Uitspraak
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak d.d. 9 september 2013
[X] te [Z], belanghebbende,
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting, opgelegd door de gemeente Den Haag. De naheffingsaanslag werd opgelegd op 5 juli 2012, toen de auto van belanghebbende geparkeerd stond zonder dat de verschuldigde parkeerbelasting was voldaan. De rechtbank Den Haag had eerder op 23 januari 2013 in deze zaak uitspraak gedaan, waartegen belanghebbende in hoger beroep ging. De mondelinge behandeling vond plaats op 26 augustus 2013, waarbij de Inspecteur aanwezig was, maar belanghebbende niet. De griffier had belanghebbende tijdig uitgenodigd voor de zitting, maar hij was niet verschenen.
Het Gerechtshof Den Haag oordeelde dat aan degene die een auto parkeert, gelegenheid moet worden geboden om de parkeerbelasting te voldoen. De handelingen om te betalen moeten direct na het parkeren beginnen en zonder onderbreking plaatsvinden. De parkeercontroleur had vastgesteld dat er geen parkeerkaartje aanwezig was en dat de transponder in de auto niet was aangemeld bij Parkline. Belanghebbende stelde dat hij naar een parkeerautomaat was gelopen om het nummer van de parkeerzone te achterhalen, maar het Hof hechtte meer geloof aan de verklaring van de parkeercontroleur.
Het Hof concludeerde dat er geen handelingen waren waargenomen die duiden op het betalen van de belasting op het moment van controle. De Inspecteur had geen beleid dat een bepaalde tijd voor betaling voorschreef, en belanghebbende kon zich hier niet op beroepen. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verwierp het hoger beroep, waarmee de naheffingsaanslag terecht was opgelegd.