ECLI:NL:GHDHA:2013:4391

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2013
Publicatiedatum
18 november 2013
Zaaknummer
200.124.084-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ouderschapsonderzoek gelast in geschil over de hoofdverblijfplaats van de minderjarige, tengevolge van een voorgenomen verhuizing van één van de ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van een minderjarige. De moeder, die in hoger beroep was gekomen van een beschikking van de kinderrechter, verzocht het hof om vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing naar Soest met de minderjarige. De vader, die het verzoek van de moeder betwistte, heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem te vestigen. De zaak is behandeld op 18 september 2013, waarbij de raad voor de kinderbescherming niet aanwezig was. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag over de minderjarige uitoefenen en dat er een zorgregeling is vastgesteld. De moeder heeft aangegeven dat de huidige zorgregeling te belastend is voor de minderjarige en dat zij een sociaal netwerk in Soest heeft, wat in het belang van de minderjarige zou zijn.

Het hof heeft echter geoordeeld dat het onvoldoende voorgelicht is om een beslissing te nemen over de verzoeken van de ouders. Daarom heeft het hof besloten een deskundige te benoemen om een ouderschapsonderzoek uit te voeren. Dit onderzoek moet inzicht geven in de relatie tussen de ouders, de minderjarige en de gevolgen van de verhuizing voor de zorgregeling. De deskundige, mevrouw drs. O.B. Koppens, is benoemd om dit onderzoek uit te voeren. Het hof heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot 28 december 2013, zodat het onderzoek kan plaatsvinden. De kosten van het onderzoek worden gedeeld door beide ouders, waarbij de moeder op basis van een toevoeging procedeert. De vader moet zijn deel van de kosten binnen twee weken na de beschikking voldoen. Het hof heeft verder bepaald dat de deskundige haar rapport aan het hof moet indienen, waarin zij de door het hof gestelde vragen beantwoordt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 16 oktober 2013
Zaaknummer : 200.124.084/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 12-6937
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoekster, tevens incidenteel verweerster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. A.G. de Jong te Den Haag,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerder, tevens incidenteel verzoeker, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. drs. E.J. Kim-Meijer te Den Haag.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming te Den Haag,
hierna te noemen: de raad.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De moeder is op 15 maart 2013 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 17 december 2012 van de kinderrechter in de rechtbank ’s-Gravenhage.
De vader heeft op 14 mei 2013 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
De moeder heeft op 27 juni 2013 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.
Van de zijde van de moeder is bij het hof op 6 september 2013 een brief van diezelfde datum met bijlagen ingekomen.
Van de zijde van de vader is bij het hof op 6 september 2013 een brief van diezelfde datum met bijlagen ingekomen.
De zaak is op 18 september 2013 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
De raad is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De advocaten van partijen hebben ter zitting pleitnotities overgelegd.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is, voor zover in hoger beroep van belang, bepaald dat de hierna te noemen minderjarige de hoofdverblijfplaats zal hebben bij de moeder. Voorts is bepaald, ter vaststelling van de regeling inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag, dat de minderjarige in het kader van de vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, bij de vader zal zijn:
  • elke week van dinsdag tot en met donderdag 19.30 uur, waarbij de vader de minderjarige op dinsdag en woensdag op een door hem gewenst tijdstip ophaalt van de kinderopvang en op donderdag om 19.30 uur bij de moeder terugbrengt;
  • in de even weken van vrijdag 17.30 uur tot en met zondag 17.30 uur, waarbij de vader de minderjarige op vrijdag om 17.30 uur bij de moeder ophaalt en op zondag om 17.30 uur bij de moeder terugbrengt.
Voorts is bepaald dat:
  • de minderjarige in de zomervakantie gedurende twee weken met iedere ouder op vakantie gaat, en dat de minderjarige tussen beide vakanties één week thuis bij de moeder dan wel de vader is, in onderling overleg te bepalen;
  • de minderjarige in de kerstvakantie wisselend eerste kerstdag, dan wel tweede kerstdag bij de vader is, tijdens Oude en nieuw het ene jaar bij de vader en het andere jaar bij de moeder is, met verdeling van de overige vakantiedagen in onderling overleg, zodat er de minst mogelijk wisselingen hoeven plaats te vinden en iedere ouder de minderjarige gedurende een volle week bij zicht heeft;
  • de minderjarige in de vakanties die twee weken duren, de ene week bij de vader en de andere week bij de moeder is;
  • vakanties die een week duren, bij helfte worden verdeeld;
  • de minderjarige, wanneer zij met de ene ouder op vakantie is, eenmaal per drie dagen tussen 19.00 uur en 19.30 uur telefonisch, dan wel Skype contact mag hebben met de andere ouder.
