ECLI:NL:GHDHA:2013:4586

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 november 2013
Publicatiedatum
4 december 2013
Zaaknummer
22-001218-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk aanwezig hebben van hennep en witwassen van geldbedrag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep en het witwassen van een geldbedrag van € 5.000,-, dat afkomstig zou zijn uit een misdrijf. De feiten vonden plaats op 22 december 2011 te Nootdorp, waar de verdachte in de kofferbak van een gehuurde auto een doos met ongeveer 2000 gram hennep en het geldbedrag in contanten aantrof. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 weken. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet en zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. De verdachte had niet overtuigend aangetoond dat het geldbedrag een legale herkomst had, waardoor het hof het vermoeden van illegale herkomst handhaafde. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact van verdovende middelen op de volksgezondheid.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001218-13
Parketnummer: 09-650106-11
Datum uitspraak: 13 november 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 5 maart 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1984,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 30 oktober 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
1
en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Voorts zijn beslissingen genomen omtrent de in beslag genomen voorwerpen als nader in het vonnis waarvan beroep is omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 december 2011 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 2000 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 22 december 2011, te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag (van 5.000,- euro), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van dit geldbedrag gebruik heeft gemaakt, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt en tot een andere strafoplegging zal beslissen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 22 december 2011 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van 2000 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op 22 december 2011, te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, een voorwerp, te weten een geldbedrag (van 5.000,- euro) voorhanden heeft gehad, terwijl hij wistdat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep is door en namens de verdachte bepleit dat de verdachte behoort te worden vrijgesproken van het hem onder 2 ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd – verkort en zakelijk weergegeven – dat het geldbedrag van € 5.000,-- niet uit misdrijf afkomstig was, maar dat dit bedrag deel uitmaakte van een totaalbedrag van € 6.500,-- welk bedrag de verdachte had geleend van een persoon met wie hij via via in contact was gekomen. Volgens de verdachte was degene die hem de lening had verstrekt ‘geen prettig persoon’. De verdachte verklaarde dat het geld was bedoeld voor de inrichting van de babykamer en de aanschaf van babyspullen voor zijn te vroeg geboren dochter en dat hij er al € 1.500,-- van had uitgegeven, onder andere voor de huur van een personenauto waarbij hij is aangehouden. Volgens de verdachte had de geldschieter hem plotseling voor de keuze gesteld om òfwel het gehele geleende bedrag ad
€ 6.500,-- terug te betalen, òfwel voor de geldschieter hennep op te halen en ergens naar toe te brengen. Omdat hij niet in staat was het gehele geleende bedrag terug te betalen had hij zich genoodzaakt gezien het laatste te doen.
Het hof overweegt als volgt en stelt op grond van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 22 december 2011 werd in de kofferbak van een door de verdachte gehuurde Audi te Nootdorp een doos met daarin twee kilo hennep aangetroffen. Tijdens de doorzoeking van de auto werd onder de vloermat van de bijrijdersstoel een bedrag van € 5.000,-- in vijf stapels van elk tien biljetten van € 100,-- aangetroffen. In totaal werden onder de verdachte acht mobiele telefoons in beslag genomen.
Het hof stelt voorop dat het – verborgen onder een vloermat in een huurauto - voorhanden hebben van een geldbedrag van vijf stapels van elk tien biljetten van € 100,--, in combinatie met het voorhanden hebben van twee kilo hennep – waarvan de marktwaarde, blijkens het relaasproces-verbaal nr. PL1583 2011269503-23 d.d. 23 december 2011, destijds ongeveer € 14.000,-- bedroeg - op zichzelf in beginsel de conclusie rechtvaardigt dat het betreffende geldbedrag van misdrijf afkomstig is, nu het voor de hand ligt dit geldbedrag in verband te brengen met de in dezelfde auto aangetroffen (illegale) hoeveelheid hennep.
