ECLI:NL:GHDHA:2013:4663

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2013
Publicatiedatum
10 december 2013
Zaaknummer
200.110.311-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenveroordeling in auteursrechtelijke zaak tussen STR Collectie en Harechair B.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van STR Collectie tegen Harechair B.V. inzake een proceskostenveroordeling in een auteursrechtelijke kwestie. Het Gerechtshof Den Haag heeft op 26 november 2013 uitspraak gedaan. STR, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.A.J. Zomer, heeft in eerste aanleg een proceskostenvergoeding van € 11.781,25 aan Harechair, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.J. Gravendeel, moeten betalen. STR heeft in hoger beroep betoogd dat dit bedrag te hoog is en heeft gevorderd dat Harechair het teveel betaalde bedrag terugbetaalt.

Het hof heeft in zijn arrest geoordeeld dat de grieven van STR grotendeels falen, maar dat de grief betreffende de proceskostenveroordeling in eerste aanleg gedeeltelijk slaagt. Het hof heeft vastgesteld dat de proceskostenvergoeding voor de eerste aanleg moet worden verlaagd naar € 9.389,29. Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat STR de proceskosten van het hoger beroep moet dragen, die zijn begroot op € 4.505,94. Het hof heeft ook geoordeeld dat Harechair geen aanspraak kan maken op vergoeding van BTW en dat de proceskostenveroordeling in eerste aanleg moet worden aangepast.

Het hof heeft verder geoordeeld dat Harechair moet terugbetalen wat STR te veel heeft betaald, vermeerderd met wettelijke rente. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, maar er is geen verzoek gedaan om een uitvoerbaar bij voorraad-verklaring. Het arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling civiel recht
Zaaknummer : 200.110.311/01
Rolnummer Rechtbank : 406938/HA ZA 11-2640

arrest van 26 november 2013

inzake

[appellant],

h.o.d.n.
STR Collectie,
wonende te Sprang-Capelle,
appellant,
hierna te noemen: STR,
advocaat: mr. R.A.J. Zomer te Oosterhout,
tegen

HARECHAIR B.V.,gevestigd te Eemnes,

geïntimeerde,
hierna te noemen: Harechair,
advocaat: mr. L.J. Gravendeel te Hilversum.

Verder verloop van het geding

Voor het verloop van het geding tot aan het arrest van 17 september 2013 verwijst het hof naar dat arrest. Daarbij is STR in de gelegenheid gesteld bij akte te reageren op de door Harechair bij memorie van antwoord overgelegde begroting van haar proceskosten in hoger beroep.
STR heeft op 1 oktober 2013 en Harechair op 29 oktober 2013 een akte genomen.
Arrest is bepaald op heden.

