Door de man zijn onder meer de navolgende feiten naar voren gebracht:
- beide partijen waren erg jong toe ze trouwde. Hij was 23 jaar;
- hij was geen jurist maar hofmeester;
- het doel van de huwelijkse voorwaarden was het voorkomen van verhaal van schuldeisers indien de man een eigen bedrijf zou starten;
- partijen zaten op 19 november 1973, een dag voor de huwelijksvoltrekking, tegenover notaris Visser te Amsterdam;
- de notaris had een standaardovereenkomst van huwelijkse voorwaarden uit de kast getrokken waarbij iedere gemeenschap van goederen werd uitgesloten en waarbij de man alle lasten van het huwelijk voor zijn rekening nam;
- zoals blijkt uit de staat van aanbrengsten zijn partijen ieder met een min of meer gelijk vermogen in het huwelijk gestapt;
- de notaris heeft hem niet gewezen op de gevolgen van de koude uitsluiting;
- als hij de gegroeide wanverhouding tussen het vermogen van de vrouw en zijn vermogen zou hebben geweten, zou hij de koude uitsluiting niet hebben geaccepteerd. De man heeft gedwaald door deze verkeerde voorstelling van zaken;
- bij de notaris heeft de man niet beseft en niet kunnen voorstellen dat het huwelijk tussen hem en zijn aanstaande echtgenote in 2012, bijna 40 jaar later, door echtscheiding zou eindigen;
- de maatstaven van redelijkheid en billijkheid brengen mee dat de vrouw van dat op haar eigen rekeningen gespaarde en niet met de man verrekende geld een bedrag van € 450.000,- althans een naar redelijkheid en billijkheid vast te stellen bedrag aan de man dient te vergoeden. Hij zou dan na verkoop van de echtelijke woning aan de verdeling een bedrag van circa € 700.000,- overhouden en de vrouw een bedrag van circa € 1.250.000,-;
- de man heeft bijna veertig jaar lang alle lasten van de echtelijke woning voor zijn rekening genomen en zou op die manier een redelijke compensatie krijgen waarmee de gevolgen van de niet gewilde koude uitsluiting ongedaan zou worden gemaakt;
- het verschil tussen de vermogenstoestand van de man en de vrouw aan het einde van het huwelijk is zodanig disproportioneel te noemen dat de vrouw naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverkorte handhaving van de koude uitsluiting niet mag verwachten.