De beschikking is voor zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het verzoek van de moeder om aan haar vervangende toestemming te verlenen om met Brynn naar Soest te verhuizen is afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast:
De moeder en de vader hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit de moeder is op [in] 2010 te [geboorteplaats] geboren [de minderjarige], hierna te noemen: de minderjarige. De vader en de moeder oefenen gezamenlijk het gezag over de minderjarige uit.

BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP

1.
In geschil zijn:
- de verlening van vervangende toestemming tot verhuizing van de moeder met de minderjarige naar Soest;
- de toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken (hierna ook: de zorgregeling).
2.
De moeder verzoekt het hof, na wijziging, de bestreden beschikking wat betreft de afwijzing van het verzoek tot vervangende toestemming te verlenen aan de vrouw om naar Soest te verhuizen en de vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met uitzondering van de vakantieregeling, te vernietigen en, uitvoerbaar bij voorraad, opnieuw beschikkende:
aan de moeder vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarige naar Soest te verhuizen;
II. een zorgregeling vast te stellen tussen de minderjarige en de vader:
a. voor het geval het hof vervangende toestemming verleent aan de moeder om naar Soest te verhuizen:
- zo lang de minderjarige nog niet naar school gaat, haalt de vader de minderjarige iedere woensdag na zijn werk op bij de moeder om 17.30 uur. Vervolgens blijft de minderjarige bij de vader tot donderdagavond 19.00 uur, wanneer de vader de minderjarige terugbrengt naar de moeder. Daarnaast is de minderjarige eens per veertien dagen van vrijdagmiddag17.30 uur tot zondagavond 19.00 uur bij de vader;
- vanaf het moment dat de minderjarige naar school gaat, is de minderjarige eens per veertien dagen bij de vader vanaf vrijdagmiddag15.00 uur tot zondagavond 19.00 uur, dan wel tot maandagochtend wanneer de vader de minderjarige van school haalt en naar school brengt;
b. voor het geval het hof het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming afwijst:
- zo lang de minderjarige nog niet naar school gaat, haalt de vader de minderjarige iedere woensdag na zijn werk op bij de moeder om 17.30 uur. Vervolgens blijft de minderjarige bij de vader tot donderdagavond 19.00 uur, wanneer de vader de minderjarige terugbrengt naar de moeder. Daarnaast is de minderjarige eens per veertien dagen van woensdag 17.30 uur tot zondagavond 17.30 uur bij de vader;
- vanaf het moment dat de minderjarige naar school gaat, is de minderjarige een per veertien dagen bij de vader vanaf vrijdagmiddag17.30 uur tot zondagavond 19.00 uur;
III. de bestreden beschikking voor het overige te bekrachtigen.
3.
De vader verweert zich daartegen en verzoekt het hof, uitvoerbaar bij voorraad, alle verzoeken van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking voor het overige te bekrachtigen, met uitzondering van de toewijzing van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de moeder. In incidenteel hoger beroep verzoekt de vader het hof vervangende toestemming te verlenen om de minderjarige op de [basisschool in] Leidschendam in te schrijven per datum te wijzen beschikking.
4.
De moeder verweert zich daartegen en verzoekt het hof, uitvoerbaar bij voorraad, het incidenteel hoger beroep van de vader niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel het incidenteel hoger beroep van de vader af te wijzen.
Deskundigenonderzoek
5.
Het hof overweegt als volgt. De minderjarige heeft net de leeftijd van drie jaren bereikt. Zij heeft anderhalf jaar met beide ouders samengewoond. Daarna is de minderjarige bij de moeder gebleven in Leiden en is er een uitgebreide zorgregeling vastgesteld met de vader, die met zijn huidige partner woonachtig is in Leidschendam. Binnenkort verwachten zij gezinsuitbreiding. De huidige zorgregeling leidt er toe dat er gedurende twee weken zes wisselmomenten zijn. Dit is naar de mening van de moeder te belastend voor de minderjarige.
6.
Thans wenst de moeder met de minderjarige te verhuizen naar Soest, waar haar familie en vrienden wonen. De moeder beschikt in Leiden niet over een sociaal netwerk en voelt zich daar alleen. Dit heeft zijn weerslag op de minderjarige. Zij verzoekt daarom vervangende toestemming tot verhuizing naar Soest. Als verhuizing van de minderjarige niet tot de mogelijkheden behoort, wenst de moeder de huidige zorgregeling aan te passen.
De vader kan zich niet verenigen met de stellingen van de moeder. Hij is van mening dat de verhuizing niet in het belang is van de minderjarige. De verhuizing is niet doordacht en doorkruist de co-ouderschapsregeling, zoals de ouders zijn overeengekomen. Het contact van de minderjarige met haar vader wordt erg gereduceerd en doet geen recht aan de sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarige. De vader verzoekt dan ook dat de minderjarige bij hem komt wonen. De vader meent dat hij voldoende in staat is voltijds voor de minderjarige te zorgen en haar de rust, veiligheid en stabiliteit te bieden die zij nodig heeft.