Verdere beoordeling van het beroep

1.
In de rov. 17 en 19 van voornoemd tussenarrest is het hof tot het oordeel gekomen dat de grieven 1 tot en met 10 van STR falen, respectievelijk niet tot vernietiging van het bestreden vonnis kunnen leiden. In de rov. 20-22 heeft het hof grief 11, betreffende de proceskostenveroordeling in eerste aanleg, beoordeeld en geconcludeerd dat die grief slaagt voor zover een hoger bedrag aan proceskosten is toegewezen dan € 9.389,29.
2.
In rov. 23 heeft het hof met betrekking tot de proceskosten in hoger beroep overwogen dat STR deze dient te dragen, maar nog mag reageren op de bij memorie van antwoord door Harechair overgelegde specificatie, die (voor wat betreft het honorarium en kantoorkosten) uitkomt op € 4.872,60 inclusief BTW. Wel heeft het hof reeds beslist dat Harechair geen aanspraak kan maken op vergoeding van BTW.
3.
In haar akte maakt STR melding van een tweetal posten vermeld op de specificatie bij de door Harechair overgelegde factuur, te weten: “Overig – verzenden aan het hof” en “overig – declaratie e.d. (18 min.)”. Vervolgens wijst STR erop dat op de factuur zelf aanvullend wordt gedeclareerd: “pro memorie 1 uur rolbehandeling na indiening memorie van antwoord”, voor een bedrag van € 256,52. Tegen deze laatste post maakt STR bezwaar, op de grond dat er sinds de memorie van antwoord slechts één rolhandeling is geweest, te weten het vragen van arrest. Deze rolhandeling kan volgens STR nooit een uur werk hebben gekost en moet onder “overig” worden begrepen.
4.
Onder 7 van haar akte – het hof begrijpt dat de eerste alinea onder 7 thuishoort in alinea 8 – voert Harechair hiertegen aan dat in de periode tussen de indiening van de memorie van antwoord en het wijzen van het tussenarrest wekelijks het electronisch roljournaal voor deze zaak (en andere zaken) is bekeken, dat dit wordt geagendeerd en gecommuniceerd aan de cliënt, dat het in deze zaak gaat om 24 controlemomenten en dat hiervoor pro memorie een uur is doorbelast. Volgens Harechair is het wekelijks bekijken van het roljournaal nodig omdat er wekelijks mutaties kunnen optreden.
5.
Het hof acht het, althans in dit geval, niet redelijk en evenredig om – naast een opslag voor kantoorkosten – een uur honorarium in rekening te brengen voor het wekelijks raadplegen van het roljournaal. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat het gaat om de periode tussen het nemen van de memorie van antwoord en arrest. De gebruikelijke rolhandelingen in die periode zijn: beraad partijen voor het vragen van akte, pleidooi of arrest, en indien arrest wordt gevraagd, dagbepaling voor arrest. De onderhavige zaak wijkt daarvan niet af, zij het dat de zaak voor beraad één keer is aangehouden. Om die reden acht het hof de aanspraak op vergoeding van de tijd gemoeid met 24 controles van het roljournaal niet redelijk en evenredig. Het hof zal rekening houden met drie rolhandelingen. Blijkens de specificatie hanteert de advocaat van Harechair een gemiddeld uurtarief van € 201,- (zonder kantooropslag en BTW). Voor elke rolhandeling is dus 2,5 minuut begroot. Drie rolhandelingen komt dan neer op 7,5 x € 3,35 = € 25,-.
6.
Andere bezwaren dan het zojuist besproken bezwaar heeft STR niet gemaakt.
Het hof gaat voorbij aan de in de akte van Harechair geuite bezwaren tegen de beslissing van het hof, in rov. 22 van het tussenarrest, over grief 11 van STR betreffende de hoogte van de proceskostenvergoeding voor de eerste aanleg. Voor de uitleg die Harechair nu geeft aan de post “bestudering van gedragsregel 18” geldt dat zij daarmee te laat is. Het betreft immers een bezwaar dat STR bij memorie van grieven had aangevoerd. Harechair had daar dan ook bij memorie van antwoord op moeten reageren. Voor de post BTW geldt dat Harechair ook nu niet aanvoert dat zij de BTW niet kan verrekenen.
7.
Het voorgaande brengt, tezamen met hetgeen in het tussenarrest is overwogen, mee dat het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd, behoudens voor wat betreft de hoogte van de vergoeding voor in eerste aanleg gemaakte proceskosten, dat STR zal worden veroordeeld om terzake aan Harechair te betalen een bedrag van € 9.389,29 plus wettelijke rente, dat STR zal worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep en dat deze tot aan de datum van het arrest zullen worden begroot op € 3.839,94 aan honorarium c.a., vermeerderd met het door Harechair betaalde griffierecht ad € 666,- dat niet in de specificatie is begrepen. Onder 151 van haar memorie van antwoord maakt Harechair daarnaast aanspraak op de nakosten en wettelijke rente. De (nog te maken) nakosten zijn begrepen in de proceskostenveroordeling, die daarvoor een executoriale titel geeft – HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2013: BL1116. Ingevolge artikel 237, derde lid Rv blijft de vaststelling van de proceskosten door het hof in dit arrest beperkt tot de vóór de uitspraak gemaakte kosten. De wettelijke rente zal worden toegewezen als in het dictum vermeld. Uitvoerbaar bij voorraad-verklaring is niet gevorderd.
8.
STR heeft in haar appeldagvaarding gevorderd de terugbetaling van hetgeen zij ingevolge het bestreden vonnis (het hof begrijpt: te veel) heeft betaald aan Harechair. Nu uit het voorgaande blijkt dat STR aan proceskosten voor de eerste aanleg niet
€ 11.781,25 dient te voldoen, maar € 9.389,29, zal Harechair worden veroordeeld om het eventueel te veel betaalde, vermeerderd met wettelijke rente, terug te betalen.

Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover STR daarbij is veroordeeld tot betaling van € 11.781,25, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis, en in zoverre opnieuw recht doende:
veroordeelt STR in de proceskosten van de eerste aanleg, aan de zijde van Harechair begroot op € 9.389,29, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis waarvan beroep tot aan de dag van voldoening;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
veroordeelt Harechair om aan STR terug te betalen hetgeen STR ter uitvoering van het vonnis waarvan beroep te veel mocht hebben betaald, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van betaling tot aan de dag van terugbetaling;
veroordeelt STR in de proceskosten van het hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Harechair begroot op € 4.505,94, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 na betekening van dit arrest tot aan de dag van voldoening.
Dit arrest is gewezen door mrs. T.H. Tanja-van den Broek, A.D. Kiers-Becking en
S.J. Schaafsma, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 november 2013 in aanwezigheid van de griffier.