ECLI:NL:GHDHA:2013:4589

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2013
Publicatiedatum
4 december 2013
Zaaknummer
22-005559-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval en rijden onder invloed met alcohol: hoger beroep tegen vonnis van de politierechter

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Dordrecht. De verdachte, geboren in 1987, werd beschuldigd van het verlaten van de plaats van een verkeersongeval en het rijden onder invloed van alcohol. Op 20 mei 2012 veroorzaakte de verdachte een verkeersongeval in Sliedrecht en verliet hij de plaats van het ongeval, terwijl hij wist dat er schade was toegebracht aan anderen. Tevens bleek uit een ademtest dat hij onder invloed van alcohol was, met een gehalte van 530 microgram per liter uitgeademde lucht.

In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 72 uren, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een zwaardere straf, waaronder een taakstraf van 100 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden. Het hof oordeelde dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard kon worden in de vervolging voor het verlaten van de plaats van het ongeval, maar dat de bewezenverklaring van het rijden onder invloed standhield.

Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had eerder al een veroordeling voor rijden onder invloed, wat meegewogen werd in de strafmaat. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte vrijsprak van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005559-12
Parketnummer: 11-193427-12
Datum uitspraak: 28 oktober 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Dordrecht van 20 november 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboortejaar] op [geboorteplaats] 1987,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 14 oktober 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 72 uren, subsidiair 36 dagen vervangende hechtenis, waarvan 20 uren, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Ter zake van het onder 2 ten laste gelegde is de verdachte voorts veroordeeld tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 mei 2012 te Sliedrecht als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op De Baanhoek, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan (een) ander(en) (te weten [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] ) letsel en/of schade was toegebracht;
2.
hij op of omstreeks 20 mei 2012 te Sliedrecht als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 530 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van de verdachte
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep – overeenkomstig haar overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitaantekeningen - betoogd dat het openbaar ministerie ter zake van het onder 1 ten laste gelegde niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van de verdachte. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd – kort samengevat – dat de verdachte  doordat hij binnen een uur na het ongeval door de politie werd aangehouden - geen reële mogelijkheid heeft gehad om zich binnen 12 uur vrijwillig bij de politie te melden als bedoeld in artikel 184 Wegenverkeerswet 1994, waardoor hij geen redelijke kans heeft gehad om strafvervolging voor het onder 1 ten laste gelegde feit te voorkomen.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
Ingevolge artikel 184 van de Wegenverkeerswet 1994 is strafvervolging tegen degene die de plaats van een ongeval heeft verlaten terwijl hij betrokken is bij dat verkeersongeval of dat verkeersongeval heeft veroorzaakt uitgesloten, indien deze binnen 12 uren na het verkeersongeval
envóórdat hij als verdachte is aangehouden of verhoord, vrijwillig van het ongeval kennis geeft aan een opsporingsambtenaar en daarbij zijn identiteit en, voor zover hij een motorrijtuig bestuurde, tevens de identiteit van dat motorrijtuig bekend maakt.
Het hof leidt uit het dossier af dat het ongeval heeft plaatsgevonden omstreeks 06.05 uur en dat de verdachte is aangehouden omstreeks 07.15 uur. Het hof stelt op grond daarvan vast dat de verdachte - vóórdat hij als verdachte werd aangehouden - de tijd heeft gehad om zich te melden bij de politie, doch daar geen gebruik van heeft gemaakt.
De aan het verweer ten grondslag liggende stelling van de raadsvrouw dat “er een minimale tijd aan de veroorzaker van een ongeval moet worden geboden om zich vrijwillig te melden”, volgt niet uit het bepaalde in artikel 184 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het hof ziet derhalve geen reden om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging, noch om de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, zoals subsidiair door de verdediging is bepleit.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 20 mei 2012 te Sliedrecht als bestuurder van een motorrijtuig door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op De Baanhoek, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist aan anderen (te weten [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] ) schade was toegebracht;
2.
hij op 20 mei 2012 te Sliedrecht als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 530 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:

Overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft primair gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 72 uren, subsidiair 36 dagen vervangende hechtenis, waarvan 20 uren, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en dat de verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde voorts zal worden veroordeeld tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft subsidiair gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, en dat de verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde voorts zal worden veroordeeld tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsook op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een auto bestuurd terwijl hij onder invloed van alcohol was. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het verlaten van de plaats van een door hem veroorzaakt verkeersongeval. De verdachte heeft daardoor blijk gegeven van miskenning van zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer. Hij heeft door zijn handelen de verkeersveiligheid in gevaar gebracht.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 september 2013, waaruit blijkt dat de verdachte, die ten tijde van de bewezen verklaarde feiten pas 24 jaar oud was, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor rijden onder invloed. Daarbij is hem een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opgelegd. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur in combinatie met een deels voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Het hof ontkomt gelet op de eerdere veroordeling niet aan het opleggen van een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. Mede gelet op hetgeen in hoger beroep is gesteld met betrekking tot de mogelijke gevolgen van een op te leggen straf voor het dienstverband van de verdachte, komt het hof echter tot een lager onvoorwaardelijk deel van de ontzegging van de rijbevoegdheid dan de rechtbank aan verdachte had opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. A.A. Schuering, mr. M.J. de Haan-Boerdijk en mr. M.I. Veldt-Foglia, in bijzijn van de griffier mr. H. Biemond.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 oktober 2013.
Mr. M.I. Veldt-Foglia is buiten staat dit arrest te ondertekenen.