7.
Het hof acht zich, in een zaak als de onderhavige waarin een oordeel wordt verzocht over de verblijfplaats van de minderjarige bij de moeder in Soest dan wel in Leiden dan wel bij de vader in Leidschendam en - in beginsel - beide ouders in staat zijn de minderjarige op te voeden en te verzorgen, onvoldoende voorgelicht om te kunnen beslissen op de verzoeken van de ouders. Ter zitting is ook gebleken dat de ouders zich nog onvoldoende tezamen hebben verdiept in de betekenis van hetgeen de een vraagt en hetgeen de ander vraagt en wat de consequentie van het een en ander is voor het vangnet van de minderjarige in het geval de rechter uiteindelijk definitieve beslissingen in deze zaak te nemen heeft. Derhalve acht het hof het in het belang van de minderjarige noodzakelijk een deskundige te benoemen teneinde een ouderschapsonderzoek te doen plaatsvinden.
8.
Het hof wijst ieder der partijen op het belang om zich ten volle in te zetten. In dit verband wijst het hof op het niet-vrijblijvende karakter van dit deskundigenonderzoek dat zich aldus onderscheidt van hetgeen in het algemeen onder de term ‘mediation naast rechtspraak’ bekend is. Het hof wijst tot slot op het bepaalde in artikel 198, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) met toepassing waarvan het het hof vrij staat om aan de houding die een partij tijdens het ouderschap onverhoopt zou innemen, de gevolgen te verbinden die het hof geraden voorkomt.
9.
De hierna te noemen deskundige zal op grond van artikel 198, tweede lid Rv haar opdracht uitvoeren onder leiding van een raadsheer-commissaris. De deskundige kan zich, indien daartoe aanleiding is, met de raadsheer-commissaris verstaan omtrent het verloop en voortgang van het onderzoek.
Deskundige
10.
Het hof zal benoemen mevrouw drs. O.B. Koppens (orthopedagoge), kantoorhoudende aan de Weteringschans 261-A, 1017 XJ Amsterdam, bereikbaar onder telefoonnummer:
0203202118 of mobielnummer: 06 21870428, e-mailadres: o.koppens@koppensmediation.nl (hierna te noemen: de deskundige).
11.
De advocaat van de moeder dient de deskundige binnen 14 dagen nadat deze beschikking is gegeven te voorzien van afschriften van de processtukken.
Opdracht
12.
Het hof zal de behandeling van de zaak aanhouden tot 28 december 2013 pro forma, teneinde het onderzoek door de deskundige te laten plaatsvinden. Zij krijgt de opdracht onderzoek te verrichten naar de hierna te vermelden vragen. Het hof acht het wenselijk dat de deskundige de minderjarige in het onderzoek betrekt. De deskundige heeft zich bereid verklaard dit onderzoek op zich te nemen.
13.
Het hof wenst dat de deskundige bij het onderzoek de volgende vragen betrekt:
Hoe is de relatie van de ouders met elkaar, in het bijzonder: is er een patroon in de wijze waarop zij met elkaar omgaan herkenbaar en is deze omgang voor verbetering vatbaar?
Hoe is de relatie van de minderjarige met enerzijds de moeder respectievelijk de vader individueel en anderzijds beide ouders tezamen (het oudersysteem, met speciale aandacht voor hechting en loyaliteit)?
In hoeverre is ieder van de ouders in staat om bij de uitvoering van een zorg- en opvoedingsregeling rekening te houden met de behoeften van de minderjarige?
Welke zijn de pedagogische en affectieve mogelijkheden van respectievelijk de moeder en de vader?
Waaraan moet de opvoedingssituatie van de minderjarige voldoen, gelet op haar individuele behoeften?
In hoeverre zijn de ouders in staat elkaar ruimte te bieden voor zorg- en opvoedingstaken voor de minderjarige?
Wat betekent dit voor de zorg- en opvoedingsregeling voor de minderjarige met de ouder die de minderjarige niet dagelijks verzorgt?
Wat zijn de gevolgen van de verhuizing van de moeder naar Soest met de minderjarige voor de zorgregeling?
Wat zijn de gevolgen als de moeder zonder de minderjarige naar Soest verhuist en de minderjarige bij de vader komt te wonen?
Hoe dient zorgregeling met de vader er uit te zien als de moeder met de minderjarige in Leiden blijft wonen?
In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling en opvoeding van de minderjarige en de afdoening van het geschil?
14.
