In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van het telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De feiten vonden plaats tussen 1 februari 2011 en 24 juni 2011, waarbij de verdachte samen met een ander in een pand in 's-Gravenhage hennepplanten teelde en elektriciteit wegnam van Stedin Netbeheer B.V. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. De verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 9 september 2013 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord en de argumenten van de verdediging overwogen. De verdediging stelde dat de politie onrechtmatig de woning van de verdachte was binnengetreden op basis van een anonieme melding, zonder dat er voldoende bewijs was voor een redelijk vermoeden van overtreding van de Opiumwet. Het hof oordeelde echter dat de melding, in combinatie met de bevindingen van de verbalisant, voldoende grondslag bood voor de rechtmatigheid van de binnentreding.
Het hof heeft de verdachte uiteindelijk schuldig bevonden aan beide tenlastegelegde feiten. De straf werd vastgesteld op een taakstraf van 120 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren werd verricht. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, en oordeelde dat de opgelegde straf een passende reactie vormde op de gepleegde feiten. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd en het hof deed opnieuw recht.