ECLI:NL:GHDHA:2013:4567

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2013
Publicatiedatum
4 december 2013
Zaaknummer
22-001392-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor telen en voorhanden hebben van hennep en vuurwapens

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte was beschuldigd van het telen en aanwezig hebben van hennep, evenals het voorhanden hebben van een schietklaar vuurwapen, munitie en een geluidsdemper. De feiten vonden plaats in de periode van 1 september 2011 tot en met 24 november 2011 in Capelle aan den IJssel. De verdachte werd op 24 november 2011 aangehouden na een politie-inval in zijn woning, waar een hennepkwekerij met 152 hennepplanten werd aangetroffen, evenals een vuurwapen en munitie. Het hof oordeelde dat de aanhouding en het binnentreden rechtmatig waren, ondanks de verdediging die stelde dat er onvoldoende aanwijzingen waren voor een overtreding van de Opiumwet. Het hof achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf van vijf maanden op, met aftrek van voorarrest. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten, met name het gevaar dat uitgaat van het voorhanden hebben van vuurwapens en de schadelijke effecten van hennep op de samenleving. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte strafbaar verklaarde voor de bewezen feiten.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-001392-12
Parketnummer: 10-663076-11
Datum uitspraak: 8 augustus 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 12 maart 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1959,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 25 juli 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2011 tot en met 23 november 2011 te Capelle aan den IJssel (in een pand aan de [adres]) een of meerma(a)l(en) (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, (telkens) een hoeveelhe(i)d(en) van (in totaal) ongeveer één honderd en twee en vijftig(152), althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 24 november 2011 te Capelle aan den IJssel (in een pand aan de [adres]) opzettelijk aanwezig heeft gehad , (een) hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 152 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 24 november 2011 te Capelle aan den IJssel - een wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die Wet in de vorm van een pistool van het merk Beretta, model 70, kaliber 7.65 mm, voorhanden heeft gehad en/of
- munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 Categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten 19 stuks kogelpatronen kaliber 7.65 mm, voorhanden heeft gehad;
4.
dat hij op of omstreeks 24 november 2011 te Capelle aan den IJssel (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een geluidsdemper voor een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 september 2011 tot en met 23 november 2011 te Capelle aan den IJssel in een pand aan de [adres] opzettelijk heeft geteeld een hoeveelheid van in totaal hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op 24 november 2011 te Capelle aan den IJssel in een pand aan de [adres] opzettelijk aanwezig heeft gehad , een hoeveelheid van in totaal 152 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij op 24 november 2011 te Capelle aan den IJssel - een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die Wet in de vorm van een pistool van het merk Beretta, model 70, kaliber 7.65 mm, voorhanden heeft gehad en
- munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 Categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten 19 stuks kogelpatronen, voorhanden heeft gehad;
4.
dat hij op 24 november 2011 te Capelle aan den IJssel een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een geluidsdemper voor een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere overwegingen

Rechtmatigheid binnentreden

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat er onvoldoende objectieve aanwijzingen waren dat de woning aan de [adres] te Capelle aan den IJssel een plaats was waar redelijkerwijze vermoed kon worden dat daar een overtreding van de Opiumwet werd gepleegd. Het binnentreden op grond van de Opiumwet was derhalve onrechtmatig en er is derhalve sprake geweest van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek. De nadien aangetroffen hennepplanten, het pistool, de munitie en de geluidsdemper behoren op voet van 359a van het Wetboek van Strafvordering dienen dan ook te worden uitgesloten van het bewijs. Eén en ander overeenkomstig de door de raadsvrouw overgelegde pleitnota.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
In het dossier bevindt zich een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van de politie Rotterdam - Rijnmond d.d. 24 november 2011 (proces-verbaalnummer PL17F0 2011351547-5, ongenummerd) waarin onder meer is opgenomen:
“Op donderdag 24 november 2011 omstreeks 14:35 uur waren wij, verbalisanten ter plaatse aan de [adres] te Capelle aan den IJssel. Naar aanleiding van een melding van de woningstichting, omstreeks begin oktober 2011, vond er door mij, verbalisant [naam], op woensdag 23 november 2011 tezamen met een medewerker van Stedin, een warmtemeting plaats op genoemd adres. Op deze warmtemeting zag ik dat het gehele woonblok een normale kleur had. Bij de woning van bovengenoemd adres, kleurde alles van de bovenverdieping, van genoemde woning, rood. De rode kleur houdt in dat dit gedeelte van de woning extreem veel warmte afgeeft.”
De verbalisanten zijn vervolgens voorzien van een machtiging tot binnentreden op grond van artikel 9 van de Opiumwet binnengetreden in de woning aan de [adres] te Capelle aan den IJssel. In de woning troffen zij een in werking zijnde hennepkwekerij bestaande uit 152 hennepplanten, een vuurwapen, munitie en een geluidsdemper aan.
Het hof is van oordeel dat de warmtemeting, in combinatie met de melding van woningstichting, een redelijk vermoeden opleverden dat er in de woning aan de [adres] te Capelle aan den IJssel sprake was van overtreding van de Opiumwet. Dat zich in het dossier geen rapportage van de warmtemeting bevindt, kan aan dat oordeel niet afdoen. Het ontstane redelijk vermoeden leverde vervolgens voldoende grond op om op basis van artikel 9 van de Opiumwet rechtmatig deze woning binnen te treden. Nu rechtmatig in de woning is binnengetreden, is ook het resultaat van het binnentreden – de aangetroffen hennep(kwekerij), het vuurwapen, de munitie en de geluidsdemper - rechtmatig verkregen en bruikbaar voor het bewijs.
Het hof verwerpt het verweer.

