In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X], tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam over de vastgestelde WOZ-waarde van zijn vrijstaande woning aan [a-straat 1] te [Z]. De waarde was vastgesteld op € 364.000 per 1 januari 2010, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelasting voor het jaar 2011. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze beschikking, maar de Inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Rotterdam bevestigde de beslissing van de Inspecteur, waarop belanghebbende in hoger beroep ging bij het Gerechtshof Den Haag.
Tijdens de mondelinge behandeling op 15 juli 2013 werd het geschil besproken. Belanghebbende betwistte de hoogte van de vastgestelde waarde en stelde dat deze te hoog was. De Inspecteur verdedigde de vaststelling met een taxatierapport dat de waarde op € 365.000 had vastgesteld. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur voldoende onderbouwing had geleverd voor de vastgestelde waarde, onder andere door vergelijkingen met andere woningen in de omgeving.
Het Hof concludeerde dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het beroep van belanghebbende ongegrond was. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de proceskosten af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 27 augustus 2013.