2.Beoordeling van het hoger beroep
1. Voor zover tegen de feiten geen grief is gericht gaat het hof uit van de feiten zoals deze in het bestreden vonnis en in het tussen[vonnis] van 2 februari 2011 onder 2.1 tot en met 2.11 zijn vastgesteld.
2. Door de man wordt gevorderd:
Dat het aan het hof mag behagen gedeeltelijk te vernietigen het vonnis op 24 augustus 2011 door de rechtbank ’s-Gravenhage tussen partijen gewezen voor zover de rechtbank heeft beslist:
dat de panden [pand A] te[plaatsnaam], [pand B] te [plaatsnaam] en [pand C] te [plaatsnaam] aan de man worden toebedeeld onder de voorwaarde dat hij binnen twee maanden na het vonnis van 24 augustus 2011 aantoont de financiering van deze panden te hebben rond gekregen en opnieuw rechtdoende, te bepalen dat de panden onvoorwaardelijk aan de man worden toebedeeld;
dat de rekening van de CAM aan de man wordt toebedeeld onder de verplichting de vrouw een bedrag van € 3.658,78 te betalen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de vrouw de man een nader aan te geven bedrag verschuldigd is nu zij het embargo dat op deze rekening rustte heeft omzeild en daarmee de man heeft benadeeld;
dat de man in de gelegenheid wordt gesteld een verklaring van de CAM over te leggen waarin wordt toegelicht wat er met het bedrag van € 47.500,- is gebeurd en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de vrouw met behulp van de CAM bank dient aan te tonen wat er met het bedrag van € 47.500,- is gebeurd nu de rekening ten tijde van de transacties op naam van de vrouw stonden;
dat aan de (het hof voegt toe) aan de man toe te scheiden Mercedes Benz een waarde moet worden toegekend van € 4.000,- en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de waarde € 2.000,- bedraagt en de vrouw dus een bedrag van € 1.000,- toekomt;
dat de man de helft van de schuld aan het Nederlands Bureau voor Motorrijtuigverzekeraars van € 1.142,02 aan de vrouw dient te betalen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat deze schuld geheel voor rekening van de vrouw komt, nu zij zonder de man daarover te informeren de verzekering heeft opgezegd en de man daarmee in een positie heeft geplaatst dat hij onverzekerd heeft rondgereden.
3. Door de vrouw is gevorderd:
het vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage van 24 augustus 2011, gewezen tussen partijen te vernietigen en opnieuw rechtdoende: de huur c.q. beleggingspanden aan de [pand A] en [pand B] te [plaatsnaam] en [pand C] te [plaatsnaam] met de aan deze panden verbonden hypothecaire leningen toe te scheiden aan de vrouw danwel in het kader van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden aan de vrouw toe te delen, met verrekening van de overbedeling met de andere verdelingsbeslissingen als nog nader te doen;
de woning [naam] te Spanje niet aan de man toe te delen voor een waarde van € 213.127,60 maar ter zake te beslissen dat deze woning dient te worden getaxeerd door drie makelaars/taxateurs als nader op te geven;
de man te veroordelen om binnen twee weken na het ten deze te wijzen arrest, volledige inzage te geven door middel van originele en ongecensureerde stukken in de financiële positie van partijen op 26 augustus 2006 en voorts volledig inzage te geven door middel van originele en ongecensureerde stukken en ter zake ook rekening en verantwoording af te leggen ter zake van de zo genaamde hypotheekrekening, bankrekening [nummer] te geven, over de periode vanaf 26 augustus 2006 tot en met heden, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag voor iedere dag dat hij daarmede in gebreke blijft;
de man te veroordelen om binnen twee weken na het ten deze te wijzen arrest het door de bank op naam van de vrouw afgegeven bankpasje (rekening [nummer]) af te geven, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag voor iedere dag dat hij daarmee in gebreke blijft;
met veroordeling van de man in de kosten van deze procedure, zowel in het principale als in het incidentele appel.
4. De man vindt het vonnis van de rechtbank onbegrijpelijk met betrekking tot de beleggingspanden. Het hof begrijpt uit de toelichting op grief 1 onder meer dat de man het niet eens is met de termijn die de rechtbank aan de man heeft gegeven om zijn financiering rond te krijgen. Voorts heeft de man gesteld dat een bank in het algemeen geen absolute financieringstoezeggingen doet alvorens vaststaat hoe de eindafrekening er tussen de ex-echtelieden uit ziet. De man verwijst voorts naar een brief van de ABN AMRO van 2 september 2010 waarin is vermeld dat de bank bereid is de financieringsaanvraag van de man met een positief advies bij het kredietcomité voor te leggen.
5. Door de vrouw wordt verweer gevoerd tegen de vordering van de man zoals verwoord in zijn eerste grief. Door de vrouw wordt onder punt 5 van de memorie van antwoord de vraag gesteld waarom de man niet een positief financieringsbericht in het geding heeft gebracht. De vrouw is van mening dat het er voor moet worden gehouden dat de man geen financiering krijgt voor de beleggingspanden. De man is volgens de vrouw 67 jaar oud en ontvangt slechts een verevend ouderdomspensioen en een AOW-uitkering.
