ECLI:NL:GHDHA:2013:4595

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2013
Publicatiedatum
4 december 2013
Zaaknummer
22-001819-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging in Den Haag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1976, werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling van twee benadeelde partijen en openlijke geweldpleging. De feiten vonden plaats op 4 december 2011 in 's-Gravenhage, waar de verdachte en zijn medeverdachten betrokken waren bij een vechtpartij. De verdachte heeft samen met anderen de benadeelde partijen, die onder invloed van alcohol waren, meermalen geslagen en geschopt terwijl zij op de grond lagen. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, maar sprak hem vrij van het primair ten laste gelegde. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden. Het hof overwoog dat de verdachte en zijn medeverdachten op disproportionele wijze geweld hadden gebruikt, wat leidde tot letsel bij de slachtoffers. De vorderingen van de benadeelde partijen tot schadevergoeding werden niet-ontvankelijk verklaard, met de bepaling dat deze vorderingen bij de burgerlijke rechter konden worden ingediend. Het hof baseerde zijn beslissing op de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een eerder strafblad voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-001819-12
Parketnummer: 09-925911-11
Datum uitspraak: 29 oktober 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 29 maart 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1976,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
15 oktober 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het subsidiair, eerste en tweede cumulatief/alternatief, ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van honderdentwee dagen met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen en zijn schadevergoedingsmaatregelen opgelegd als vermeld in het vonnis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 04 december 2011 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], van het leven te beroven, met dat opzet (meermalen)
- in het gezicht en/of op het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of
- die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] op de grond heeft geduwd en/of gegooid en/of
- in het gezicht en/of op het hoofd en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, terwijl die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] op de grond lag(en) en/of
- ( met kracht en/of met een geschoeide voet en/of met de hak van een geschoeide voet) tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, terwijl die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] op de grond lag(en), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezen-verklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 04 december 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (meermalen)
- in het gezicht en/of op het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of
- die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] op de grond heeft geduwd en/of gegooid en/of
- in het gezicht en/of op het hoofd en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, terwijl die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] op de grond lag(en) en/of
- ( met kracht en/of met een geschoeide voet en/of met de hak van een geschoeide voet) tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, terwijl die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] op de grond lag(en), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 04 december 2011 te 's-Gravenhage met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de Gedempte Gracht, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], welk geweld bestond uit het (meermalen)
- in het gezicht en/of op het hoofd slaan en/of stompen en/of
- die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] op de grond duwen en/of gooien en/of
- in het gezicht en/of op het hoofd en/of tegen het lichaam slaan en/of stompen, terwijl die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] op de grond lag(en) en/of
- ( met kracht en/of met een geschoeide voet en/of met de hak van een geschoeide voet) tegen het hoofd en/of het lichaam schoppen en/of trappen, terwijl die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] op de grond lag(en).
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan –overeen-komstig de vordering van de advocaat-generaal- behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair, eerste en tweede cumulatief/alternatief, ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 04 december 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen
-
die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]in het gezicht heeft geslagen en gestompt en
- die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] op de grond heeft geduwd en
- in het gezicht en/of op het hoofd en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, terwijl die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] op de grond lagen en
- met kracht en met een geschoeide voet tegen het hoofd en het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, terwijl die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] op de grond lagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
hij op 04 december 2011 te 's-Gravenhage met anderen, op de openbare weg, te weten de Gedempte Gracht, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2], welk geweld bestond uit het meermalen
