ECLI:NL:GHDHA:2013:3987

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2013
Publicatiedatum
28 oktober 2013
Zaaknummer
22-000893-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens gebrek aan bewijs voor geweldsdelicten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren voor twee geweldsdelicten. Het hof heeft de verdachte echter vrijgesproken, omdat er onvoldoende bewijs was om de feiten en omstandigheden eenduidig vast te stellen. De uitspraak is gedaan na onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de zitting in hoger beroep op 14 oktober 2013. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte van de ten laste gelegde feiten zou worden vrijgesproken, wat het hof heeft overgenomen.

De tenlastelegging betrof geweldpleging op 13 november 2011 in 's-Gravenhage, waarbij de verdachte samen met anderen openlijk geweld zou hebben gepleegd tegen twee slachtoffers. Het hof oordeelde dat de verklaringen en camerabeelden in het dossier niet voldoende waren om tot een bewezenverklaring te komen. Hierdoor kon de verdachte niet worden veroordeeld voor de hem ten laste gelegde feiten.

Daarnaast waren er vorderingen tot schadevergoeding ingediend door twee benadeelde partijen, die als gevolg van de geweldsdelicten schade hadden geleden. Aangezien de verdachte werd vrijgesproken, verklaarde het hof beide benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen tot schadevergoeding. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-000893-13
Parketnummer: 09-655028-12
Datum uitspraak: 28 oktober 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 11 februari 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
14 oktober 2013.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte van het onder 1 primair en subsidiair en 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis. Voorts is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partijen als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 13 november 2011 te 's-Gravenhage met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, aan het [straatnaam], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[slachtoffer 1] en/of
welk geweld bestond uit
het slaan/stompen op het (achter)hoofd en/of het slaan/stompen op/tegen het oog, althans in/tegen het gezicht;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 november 2011 te 's-Gravenhage opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer 1]), op/tegen het oog, alhans in/tegen het gezicht heeft gestompt/geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2:
hij op of omstreeks 13 november 2011 te 's-Gravenhage met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, aan het [straatnaam], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[slachtoffer 2],
welk geweld bestond uit
het slaan/stompen op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of in/tegen het gezicht krabben met de nagels en/of aan de haren trekken en/of het geven van een "knietje", althans schoppen/trappen in/tegen het gezicht.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Het hof is van oordeel dat op grond van de zich in het dossier bevindende verklaringen en camerabeelden, alsmede het verhandelde ter terechtzitting geen eenduidige vaststelling van de feiten en omstandigheden mogelijk is, zodat de verdachte van hetgeen hem onder 1 primair en subsidiair en 2 is ten laste gelegd - overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - behoort te worden vrijgesproken.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 1]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde tot een bedrag van € 417,91.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 417,91.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 2]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 ten laste gelegde tot een bedrag van € 352,90.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 352,90.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman,
mr. M.C.R. Derkx en mr. M.M. van der Nat, in bijzijn van de griffier mr. M.J.J. van den Broek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 oktober 2013.