ECLI:NL:GHDHA:2013:4629

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 augustus 2013
Publicatiedatum
5 december 2013
Zaaknummer
BK 12-00891
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep inzake onroerendezaakbelasting en waardering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 augustus 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Hellevoetsluis. Het hoger beroep betreft de waardering van een onroerende zaak, gelegen aan [a-straat 1] te [Q], en de daaruit voortvloeiende aanslagen onroerendezaakbelasting voor de jaren 2010, 2011 en 2012. De rechtbank Dordrecht had eerder op 4 december 2012 uitspraak gedaan in deze kwestie, waarbij het beroep van belanghebbende deels niet-ontvankelijk werd verklaard en deels ongegrond.

Belanghebbende stelde dat de Inspecteur de waarde van het object voor de belastingjaren te laag had vastgesteld, en vorderde een hogere waardering van € 73.000. De Inspecteur daarentegen concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep, stellende dat er geen procesbelang was, aangezien de door belanghebbende voorgestane waarde hoger was dan de door de Inspecteur vastgestelde waarde van € 46.000.

Het Hof oordeelde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was, omdat belanghebbende geen procesbelang had. De waarde die door de Inspecteur was vastgesteld, was lager dan de door belanghebbende gevorderde waarde, en het Hof concludeerde dat de uitspraken van de rechtbank en de Inspecteur in stand bleven. Tevens werd het verzoek van belanghebbende om schadevergoeding afgewezen, omdat niet was voldaan aan de wettelijke voorwaarden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-12/00891

Uitspraak d.d. 27 augustus 2013

in het geding tussen:

[X] te [Z], belanghebbende,

en
de heffingsambtenaar van de gemeente Hellevoetsluis, de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 4 december 2012, nummer AWB 12/667, betreffende de hierna vermelde beschikkingen en aanslagen.

Beschikkingen, aanslagen, bezwaar en geding in eerste aanleg

Aanslagnummer [aanslagnummer 1]
1.1.1. Bij beschikking als bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) is de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te [Q] (hierna: het object), vastgesteld op € 394.000 per 1 januari 2009. Deze beschikking geldt voor het kalenderjaar 2010.
1.1.2. Aan belanghebbende is voor het jaar 2010, wegens het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van het object, een aanslag opgelegd in de onroerendezaakbelasting van de gemeente Hellevoetsluis naar een heffingsmaatstaf van € 394.000.
1.1.3. Het aanslagbiljet waaruit van de vorenvermelde beschikking en aanslag blijkt, is gedagtekend 26 februari 2010.
1.1.4. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij twee in een geschrift, gedagtekend 25 mei 2011, vervatte uitspraken heeft de Inspecteur het bezwaar gegrond verklaard, de waarde nader vastgesteld op € 46.000 en de aanslag verminderd.
Aanslagnummer [aanslagnummer 2]
1.2.1. Bij beschikking als bedoeld in artikel 22 van de Wet WOZ is de waarde van het object vastgesteld op € 394.000 per 1 januari 2010. Deze beschikking geldt voor het kalenderjaar 2011.
1.2.2. Aan belanghebbende is voor het jaar 2011, wegens het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van het object, een aanslag opgelegd in de onroerendezaakbelasting van de gemeente Hellevoetsluis naar een heffingsmaatstaf van € 394.000.
1.2.3. Het aanslagbiljet waaruit van de vorenvermelde beschikking en aanslag blijkt, is gedagtekend 28 februari 2011.
1.2.4. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij twee in een geschrift, gedagtekend 25 mei 2011, vervatte uitspraken heeft de Inspecteur het bezwaar gegrond verklaard, de waarde nader vastgesteld op € 46.000 en de aanslag verminderd.
Aanslagnummer [aanslagnummer 3]
1.3.1. Bij beschikking als bedoeld in artikel 22 van de Wet WOZ is de waarde van het object (opnieuw) vastgesteld op € 46.000 per 1 januari 2010. Deze beschikking geldt voor het kalenderjaar 2011.
1.3.2. Aan belanghebbende is voor het jaar 2011, wegens het gebruiken, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht van het object, een aanslag opgelegd in de onroerendezaakbelasting van de gemeente Hellevoetsluis naar een heffingsmaatstaf van € 46.000.
1.3.3. Het aanslagbiljet waaruit van de vorenvermelde beschikking en aanslag blijkt, is gedagtekend 30 november 2011.
1.3.4. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij twee in een geschrift, gedagtekend 17 februari 2012, vervatte uitspraken heeft de Inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard.
Aanslagnummer [aanslagnummer 4]
1.4.1. Bij beschikking als bedoeld in artikel 22 van de Wet WOZ is de waarde van het object, vastgesteld op € 46.000 per 1 januari 2011. Deze beschikking geldt voor het kalenderjaar 2012.
1.4.2. Aan belanghebbende is voor het jaar 2012, wegens het gebruiken, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht van het object, een aanslag opgelegd in de onroerendezaakbelasting van de gemeente Hellevoetsluis naar een heffingsmaatstaf van € 46.000.
1.4.3. Het aanslagbiljet waaruit van de vorenvermelde beschikking en aanslag blijkt, is gedagtekend 29 februari 2012.
1.4.4. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij twee in een geschrift, gedagtekend 27 maart 2012, vervatte uitspraken heeft de Inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard.
Met betrekking tot alle aanslagnummers
1.5.1. Belanghebbende heeft bij brief van 13 april 2012 tegen de hiervoor vermelde uitspraken van de Inspecteur beroep bij de rechtbank ingesteld. Een griffierecht is geheven van € 42.
1.5.2. De rechtbank heeft
- het beroep voor zover gericht tegen de uitspraken op bezwaar van 25 mei 2011 (aanslagnummers [aanslagnummer 1] en [aanslagnummer 2]) en 17 februari 2012 ([aanslagnummer 3]) niet-ontvankelijk verklaard;
- het beroep voor zover gericht tegen de uitspraak op bezwaar van 27 maart 2012 ongegrond verklaard;
- het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Een griffierecht is geheven van € 115. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. De belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De Inspecteur heeft een conclusie van dupliek ingediend.
2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 15 juli 2013, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, in hoger beroep het volgende komen vast te staan:
3.
Belanghebbende is bij het begin van de onderwerpelijke belastingjaren gebruiker en genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van het object.

Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

4.1. In geschil is of de Inspecteur de waarde van het object voor elk van de onderwerpelijke kalenderjaren met € 46.000 te laag heeft vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt de vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend.
4.2. Voor de standpunten van partijen en de gronden waar zij op steunen, verwijst het Hof naar de gedingstukken.

Conclusies van partijen

5.1. Het hoger beroep van belanghebbende strekt in alle gevallen tot vaststelling van de waarde van het object op € 73.000.
5.2. De Inspecteur concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep.

Beoordeling van het hoger beroep

7.1. Belanghebbende heeft betoogd dat hij van de Inspecteur geen uitspraak heeft gehad op zijn bezwaar tegen de beschikking en de aanslag voor het jaar 2010 (aanslagnummer [aanslagnummer 1]). Het Hof begrijpt dit betoog, in samenhang met het overigens in hoger beroep door belanghebbende gestelde, aldus dat hij van mening is dat de desbetreffende uitspraken van de Inspecteur een dragende motivering ontberen en onvoldoende ingaan op de inhoud van het bezwaar, zodat de Inspecteur het bezwaar betreffende 2010 niet naar behoren heeft afgehandeld. Hieraan verbindt belanghebbende de conclusie dat die uitspraken op bezwaar niet zijn aan te merken als uitspraken waartegen het rechtsmiddel van beroep openstaat, dat daartegen geen beroep aanhangig is en dat de andere zaken niet kunnen worden behandeld alvorens het bezwaar betreffende het jaar 2010 correct is afgehandeld. Dit betoog vindt geen steun in het recht zodat het moet worden verworpen.
7.2. De Inspecteur heeft de waarde van het object, bij beschikking of bij uitspraak op bezwaar, voor elk van de onderwerpelijke kalenderjaren vastgesteld op € 46.000.
7.3. Belanghebbende staat, naar in hoger beroep is gebleken, voor elk van de kalenderjaren een waarde van € 73.000 voor.
7.4. De door belanghebbende voorgestane waarde is hoger dan de waarde die de Inspecteur voor elk van de kalenderjaren heeft vastgesteld. Het rechtsmiddel van hoger beroep bij het gerechtshof is slechts gegeven om de rechter te laten beoordelen of de waarde van het object op de onderscheidene waardepeildata en de daarmee samenhangende aanslagen in de onroerendezaakbelastingen op lagere bedragen dienen te worden gesteld. Te dezen moet dan ook worden geoordeeld dat in zoverre een procesbelang bij het hoger beroep ontbreekt.
7.5. Uit het vorenoverwogene volgt dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. De uitspraak van de rechtbank en de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur blijven in stand.
7.6. Het verzoek van belanghebbende om de Inspecteur te veroordelen tot vergoeding van door belanghebbende geleden schade kan niet worden gehonoreerd, reeds omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarde van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht dat het beroep gegrond is.

Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.

Beslissing

Het Gerechtshof verklaart belanghebbende niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. H.A.J. Kroon, J.J.I. Verburg en M.C.M. van Dijk, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.W. Otto. De beslissing is op 27 augustus 2013 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1.
Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2.
Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
-
- de naam en het adres van de indiener;
-
- de dagtekening;
-
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
-
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.