- in het gezicht slaan en stompen en
- die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] op de grond duwen en gooien en
- in het gezicht en/of op het hoofd en/of tegen het lichaam slaan en/of stompen, terwijl die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] op de grond lag(en) en
- met kracht en met een geschoeide voet tegen het hoofd en het lichaam schoppen en/of trappen, terwijl die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] op de grond lagen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman overeenkomstig zijn overgelegde pleitnota aangevoerd dat cliënt dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep gaat het hof bij zijn oordeel van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 4 december 2011 omstreeks 04.15 uur verlaten twee groepen Grillroom Luxor. De ene groep omvat de verdachte, en medeverdachten, te weten [medeverdachte] en zijn vriendin [verdachte] en getuige [getuige] . De andere groep bestaat uit de latere aangevers [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , alsmede de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] .
[benadeelde partij 1] bevindt zich, kennelijk onder invloed van alcohol en onvast ter been, dichtbij de andere groep als uit die groep iemand naar hem roept: “Doorlopen”. [benadeelde partij 1] heft op dat moment zijn hand op en loopt tussen [medeverdachte] en [verdachte] door.
Nadat [benadeelde partij 1] zijn hand heeft opgeheven, loopt de verdachte op hem af, slaat hem in het gezicht en geeft hem een duw waarop hij, [benadeelde partij 1], komt te vallen.
Wanneer aangever op de grond ligt, wordt hij geschopt door de verdachte en medeverdachte [medeverdachte]. Als [benadeelde partij 2] dichterbij komt wordt hij geslagen c.q. gestompt en geschopt door de medeverdachte [medeverdachte] , ook als hij, [benadeelde partij 2] , op de grond is gevallen. Vervolgens wisselt de medeverdachte [medeverdachte] af met verdachte in het schoppen van beide aangevers terwijl zij op de grond liggen.
Getuige [getuige 4] , een portier van Grillroom Luxor, komt op het kabaal af en probeert de betrokkenen bij de vechtpartij te scheiden.
De politie komt vervolgens ter plaatse en verdachte en zijn medeverdachten worden door [getuige 4] aangewezen als degenen die geweld hadden uitgeoefend. Verdachte en zijn medeverdachten zijn daarop aangehouden.
Na het voorval is [benadeelde partij 1] op 4 december 2011 onder andere wegens trauma aan het hoofd ter observatie opgenomen in het ziekenhuis. In het ziekenhuis is een “weke delen zwelling frontaal” geconstateerd. Op 12 december 2011 is [benadeelde partij 1] door zijn huisarts onderzocht. Geconstateerd werd: beperkingen in de beweeglijkheid van de nek, alle bewegingen van de nek zijn zeer pijnlijk, forse hematomen onder de ogen, wazig zien, de mond kan niet volledig geopend, diverse pijnlijke plekken in de nek en over de ribben.
[benadeelde partij 2] heeft een bloedneus en zwellingen op zijn hoofd.
Bij de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] is geen letsel waargenomen. Medeverdachte [medeverdachte] heeft aangegeven dat zij een gebroken nagel had.
De raadsman heeft betoogd dat zich in de stukken geen separaat bewijsmiddel bevindt voor wat betreft het tenlastegelegde onderdeel “geschoeide voet”, reden waarom reeds vrijspraak op dit onderdeel dient te volgen.
Het hof overweegt hieromtrent dat aangever [benadeelde partij 2] expliciet over een geschoeide voet verklaart en overigens dat het een feit van algemene bekendheid is dat mensen geschoeid de publieke ruimte plegen te betreden en dat dit eens temeer geldt gelet op het seizoen waarin het gebeurde plaatsvond, te weten in de winter. Noch verdachte noch zijn medeverdachten hebben verklaard dat zij blootsvoets liepen.
Voorwaardelijk opzet
Naar het oordeel van het hof is door verdachte en zijn medeverdachten welbewust meermalen met geschoeide voet tegen het hoofd van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] geschopt terwijl zij, [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2], op de grond lagen. Ook is door hen tegen het lichaam van [benadeelde partij 1] geschopt.
Het hoofd is het meest kwetsbare deel van het lichaam en in het lichaam bevinden zich alle vitale delen.
Het doelbewust meermaals slaan en schoppen met geschoeide voeten tegen het hoofd en het lichaam – alwaar vitale lichaamsdelen aanwezig zijn – is naar de uiterlijke verschijningsvorm zó zeer gericht op een bepaald gevolg, te weten het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan dan dat verdachte en zijn medeverdachten de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] ook hebben aanvaard. Verdachte en zijn medeverdachten hebben dan ook minst genomen voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2].
Ook indien zou worden aangenomen dat verdachte (tevens) andere beweegredenen had - volgens verdachte: zelfverdediging op enig moment- doet dit aan het voorgaande niet af.
Gelet op het bovenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met zijn medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en aan openlijke geweldpleging jegens [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2].
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het subsidiair, eerste en tweede cumulatief/alternatief, bewezen verklaarde levert op:

