In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag op 8 november 2013, staat de hoogte van de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) centraal. De belanghebbende, [X] B.V., heeft een naheffingsaanslag van €532 ontvangen, die door de Inspecteur was vastgesteld op basis van een energie-efficiëntieklasse E, terwijl de belanghebbende stelt dat de juiste klasse D is. De rechtbank had eerder de naheffingsaanslag vernietigd en de BPM vastgesteld op €1.872, waarbij de Inspecteur werd veroordeeld tot restitutie van €135 plus wettelijke rente en de proceskosten van €874. De Inspecteur ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Tijdens de mondelinge behandeling op 27 september 2013 werd duidelijk dat de partijen het eens waren over de CO2-uitstoot van de auto, maar niet over het energielabel. De belanghebbende voerde aan dat het energielabel D moest zijn, terwijl de Inspecteur zich baseerde op het door de Dienst Wegverkeer vastgestelde energielabel E. De rechtbank oordeelde dat de vaststelling van het energielabel door de leverancier niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht kan worden aangemerkt, waardoor er geen bezwaar of beroep mogelijk is tegen deze vaststelling.
Het Hof oordeelde dat de Inspecteur niet de juiste rechtsopvatting hanteerde door uit te gaan van het energielabel E, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Het Hof stelde vast dat de bruto BPM niet €4.928, maar €4.528 bedraagt, en dat de verschuldigde BPM €1.872 is. De naheffingsaanslag werd vernietigd en de Inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op €1.416. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Inspecteur werd belast met het griffierecht van €478.