In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de waarde van een garagebox is vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Westland. De garagebox, gelegen aan [a-straat 1] te [Z], werd per 1 januari 2011 gewaardeerd op € 26.000, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelasting voor het jaar 2012. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze beschikking, maar de Inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de mondelinge behandeling op 28 oktober 2013 heeft de Inspecteur zijn standpunt verdedigd, terwijl belanghebbende niet ter zitting aanwezig was. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de waarde van de garagebox correct was vastgesteld, waarbij de Inspecteur aannemelijk had gemaakt dat de waarde niet te hoog was. Belanghebbende stelde dat de waarde te hoog was, onder andere vanwege de aanwezigheid van asbest, maar het Hof oordeelde dat deze stelling niet aannemelijk was gemaakt.
Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij het de argumenten van de rechtbank overnam. Het Hof concludeerde dat de waarde van de garagebox op de waardepeildatum niet te hoog was vastgesteld en dat de aanslag terecht was opgelegd. De beslissing van het Hof werd op 9 december 2013 openbaar uitgesproken, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.