6. Het hof overweegt als volgt. De beleggingspanden behoren partijen – die met uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen waren gehuwd - in (vrije) mede-eigendom toe. Ieder van de partijen kan als deelgenoot in beginsel de verdeling van een gemeenschappelijk goed vorderen. De rechter heeft bij de verdeling van een gemeenschap een grote mate van vrijheid. De rechter dient daarbij onder meer rekening te houden met de belangen van partijen. De rechtbank heeft de man na het vonnis van 24 augustus 2011 een termijn van twee maanden gegeven om zijn financiering van de verkrijging van de onverdeelde helft van deze gemeenschap rond te krijgen. Het hof acht deze termijn onder de gegeven omstandigheden redelijk. Ook in appel heeft de man geen enkel stuk van een bank of andere financieringsinstelling in het geding gebracht waaruit volgt dat de man de financiering van de beleggingspanden rond zal krijgen. Het hof is van oordeel dat de rechtbank de belangen van beide partijen op een goede wijze tegen elkaar heeft afgewogen en de rechtbank op goede gronden tot zijn oordeel is gekomen. De grief treft geen doel. Het overige dat de man in zijn toelichting heeft gesteld behoeft geen verdere bespreking aangezien dit niet relevant is voor het onderhavige oordeel.
7. Gezien het hof hiervoor heeft overwogen behoeft grief 1 van het incidentele appel van de vrouw geen verdere bespreking aangezien de vrouw daarbij geen belang meer heeft.
8. Niet bestreden is dat het saldo op de rekening bij CAM Bank op de peildatum bedroeg de somma van € 7.317,55. Aangezien het saldo aan de man is toegedeeld dient de man aan de vrouw te voldoen de somma van € 3.658,78. In de toelichting op de grief stelt de man dat de vrouw een bedrag van € 47.500,- van deze bankrekening heeft verduisterd. De man wenst dat de vrouw informatie dient te verstrekken met betrekking tot de transacties bij de CAM Bank en de Fortis Bank, althans een accountantsonderzoek te gelasten. Door de vrouw wordt gesteld dat de man het bedrag van € 47.500,- heeft verduisterd.
9. Het hof overweegt als volgt. Voor de vaststelling van de omvang van het te verrekenen vermogen is in beginsel relevant het saldo van de rekening op de peildatum. Het saldo op de peildatum staat tussen partijen vast, namelijk € 7.317,55. Op grond van artikel 1:83 BW verschaffen de echtgenoten elkaar desgevraagd inlichtingen over het door hen gevoerde bestuur alsmede over de stand van hun goederen en schulden. Op basis van deze wettelijke bepaling zijn de echtgenoten echter niet verplicht om rekening en verantwoording af te leggen. Het hof neemt voorts nog in aanmerking dat partijen een periodiek verrekenbeding zijn overeengekomen. Art.1:138 lid 1 BW bepaalt dat de ene echtgenoot aan de andere geen verantwoording schuldig is over het bestuur van zijn goederen. Als de vrouw rekeninghoudster was van de rekening was zij bevoegd om over deze rekening te beschikken. Van verduistering kan derhalve geen sprake zijn. Voor zover de man betoogt dat er sprake zou zijn geweest van wanbestuur (verduistering/verspilling van goederen) door de vrouw, dan had de man opheffing van de wederzijdse verplichting tot verrekening op de voet van art.1:139 BW moeten vorderen. De grief treft geen doel en het hof acht een accountantsonderzoek niet noodzakelijk aangezien de vrouw bevoegd was om over de rekening te beschikken. De vrouw is enkel gehouden tot opgave van het te verrekenen vermogen.
10. De man is het niet eens met de waarde die de rechtbank heeft toegekend aan de Mercedes. De man is van mening dat de waarde van de Mercedes € 4.750,- is, indien deze auto schadevrij zou zijn. De waarde met schade is slechts € 2.000,-.
11. De vrouw heeft tegen de grief van de man verweer gevoerd. Zij heeft onder meer gesteld dat de man ook in appel niet heeft uitgelegd waaruit de schade van de auto bestaat.
12. Het hof overweegt als volgt. Door de man is in de Spaanse taal een factuur in het geding gebracht gedateerd 23 april 2009. Het hof kan met de rechtbank niet vaststellen waaruit de schade bestaat. Ook in appel heeft de man geen nadere toelichting gegeven met betrekking tot de schade en of de schade na de peildatum is ontstaan. De grief treft geen doel.
Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekeraars
13. De man is het er niet mee eens dat hij de helft van de schuld van € 2.284,04 moet betalen met betrekking tot het Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekeraars. De auto stond op naam van de vrouw en de vrouw diende de premies te voldoen. De man was er niet van op de hoogte dat de vrouw de verzekering van de auto had beëindigd.
