ECLI:NL:GHDHA:2013:4462

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 oktober 2013
Publicatiedatum
22 november 2013
Zaaknummer
200.123.733.01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Husson
  • A. Kamminga
  • M. Zwagemaker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling van kinderalimentatie en draagkracht in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag op 9 oktober 2013, gaat het om de herbeoordeling van de kinderalimentatie en de draagkracht van de ouders in hoger beroep. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.S. Odink, heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 7 februari 2013, die op 12 maart 2013 is verbeterd. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.N.G.N.H. Brech, heeft een verweerschrift ingediend en tevens incidenteel appel ingesteld. De zaak betreft de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind, geboren in 2002.

Tijdens de zitting op 29 augustus 2013 is de financiële situatie van beide ouders besproken. De vader heeft aangegeven dat zijn nieuwe partner per 5 juni 2013 geen WW-uitkering meer ontvangt en dat hij daardoor alle kosten van de huishouding en de aflossing van schulden zelf moet dragen. Het hof heeft vastgesteld dat de vader vanaf 1 juni 2013 onvoldoende draagkracht heeft om een bijdrage te leveren aan de kinderalimentatie, en heeft daarom de alimentatie met ingang van die datum op nihil gesteld.

Voor de periode tot 1 juni 2013 heeft het hof de draagkracht van beide ouders beoordeeld. Het hof concludeert dat de rechtbank de draagkracht van de moeder correct heeft berekend, maar dat de vader's draagkracht lager is dan eerder vastgesteld. De vader kan maximaal € 43,- per maand bijdragen aan de kinderalimentatie voor de periode van 16 juli 2012 tot 1 juni 2013. De ingangsdatum van de alimentatie blijft ongewijzigd op 16 juli 2012. De beslissing van het hof houdt ook rekening met de terugbetaling van eerder betaalde bedragen door de vader aan de moeder, waarbij een bedrag van € 750,- als geconsumeerd wordt beschouwd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 9 oktober 2013
Zaaknummer : 200.123.773.01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 12-5359
Zaaknummer rechtbank : 423520
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M.S. Odink te Den Haag,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster, tevens incidenteel verzoekster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M.N.G.N.H. Brech te Den Haag.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vader is op 14 maart 2013 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 7 februari 2013 van de rechtbank Den Haag, welke bij beschikking van 12 maart 2013 is verbeterd.
De moeder heeft op 24 mei 2013 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.
De vader heeft op 4 juli 2013 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vader:
- op 27 maart 2013 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
- op 19 augustus 2013 gefaxt V-formulier met bijlagen, op diezelfde datum ingekomen als V-formulier met bijlagen;
van de zijde van de moeder:
- op 19 augustus 2013 een faxbericht van diezelfde datum met bijlagen, op diezelfde datum ingekomen als brief met bijlagen.
De zaak is op 29 augustus 2013 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
De advocaat van de vader heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking en naar de verbetering daarvan bij beschikking van 12 maart 2013.
Bij de bestreden beschikking, in samenhang met genoemde beschikking van 12 maart 2013 is, voor zover in hoger beroep van belang en uitvoerbaar bij voorraad,:
- de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige[minderjarige], geboren [in] 2002 te [geboorteplaats] (hierna: de minderjarige), met ingang 12 maart 2013 telkens bij vooruitbetaling te voldoen:
 van 16 juli 2012 tot 20 november 2012 op € 165,- per maand bepaald, en
 met ingang van 20 november 2012 op € 237,- per maand bepaald;
- Voorts is bepaald dat de minderjarige bij de vader zal zijn:
 in de periode van 18 november 2012 tot en met 31 december 2012: een zaterdag in de veertien dagen en op tweede kerstdag;
 in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 januari 2013: elke zaterdag;
 met ingang van 1 februari 2013: elke week van woensdag uit school tot en met donderdag naar school en een weekend in de veertien dagen van zaterdag 10:00 uur tot zondag 17:00 uur, welke regeling bij een goed verloop in onderling overleg zal worden uitgebreid;
 vanaf maart 2013
voortsde helft van de vakanties en feestdagen als deze regeling goed verloopt.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.

BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP

1.
In geschil is de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna ook: kinderalimentatie) van de minderjarige. Voorts is in geschil de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling).
2.
De vader verzoekt het hof (naar het hof begrijpt) de bestreden beschikking te vernietigen en zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, opnieuw beschikkende, het verzoek van de moeder tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarige met ingang van de datum indiening verzoekschrift alsnog af te wijzen, althans een bijdrage en ingangsdatum vast te stellen die het hof juist acht. Ten aanzien van het incidenteel appel van de moeder verzoekt de vader het hof dit verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking voor zover het grief I in incidenteel appel van de moeder betreft, te bekrachtigen.
3.
De moeder verweert zich daartegen en verzoekt het hof het hoger beroep van de vader te verwerpen. In incidenteel hoger beroep verzoekt de moeder het hof haar inleidend verzoek alsnog toe te wijzen.
4.
Het hof overweegt als volgt.
Kinderalimentatie met ingang van 1 juni 2013
5.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de aanspraak op een WW-uitkering van de nieuwe partner van de vader met ingang van 5 juni 2013 zal worden beëindigd. Ter zitting heeft de vader desgevraagd verklaard dat zijn partner, vanwege de hoogte van zijn salaris, net niet in aanmerking komt voor een bijstandsuitkering, zodat de vader met ingang van 5 juni 2013 alle kosten van de huishouding en de aflossing van de schulden, waaronder gezamenlijke schulden van de vader en de moeder, volledig voor zijn rekening zal moeten nemen. Ter zitting heeft de vader voorts onweersproken gesteld dat zijn nieuwe partner wel solliciteert, maar zonder succes. Gelet op het voorgaande acht het hof voldoende aannemelijk dat de vader met ingang van voornoemde datum onvoldoende draagkracht heeft om enige bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarige te doen. Het hof zal de door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie derhalve met ingang van 1 juni 2013 op nihil stellen en de bestreden beschikking in zoverre vernietigen.
6.
Gelet op het voorgaande behoeft hetgeen voor het overige over en weer is aangevoerd ten aanzien van de draagkracht van partijen met betrekking tot de periode met ingang van 1 juni 2013 geen bespreking meer.
Kinderalimentatie tot 1 juni 2013
7.
Partijen hebben over en weer betoogd dat de rechtbank de draagkracht van de wederpartij te laag heeft becijferd. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat partijen beiden schulden hadden af te lossen in de periode tot 1 juni 2013. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat bij de berekening van de draagkracht van partijen aan beide zijden rekening dient te worden gehouden met alle betalingen op bestaande schulden.
8.
Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank de draagkracht van de moeder juist becijferd. Het hof acht het redelijk rekening te houden met de maandelijkse betalingen van €  240,- voor een lening voor een auto, nu de moeder (ook) ’s nachts werkt en onweersproken heeft gesteld dat zij zonder auto niet op haar werk kan komen. Gezien hetgeen hierboven is overwogen omtrent de periode na 1 juni 2013 behoeft de omstandigheid dat deze lening in juli 2013 is afgelost geen behandeling. Het hof houdt ook rekening met de andere schulden van de moeder. Het hof gaat derhalve ook uit van een draagkracht van € 122,- per maand aan de zijde van de moeder.
9.
Anders dan de rechtbank houdt het hof bij de berekening van de draagkracht van de vader rekening met alle bestaande schulden van de vader. Het hof acht tegen die achtergrond de draagkrachtberekening die de vader heeft overgelegd, rekening houdend met een verdeling van de kosten van de huishouding en de aflossing van de schulden in de verhouding 70% - 30% tussen de vader en zijn nieuwe partner, redelijk. Het hof betrekt daarbij dat uit de overgelegde stukken is gebleken en door de moeder onvoldoende is betwist dat de vader de aflossing van de schulden die zijn ontstaan in de periode dat partijen nog samenwoonden voor het grootste deel voor zijn rekening neemt. Tegen die achtergrond acht het hof het in onderhavig geval gezien de geringe hoogte van het inkomen van de nieuwe partner van de vader redelijk dat deze kosten tussen de vader en zijn nieuwe partner in de verhouding 70% - 30% worden verdeeld. Het hof zal van deze draagkrachtberekening uitgaan, met dien verstande dat het hof bij de berekening ook rekening zal houden met omgangskosten van € 40,- per maand, nu namens de moeder ter zitting naar voren is gebracht dat zij het redelijk acht met dit bedrag rekening te houden, ondanks dat er sinds april 2013 geen omgang meer plaatsvindt, met het oog op het in de toekomst weer plaatsvinden van omgang tussen de vader en de minderjarige. Het hof becijfert dusdoende de draagkracht van de vader over de periode tot 1 juni 2013 op € 130,- per maand. Nu de vader hertrouwd is, komen naast de minderjarige nog twee kinderen te zijnen laste. Het hof acht voldoende aangetoond dat de oudste zoon van zijn partner nog immer behoefte heeft aan een bijdrage in zijn kosten voor studie en levensonderhoud. Derhalve bedraagt de maximale bijdrage van de vader voor de minderjarige (een derde van € 130,-) ofwel afgerond € 43,-.
Ingangsdatum
10.
Het hof ziet, mede in het licht van de verlaging van de door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie, geen aanleiding de door de rechtbank bepaalde ingangsdatum - 16 juli 2012, zijnde de datum van de indiening van het inleidend verzoek - te wijzigen.
Terugbetaling
11.
Ter zitting is gebleken dat de moeder de beslissing van de rechtbank ten uitvoer heeft doen leggen. Van hetgeen de vader op grond van de bestreden beschikking heeft betaald heeft de moeder een bedrag van ongeveer € 750,- opzij gezet met het oog op een mogelijk andere uitkomst in hoger beroep. Het hof zal daarom bepalen dat voor zover het door de vrouw verhaalde de uitkomst van onderhavig beroep overstijgt dit meerdere als geconsumeerd heeft te gelden, maar slechts voor zover dit meerdere meergenoemd bedrag van € 750,- overstijgt.
12.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover het betreft de daarin bepaalde door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de verzorging en opvoeding van de minderjarige[minderjarige], geboren [in] 2002 te [geboorteplaats] en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarige met ingang van 16 juli 2012 tot 1 juni 2013 op € 43,- per maand;
bepaalt de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarige met ingang van 1 juni 2013 op nihil;
bepaalt dat hetgeen is betaald of verhaald door de vrouw niet behoeft te worden terugbetaald voor zover het verschil daarvan genoemd bedrag van € 750,- te boven gaat;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Husson, Kamminga en Zwagemaker, bijgestaan door mr. Rasmijn als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 oktober 2013.