Rechtmatigheid aanhouding

Anders dan de politierechter, en overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat de aanhouding van de verdachte in het onderhavige geval niet onrechtmatig is geschied. In eerdergenoemd proces-verbaal van bevindingen staat geverbaliseerd dat de verbalisanten die dag omstreeks 15.13 uur de woning aan de [adres] betraden en toen de hennepkwekerij aantroffen. Voorts staat in dat proces-verbaal dat de verdachte omstreeks 16:30 uur aan kwam lopen en dat hij de vraag van de verbalisanten of hij in de woning woonde met ‘ja’ beantwoordde. De verdachte is vervolgens aangehouden ter zake van overtreding van de Opiumwet. Nu de verdachte kort na de ontdekking van strafbare feiten is aangehouden was er naar ’s hofs oordeel sprake van een aanhouding op heterdaad als bedoeld in artikel 53, eerste lid, juncto artikel 128 van het Wetboek van Strafvordering en was die aanhouding derhalve rechtmatig.

Voorhanden hebben

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat haar cliënt het vuurwapen, de munitie en de geluidsdemper voorhanden heeft gehad en dat evenmin uit het dossier kan worden afgeleid dat haar cliënt wetenschap had van de hennepkwekerij. Eén en ander overeenkomstig de door de raadsvrouw overgelegde pleitnota.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
De verdachte heeft zich zowel bij politie, als ter terechtzitting in eerste aanleg als ter terechtzitting in hoger beroep op zijn zwijgrecht beroepen. Wel heeft de verdachte op 27 november 2011 tegenover de politie verklaard dat hij alleen woonde in de woning aan de [adres] te Capelle aan den IJssel. Uit de zich in het dossier bevindende stukken blijkt dat de verbalisanten die op 24 november 2011 die woning aan de [adres] betraden in drie verschillende kamers op de eerste etage een hennepkwekerij met bijhorende apparatuur aantroffen. Tevens roken zij een wietlucht. Voorts zagen andere verbalisanten een plastic tasje op de tafel in woonkamer liggen. Dit tasje stond open en in dit tasje bevond zich een vuurwapen, munitie en een geluidsdemper, hetgeen voor de verbalisanten ook zichtbaar was.
De verdediging heeft geen alternatief scenario voor de aanwezigheid van die goederen in verdachtes woning naar voren gebracht. Nu de verdachte naar eigen zeggen de enige persoon was die in woning aan de [adres] woonachtig was en evenmin zijdens de verdediging een alternatief scenario voor de aanwezigheid van de aangetroffen goederen naar voren is gebracht, kan
- daarbij de bevindingen van de verbalisanten in aanmerking nemende - niet worden gezegd dat de verdachte geen wetenschap had van de hennepkwekerij. Evenmin kan, gelet op het vorenoverwogene, worden gesteld dat niet aan de drie – voor het bestanddeel “voorhanden hebben” – veronderstelde en door de raadsvrouw aangevoerde factoren is voldaan. Het hof verwerpt het verweer.

Overig

Ten aanzien van de overige, door de raadsvrouw gevoerde verweren, overweegt het hof dat de weerlegging daarvan in de door het hof gebezigde bewijsmiddelen besloten ligt.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

en

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:

Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan het telen en aanwezig hebben van hennep. Dit betreft een ernstig feit. Hennep is voor de gezondheid van de gebruikers een schadelijke stof. Het gebruik van hennep is ook bezwarend voor de samenleving, niet alleen uit een oogpunt van volksgezondheid, maar ook vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit. Voorts heeft de verdachte zich op bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een schietklaar vuurwapen, bijbehorende munitie en een geluidsdemper. Ongecontroleerd van dergelijke wapens en munitie brengt een gevaar voor de veiligheid van anderen met zich en veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Vuurwapens worden daarnaast in toenemende mate gebruikt bij het plegen van strafbare feiten. Daarom dient hiertegen streng te worden opgetreden.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 juli 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals eerder opgelegd door de politierechter een passende en geboden reactie vormt. Hetgeen door en namens de verdachte is aangevoerd met betrekking tot zijn persoonlijke omstandigheden heeft het hof niet tot een ander oordeel gebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Knobbout, mr. A. Kuijer en mr. H. van den Heuvel, in bijzijn van de griffier mr. R.W. van Zanten.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 augustus 2013.
Mr. A. Kuijer, mr. H. van den Heuvel en mr. R.W. van Zanten zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.