De deskundige dient het hof te rapporteren over het verloop en de resultaten van het onderzoek. Tevens dient zij de door het hof gestelde vragen te beantwoorden.
15.
De deskundige dient haar werkzaamheden te verrichten conform de voor haar geldende gedrags- en beroepsregels.
Communicatie
16.
Indien de advocaten en/of de deskundige vragen hebben over de procedure kunnen zij zich wenden tot mevrouw A.W.M. Verheijen, m.verheijen@rechtspraak.nl, te bereiken op telefoonnummer: 070-3811500.
Kosten deskundigenonderzoek
17.
Een volledig ouderschapsonderzoek zal aan kosten maximaal € 4.500,- inclusief BTW en verschotten bedragen. Ingeval het ouderschapsonderzoek voortijdig wordt afgebroken, dan wel binnen een bijzonder kort tijdsbestek wordt afgerond zal de deskundige haar kosten begroten op basis van haar uurtarief (€ 185,- exclusief BTW) en eventueel gemaakte onkosten.
18.
Het hof zal voorshands bepalen dat de kosten van het ouderschapsonderzoek bij helfte voor rekening van ieder der partijen zullen komen. Ieder der partijen zal de helft van het voorschot op de kosten, die voorlopig in totaal worden begroot op € 4.500,- inclusief omzetbelasting en verschotten, dienen te voldoen, met dien verstande dat, nu de moeder op basis van een toevoeging procedeert, haar aandeel in het voorschot door de griffier zal worden betaald en voorlopig in debet zal worden gesteld. De vader dient zijn deel van het voorschot te voldoen binnen twee weken na dagtekening van deze beschikking op de hierna aangegeven wijze.
19.
Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
houdt de behandeling aan tot
zaterdag 28 december 2013pro forma, ter fine als vermeld onder de rechtsoverweging 12:
beveelt een onderzoek door de deskundige teneinde aan het hof bericht uit te brengen omtrent de onder overweging 13 genoemde vragen;
benoemt als zodanig:
mevrouw drs. O.B. Koppens, voornoemd;
benoemt tot raadsheer-commissaris, onder wiens leiding het onderzoek zal plaatsvinden:
mr. C. van Nievelt, en bij diens afwezigheid: mr. C.A.R.M. van Leuven;
bepaalt dat de deskundige bij het verrichten van haar werkzaamheden naast de normen van haar beroepsgroep tevens de leidraad deskundigen in civiele zaken in acht dient te nemen;
bepaalt dat de deskundige haar werkzaamheden niet behoeft aan te vangen voordat:
de vader als voorschot op de nader te bepalen kosten van het deskundigenonderzoek een bedrag van € 2.250,- heeft gestort op bankrekeningnummer 56.99.90.580 ten name van Ministerie van Veiligheid en Justitie Arrondissement Den Haag 537, zulks onder vermelding: “voorschot deskundigen Gerechtshof Den Haag” alsmede de namen van partijen en het zaaknummer 200.124.084/01;
bepaalt dat de kosten van de deskundige, wat betreft de helft van de moeder, door de griffier zullen worden betaald en voorlopig ten laste van ’s Rijks kas zullen komen, een en ander met inachtneming van het hiervoor in rechtsoverweging 18 bepaalde;
bepaalt dat het voorschot van de vader uiterlijk op 30 oktober 2013 moet zijn voldaan. De griffier zal aan de deskundige mededeling doen van de ontvangst van het voorschot; de vader wordt verzocht een bewijs van zijn betaling aan de deskundige te doen toekomen;
bepaalt dat de deskundige schriftelijk haar bericht ter griffie van het hof, civiele sector, team familie (postbus 20302, 2500 EH Den Haag) zal deponeren. Uit dat bericht moet blijken:
dat de deskundige partijen in de gelegenheid heeft gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen waarvan de inhoud in het bericht vermeld dient te worden;
dat de deskundige, alvorens een definitief rapport op te maken, partijen een conceptrapport heeft doen toekomen en partijen daarbij in de gelegenheid heeft gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen, waarvan de inhoud in het definitieve bericht vermeld dient te worden;
bepaalt dat de deskundige tegelijk met dit bericht een declaratie van loon en kosten ter griffie zal indienen onder vermelding van de namen van partijen en het zaaknummer;
wijst partijen erop dat, indien zij schriftelijke opmerkingen aan de deskundige doen toekomen, zij daarvan terstond tevens een afschrift aan de wederpartij dienen te verstrekken;
bepaalt dat de advocaat van de moeder binnen twee weken na de datum van deze beschikking een afschrift van de processtukken ter beschikking van de deskundige zal stellen;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van deze beschikking aan de deskundige zal zenden;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. van Nievelt, van Leuven en van der Linden,
bijgestaan door mr. De Klerk als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 oktober 2013.