de vrouw alsnog worden afgewezen en voor zover de vrouw al dwangsommen heeft geïncasseerd, deze bedragen aan de man te vergoeden.
4. Het hof begrijpt uit de toelichting op de grief dat de vrouw van mening is dat de man niet mag beschikken over de gelden die staan op de bankrekening [nummer]; het hof verwijst naar punt 19 van de memorie van grieven. De man heeft gesteld dat de hiervoor genoemde bankrekening een gezamenlijke rekening is van partijen waarvan beide partijen een bankpas hebben. Het hof overweegt als volgt. Gezien het feit dat de bankrekening [nummer] op beider naam staat zijn beide partijen bevoegd om over deze bankrekening te beschikken. Het feit dat beide partijen over de bankrekening kunnen beschikken laat onverlet de vraag wie van de partijen gerechtigd is tot het saldo van de rekening of wie van de partijen verplicht (draagplicht) is om een negatief saldo aan te vullen. De kort geding procedure leent zich er niet voor om vorenstaande vragen te beantwoorden nu het hof niet op een eenvoudige wijze kan vaststellen door welke feiten en omstandigheden het saldo al dan niet positief of negatief is ontstaan. Voor zover de vrouw aanvoert dat zij in eerste aanleg niet heeft kunnen reageren op stellingen van de man, is dat in hoger beroep hersteld. De grief treft geen doel.
5. Deze grief richt zich tegen rechtsoverweging 3.2 van het bestreden vonnis. Naar het oordeel van het hof heeft de vrouw aan deze grief in haar petitum geen vordering verbonden zodat het hof deze grief onbesproken zal laten. Voor zover de vrouw een verklaring van recht wenst te verkrijgen over de vraag of de man al dan niet onrechtmatig heeft gehandeld, is het hof van oordeel dat de onderhavige kort geding procedure zich hier eveneens niet voor leent.
6. Het hof begrijpt uit deze grief dat de vrouw het niet eens is met het oordeel van de voorzieningenrechter dat in kort geding de man niet veroordeeld kan worden tot afgifte van de akte. De man heeft gesteld dat hij de hypotheekakte al aan de vrouw heeft verstrekt. Het hof overweegt als volgt. Het hof is met de voorzieningenrechter van oordeel dat de kort geding procedure niet kan voorzien in de mogelijkheid te onderzoeken of de man al dan niet in verzuim is met betrekking tot het verstrekken van de hypotheekakte, nu bewijslevering in kort geding niet aan de orde is. De grief treft geen doel.
7. Deze grief komt naar het hof begrijpt er op neer dat de man in de visie van de vrouw in de proceskosten dient te worden veroordeeld omdat de vrouw door zijn (niet)handelen wordt gedwongen om te procederen. De voorzieningenrechter heeft gezien de relatie tussen partijen naar het oordeel van het hof de kosten tussen partijen kunnen compenseren als gedaan.
Grief 1 Incidenteel appel
8. De man stelt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat partijen mede-eigenaar zijn van de woning te [plaatsnaam] Spanje. De man is alleen eigenaar van de hiervoor vermelde woning en op grond daarvan behoeft hij aan de vrouw geen informatie te verstrekken met betrekking tot de verkoop van de woning.
9. Door de vrouw wordt de stelling van de man niet bestreden dat hij alleen eigenaar is van de woning te[plaatsnaam] te Spanje.
10. Het hof overweegt als volgt. Gezien het feit dat de man alleen eigenaar is van de woning in [plaatsnaam] Spanje is er geen rechtsgrond aanwezig op grond waarvan hij aan de vrouw inlichtingen dient te verstrekken omtrent de verkoop van de hiervoor vermelde woning.
Gedeeltelijke vernietiging
11. Het vorenstaande brengt mee dat het bestreden vonnis moet worden vernietigd voor zover de man is veroordeeld om binnen een maand na betekening van dit vonnis aan de vrouw over te leggen een door de verkopende makelaar afgegeven verklaring omtrent de verkoopactiviteiten ten aanzien van de bij de man en de vrouw gezamenlijk in eigendom zijnde woning in [plaatsnaam] Spanje, dit op straffen van een dwangsom van € 250, - voor iedere dag dat de man daarmee in gebreke blijft, dit tot een maximum van € 5.000, -.
12. Gezien het feit dat er sprake is van ex-echtgenoten acht het hof het evenals de rechtbank redelijk en billijk om ook de proceskosten in hoger beroep tussen partijen te compenseren.