De eendaadse samenloop van

poging tot zware mishandeling

en

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde en de verdachte
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman overeenkomstig zijn pleitnota aangevoerd dat zijn cliënt heeft gehandeld uit noodweer(exces).
In aanvulling op zijn pleitnota voert de raadsman aan dat [benadeelde partij 1] de aanval opende en doorzette en dat [benadeelde partij 2] ook sloeg en dat derhalve sprake is van een groot gedeelte van eigen schuld van [benadeelde partij 1].
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof stelt voorop dat voor een geslaagd beroep op noodweer vereist is dat er sprake is van een aanranding, die ogenblikkelijk en wederrechtelijk is en gericht is tegen eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed, waarbij het doel van de verdediging noodzakelijk en het verdedigingsmiddel geboden moet zijn.
Naar het oordeel van het hof zijn in het dossier onvoldoende aanknopingspunten voorhanden die de lezing van de verdachte omtrent de toedracht van het incident ondersteunen.
Het hof gaat daarbij uit van het volgende.
Verdachte [verdachte] heeft bij de rechter-commissaris, ter terechtzitting in eerste aanleg alsook ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de aanleiding van de schermutseling is geweest dat [benadeelde partij 1] haar bij de borst(en) heeft aangeraakt waarna verdachte die [benadeelde partij 1] heeft geduwd, [benadeelde partij 1] op de grond viel en er een vechtpartij ontstond.
Die lezing van het gebeurde wijkt echter af van hetgeen zij direct na het gebeurde tegen de politie heeft verklaard, te weten dat de man (het hof begrijpt: [benadeelde partij 1]) wankelde, tegen haar aanstootte en volgens haar zijn hand op haar borst wilde leggen. Die eerste verklaring van medeverdachte [medeverdachte] acht het hof het meest authentiek temeer daar de medeverdachten in hun verklaringen tegenover de politie kort na het gebeurde ook niet spreken over het aan de borst van [verdachte] pakken door [benadeelde partij 1]. Ook verdachte verklaart dan immers eerst dat volgens hem de man wilde gaan slaan en dat het toen uit de hand is gelopen. Pas later komt ook hij met de verklaring dat zijn zus bij haar borst is aangeraakt. Medeverdachte [medeverdachte] heeft eveneens direct na het gebeurde niet verklaard dat verdachte bij de borst is gepakt. Dat betekent dat een beroep op noodweer voor zover het ziet op de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van [verdachte] niet kan slagen.
Voor zover het beroep op noodweer (mede) steunt op de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] bij de politie en herhaald ter terechtzitting in hoger beroep dat één van de mannen uit de andere groep heeft gezegd: “ik ga je schieten” en “ga dat ding halen”, reden waarom hij terecht de vrees mocht koesteren dat hij zou worden belaagd, is het hof van oordeel dat deze verklaring van de medeverdachte kort na het gebeurde geen steun vindt in de verklaringen van verdachte en medeverdachte [verdachte] nu deze voor zover zij daar al over verklaren dat pas veel later doen. Naar het oordeel van het hof is er dus geen steun voor de verklaring van de medeverdachte op dit punt en kan het beroep op noodweer niet slagen. Dit geldt tevens voor hetgeen is betoogd ter zake van het vermeende teruglopen door [benadeelde partij 1], dat wil zeggen nadat deze van de grond was opgestaan na de eerste confrontatie, op de verdachte en zijn medeverdachten af, nu voor die situatie immers ook heeft te gelden dat niet reeds uit het feit dat [benadeelde partij 1] op hen toeliep – voor zover dat al is gebeurd – volgt dat een ogenblikkelijk wederrechtelijke aanranding zou volgen waartegen zij zich mochten verdedigen.
Uit het dossier blijkt dat de verdachten een confrontatie met [benadeelde partij 1] niet uit de weg zijn gegaan, maar dat zij bewust de confrontatie hebben gezocht, waardoor er een vechtpartij is ontstaan. Er was dus ook om die reden geen sprake van een noodzakelijke verdediging van haar lijf c.q. eerbaarheid. Zij heeft zich immers zelf in de situatie gebracht, en heeft tevens aan de agressie bijgedragen.
Ook als aannemelijk zou zijn dat [benadeelde partij 1] als eerste zijn hand/vuist heeft opgeheven om te slaan, dan rechtvaardigt dan rechtvaardigt dit onder de gegeven omstandigheden, waaronder het feit dat aangever kennelijk onder invleod van alcohol verkeerde nog niet de gewelddadige reacties van de verdachte en de medeverdachten daarop, waardoor aan de verdachte een geslaagd beroep op noodweer niet toekomt.
Van enig overig uitgeoefend geweld in de richting van verdachten is niet gebleken.
Het hof acht dan ook niet aannemelijk geworden dat er sprake was van een noodweersituatie als bedoeld in artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht.
Nu het hof niet aannemelijk geworden acht dat er sprake was van een noodweersituatie als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, kan reeds daarom evenmin sprake zijn van noodweerexces als bedoeld in het tweede lid van dat artikel.
Daaruit volgt dat het verweer strekkende tot ontslag van alle rechtsvervolging wegens noodweer(exces) dient te worden verworpen.
Ook overigens zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het subsidiair, eerste en tweede cumulatief/alternatief, ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van honderdentwee dagen met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich met zijn mededaders schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en openlijke geweldpleging jegens het slachtoffer [benadeelde partij 2].
De slachtoffers hebben door het handelen van de verdachte en zijn mededaders letsel opgelopen en pijn ondervonden. Dankzij het optreden van omstanders is erger voorkomen. De verdachte en zijn mededaders hebben op dispro-portionele en agressieve wijze gehandeld en daarmee in ernstige mate inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van hun slachtoffers. Door voornoemd geweld in het openbaar te plegen hebben de verdachte en zijn mededaders de gevoelens van onveiligheid in de samenleving als geheel en bij de ooggetuigen van dit incident in het bijzonder vergroot. Het hof rekent dit de verdachte en zijn mededaders aan.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de omstandig-heid dat de verdachte de instigator van het incident is geweest.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 september 2003, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk feit.
Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Voorts heeft het hof acht geslagen op het reclasse-ringsadvies d.d. 2 maart 2012, betreffende verdachte, opgemaakt door R. Warring, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland te Rotterdam.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vorderingen tot schadevergoeding
1.
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 4.315,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 4.315,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.000,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij ter zake van het primair en subsidiair bewezen verklaarde een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
2.
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.650,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 2.650,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 100,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij ter zake van het primair en subsidiair bewezen verklaarde een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 55, 57, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair, eerste en tweede cumu-latief/alternatief, ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] in zijn vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in zijn vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is gewezen door mr. A.M.P. Gaakeer, mr. M.J.J. van den Honert en mr. A.W.M. Bijloos,
in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 oktober 2013.
Mr. A.W.M. Bijloos is buiten staat dit arrest te ondertekenen.