In deze zaak gaat het om de vaststelling van de kinderalimentatie na een echtscheiding tussen de vader en de moeder van twee minderjarigen. De vader is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin de kinderalimentatie was vastgesteld op € 242,- per maand per kind. De moeder heeft incidenteel appel ingesteld en verzoekt om een verhoging van de alimentatie naar € 350,- per maand per kind. Het hof heeft de zaak op 15 augustus 2013 mondeling behandeld en de relevante stukken zijn in het dossier opgenomen.
Het hof overweegt dat de ingangsdatum van de kinderalimentatie samenvalt met de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, en dat de nieuwe richtlijn voor de vaststelling van kinderalimentatie, die op 1 april 2013 in werking is getreden, van toepassing is. De behoefte van de minderjarigen is vastgesteld op € 571,- per maand, wat neerkomt op € 286,- per kind. Het netto besteedbaar inkomen van de vader is vastgesteld op € 1.885,- per maand, en na het toepassen van de nieuwe richtlijn en de zorgkorting, komt de door de vader te betalen kinderalimentatie uit op € 137,- per kind per maand.
Het hof vernietigt de eerdere beschikking voor zover deze aan het oordeel van het hof onderworpen is en bepaalt de kinderalimentatie op € 137,- per maand per kind, met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing is genomen door de rechters Husson, Mink en Mertens-de Jong en is uitgesproken op 9 oktober 2013.