Uitspraak
- op 3 juli 2012 nogmaals het beroepschrift, ditmaal met bijlagen.
- op 27 juli 2012 een brief van diezelfde datum met bijlagen.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden tussen een man en een vrouw na hun echtscheiding. De man heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag, waarin zijn verzoek tot verdeling van de gezamenlijke goederen en nadere afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden was afgewezen. De man verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en de vrouw te verplichten tot het afleggen van rekening en verantwoording over haar vermogen, met name over het verloop van haar bankrekeningen in de periode van 1 januari 2002 tot en met 1 maart 2009. De vrouw bestrijdt dit verzoek en stelt dat er al verrekend is op basis van een vaststellingsovereenkomst die op 24 oktober 2007 is getekend. De vrouw verzoekt in incidenteel appel om de man te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 38.212,-, vermeerderd met wettelijke rente.
Het hof overweegt dat de man onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn verzoeken en dat de vaststellingsovereenkomst in stand is gebleven, waardoor de man geen recht heeft op de gevraagde informatie. Het hof wijst het verzoek van de man tot rekening en verantwoording af, omdat hij niet kan aantonen dat hij recht heeft op de gevraagde gegevens. De vrouw heeft ook niet voldoende bewijs geleverd voor haar verzoek tot betaling van het bedrag van € 38.212,-. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking en wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af. De uitspraak is gedaan op 13 november 2013.