14. Door de vrouw wordt niet ontkend dat de man niet op de hoogte was van de beëindiging van de verzekering van de auto. De man heeft volgens de vrouw het ongeluk veroorzaakt onder invloed van drank. De man zou eigenlijk de gehele schuld voor zijn rekening moet nemen.
15. Het hof overweegt als volgt. Vast staat dat de schade is veroorzaakt door de man in de huwelijkse periode en wel in een periode dat partijen aan het overwegen waren om te gaan scheiden. Voor beide partijen was er sprake van een turbulente periode in hun leven. Gezien de aard van de schade is het hof van oordeel dat de schade door beide echtgenoten ieder voor een gelijk aandeel moet worden gedragen. De grief van de man treft geen doel.
Woning “[naam]” in [plaatsnaam] te Spanje
16. De vrouw vraagt in haar petitum om de woning niet aan de man toe te delen voor een waarde van € 213.127,60 maar ter zake te beslissen dat deze woning dient te worden getaxeerd door drie makelaars.
17. De man stelt in zijn memorie van antwoord in incidenteel appel dat de huidige situatie rond het perceel hem niet bekend is. Enige maanden geleden heeft de Spaanse hypotheekbank hem bericht dat het pand geveild zou worden wegens forse achterstanden in de hypotheekbetalingen en bij de belastingdienst. De man verzoekt de vordering van de vrouw af te wijzen.
18. Het hof overweegt als volgt. Uit artikel 1 van de overeenkomst van huwelijkse voorwaarden van partijen volgt dat tussen de echtgenoten geen enkele gemeenschap van goederen zal bestaan. Uit de dagvaarding van de vrouw volgt dat de woning op naam staat van de man. Dat blijkt ook uit de in eerste aanleg door de man als productie 11 overgelegde (vertaalde) koopovereenkomst. De woning behoort derhalve tot het vermogen van de man. De rechtbank heeft ten onrechte de woning aan de man toegedeeld aangezien hij (goederenrechtelijk) al eigenaar is. Het hof begrijpt uit de stellingen van partijen dat de woning wel tot het te verrekenen vermogen behoort. In het kader van vaststelling van de verrekenvordering is relevant de waarde van het goed op de peildatum zijnde 26 augustus 2006. Het hof verwijst naar de inleidende dagvaarding van de vrouw onder punt 3 alsmede naar het vonnis van 2 februari 2011 rechtsoverweging 4.2. De grief van de vrouw treft doel. Naar het oordeel van het hof dient de waarde van het goed per 26 augustus 2006 te worden vastgesteld. Nu er geen grief is gericht tegen het feit dat ook de hypothecaire geldlening met betrekking tot dit goed in de verrekening moet worden betrokken dient de hypotheekschuld met betrekking tot dit goed en wel per 26 augustus 2006 eveneens in de verrekening te worden betrokken. Indien er per die datum een positief verschil is tussen de waarde van het goed en de hypothecaire geldlening dient het verschil in de verrekening te worden betrokken. Door zowel de man als de vrouw moet een taxateur worden aangewezen. Deze taxateurs wijzen gezamenlijk een derde taxateur aan. Deze drie taxateurs stellen voor beide partijen bindend de waarde vast van de hierboven vermelde onroerende zaak per de meervermelde peildatum van 26 augustus 2006. Indien één van de partijen niet zijn medewerking verleent aan de benoeming van een taxateur kan de andere partij de waarde van de hiervoor vermelde woning door één taxateur laten vaststellen.
Rekening en verantwoording
19. Het hof begrijpt uit grief 3 van de incidentele vordering van de vrouw dat de man rekening en verantwoording moet afleggen over het verloop van de hypotheekrekening [nummer] vanaf 26 augustus 2006 tot en met heden.
20. De man stelt dat de vrouw als mederekeninghouder van de betreffende hypotheekrekening volledige inzage van de bank kan eisen ten aanzien van het verloop van de rekening.
21. Het hof overweegt als volgt. Indien de vrouw mede rekeninghouder is – zij is hoofdelijk verbonden voor de onderhavige hypothecaire schuld - , is zij zelf in staat om bij de bank een overzicht op te vragen van het verloop van de rekening en heeft zij geen belang bij haar vordering. Indien de man alleen de rekeninghouder en schuldenaar is met betrekking tot die lening heeft de vrouw er eveneens geen belang bij aangezien de schuld haar dan niet aangaat.
22. Gezien het feit dat er sprake is van ex-echtgenoten dienen de proceskosten tussen partijen te worden gecompenseerd en wel in die zin dat ieder der partijen zijn eigen proceskosten draagt.
Gedeeltelijke vernietiging
23. Het bestreden vonnis moet worden vernietigd voor zover de woning “[naam]” in [plaatsnaam] te Spanje aan de man is toegedeeld voor een waarde van € 213.127,60.