Van de verdachte mag daarom worden verwacht dat hij de door hem gestelde legale herkomst van het geld met aannemelijke verklaringen onderbouwt. Anders dan de verdediging stelt, is de verdachte daarin niet geslaagd. Het hof acht de door de verdachte gegeven verklaring omtrent de herkomst van het geld niet geloofwaardig en overweegt daartoe als volgt. De verklaring van de verdachte dat hij geld had geleend van een onbekende derde, door wie hij vervolgens werd gedwongen de wiet op te halen, wordt door niets ondersteund en is ook overigens onvoldoende aannemelijk geworden.
Het voorgaande leidt het hof tot de conclusie dat het vermoeden van de illegale herkomst van het geldbedrag, zoals ontleend aan de omstandigheden waaronder dat bij de verdachte is aangetroffen – te weten in de vorm van biljetten van € 100,--, verborgen onder een vloermat van een huurauto èn in combinatie met twee kilo hennep - niet is ontkracht door de verklaringen van de verdachte. Naar het oordeel van het hof kan derhalve worden aangenomen dat het geldbedrag – onmiddellijk of middellijk – uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte hiervan op de hoogte was.
Het onder 2 ten laste gelegde is derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen als deze een bedreiging vormen voor de volksgezondheid en dat het gebruik ervan in veel gevallen leidt tot verslaving daaraan. Bovendien vindt een groot deel van de criminaliteit direct of indirect zijn oorsprong in het gebruik van verdovende middelen zoals hennep. Het bezit daarvan dient derhalve te worden tegengegaan.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen door het voorhanden hebben van een uit misdrijf afkomstig geldbedrag. Witwassen vormt een ernstige aantasting van de integriteit van het financieel-economisch bestel.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 oktober 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Daarnaast acht het hof het passend en geboden, teneinde de verdachte te bewegen om zich in de toekomst te onthouden van het plegen van strafbare feiten, om een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur op te leggen.
In beslag genomen voorwerpen
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het in beslag genomen geldbedrag van € 5.000,-- zal worden verbeurd verklaard.
Het hof beslist ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen als volgt.
Ten aanzien van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag, zoals dit vermeld is onder 1 (een geldbedrag van € 5.000,--) op de in kopie bij dit arrest gevoegde lijst van in beslag genomen voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zal het hof de verbeurdverklaring gelasten, nu dit een geldbedrag is met betrekking waartoe het onder 2 bewezen verklaarde is begaan. Het hof heeft hierbij de draagkracht van verdachte betrokken, maar nu daaromtrent geen betrouwbare gegevens zijn ingebracht, geen aanleiding gezien verbeurdverklaring achterwege te laten.
Ten aanzien van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals deze vermeld zijn onder 2 (een telefoon van het merk Blackberry) en 3 (een telefoon van het merk Samsung) op de in kopie bij dit arrest gevoegde lijst van in beslag genomen voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zal het hof de verbeurdverklaring gelasten, nu deze voorwerpen zijn met behulp waarvan het onder 1 bewezen verklaarde is begaan of voorbereid. Het hof heeft hierbij de draagkracht van verdachte betrokken, maar nu daaromtrent geen betrouwbare gegevens zijn ingebracht, geen aanleiding gezien verbeurdverklaring achterwege te laten.
Ten aanzien van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals deze vermeld zijn onder 4 tot en met 9 (twee telefoons van het merk Samsung en vier telefoons van het merk Nokia) op de in kopie bij dit arrest gevoegde lijst van in beslag genomen voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1.
een geldbedrag van € 5.000,--.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
2.
een telefoon van het merk Blackberry, en
3.
een telefoon van het merk Samsung.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
4.
een telefoon van het merk Samsung;
5.
een telefoon van het merk Nokia;
6.
een telefoon van het merk Nokia;
7.
een telefoon van het merk Nokia;
8.
een telefoon van het merk Nokia, en
9.
een telefoon van het merk Samsung.
Dit arrest is gewezen door mr. A. Kuijer, mr. H. van den Heuvel en mr. M.C.R. Derkx, in bijzijn van de griffier mr. N.R. Achterberg.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 november 2013.