2.hij op 17 juni 2012 te Delft met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sleutel, toebehorende aan Hotel Grand Canal.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere overweging met betrekking tot feit 1
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw bepleit dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, primair nu het dactyloscopisch onderzoek niet voldoet aan de regelen der kunst en zodoende niet redengevend kan zijn voor het bewijs en subsidiair nu het enkele aantreffen van een vingerafdruk van verdachte onvoldoende is voor een bewezenverklaring, een en ander zoals nader toegelicht in de door haar overgelegde pleitnotities.
Het hof overweegt omtrent het primaire verweer als volgt.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof het volgende vast.
Op 11 november 2011 wordt door [benadeelde partij 1] aangifte gedaan van diefstal uit zijn woning gelegen aan de [adres], gepleegd op 9 november 2011 tussen 17.30 uur en 19.00 uur.
Blijkens het proces-verbaal Sporenonderzoek d.d. 15 november 2011 met nr. PL15J1 2011237657-2 is op 11 november 2011 door [ambtenaar 1], buitengewoon opsporingsambtenaar van politie, 1e Lijns Forensisch Technisch Onderzoek bureau forensische onderzoeken politie Haaglanden en [ambtenaar 2], buitengewoon opsporingsambtenaar van politie, Bureau Forensische Opsporing politie Haaglanden, een forensisch onderzoek naar sporen verricht aan de [adres].
Tegen de voorgevel van het pand stond een stalen stellage in verband met verfwerkzaamheden. De betreffende woning van aangever bevond zich op de 1e etage aan de voorzijde van het pand. Door de verbalisanten is vanaf de stellage het dactyspoor dat op het linker raam was achtergelaten door de dader, gefotografeerd en veiliggesteld. Het betreffende dactyloscopisch spoor was gezet in verse aangebrachte groene verf.
Vervolgens zijn de genoemde sporen/sporendragers omschreven, gewaarmerkt en op de daartoe geëigende wijze veiliggesteld en voor nader onderzoek aangeboden aan de daartoe bestemde deskundigen onder vermelding van AADD7931NL.
Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 maart 2012 nr. PL15J1 2011237657-16 opgemaakt door M.F. den Besten, werkzaam als senior deskundige forensische opsporing (dactyloscopisch) bij Bureau Forensische Opsporing van politie Haaglanden, blijkt dat Den Besten op 30 maart 2012 het dactyloscopisch spoor SVO AADD7931NL vergeleken heeft met het dactyloscopisch signalement van de verdachte en dat daaruit is gebleken dat het spoor SVO AADD7931NL identiek is aan de afdruk van de linker duim (biometrienummer 310000929478) van de verdachte.
Naar het oordeel van het hof dienen bovenomschreven handelingen te worden aangemerkt als een technisch onderzoek, hetgeen geen inschakeling van een deskundige in de zin van artikel 51k Wetboek van Strafvordering vereist. Voorts is het hof van oordeel dat het technisch onderzoek voldoet aan de daarvoor geldende kwaliteitseisen. Het hof zal de resultaten van het technisch onderzoek dan ook voor het bewijs bezigen.
Het hof verwerpt derhalve het verweer.
Gelet op het voorgaande wordt door het hof ook het subsidiair en geheel voorwaardelijke verzoek van de raadsvrouw afgewezen, inhoudende om een deskundige te benoemen zodat het onderzoek alsnog met inachtneming van de wettelijke voorschriften kan worden uitgevoerd.
Meer subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat het enkele aantreffen van een dactyloscopisch spoor onvoldoende is voor een bewezenverklaring.
Naar het oordeel van het hof is de locatie van het aangetroffen spoor (op de eerste etage) en het tijdstip waarop het spoor is gezet (toen de verf nog nat was hetgeen blijkens de aangifte het geval was op 9 november bij het verlaten van de woning door de aangever) in combinatie met het ontbreken van een verklaring van de verdachte voor het aantreffen van het spoor op die plaats en tijd voldoende om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde te komen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op: